Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma VAN VUUREN V.O.F.,
[gedaagde 2]3.
[gedaagde 3]beiden wonende te [woonplaats],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 11 november 2016 en de daarin vermelde stukken.
2.De feiten
De winkel had een gemiddelde omzet van ongeveer € 230.000,- per week.
“(…)
- AH-Medium van 1.197m2 wvo.
- (…)
- Basisomzet: € 229.000 (2011) en € 225.000 (2012 wk 1-12)”
“De omzet van AH’s in vergelijkbare kernen varieert tussen de € 105-265k per week.
“(…) Ahold Real Estate & Construction – Location Strategy merkt uitdrukkelijk op dat het advies uitsluitend is gebaseerd op bovenstaande gegevens en aannames en dat hoewel het advies met grote zorgvuldigheid is opgesteld LS de juistheid en volledigheid van de gegevens niet garandeert en daarvoor ook geen aansprakelijkheid aanvaardt. Indien een of meer van de gegevens of aannames onvolledig blijken of bij nader inzien niet juist, de marktsituatie verandert en/of er wijzigingen optreden kan dit mogelijk tot gevolg hebben dat het bedoelde advies en de conclusie anders luiden. LS is niet aansprakelijk voor enige schade ten gevolg van het gebruik van dit advies, behoudens voor zover er sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van Ahold Real Estate & Construction. Tevens wijst LS de ondernemer erop dat het advies in eerste instantie opgesteld is voor intern gebruik en slechts dient ter informatie en dat de ondernemer te allen tijde gehouden is zelf onderzoek te verrichten naar de juistheid en volledigheid van de gegevens en aannames en de verstrekte informatie de ondernemer niet ontslaat van zijn verplichting om zelfstandig advies in te winnen bij een onafhankelijke adviseur.”
“(…)Inschatting Vestigingsanalyse.
- Bevolking met ondergemiddeld profiel (inkomensindex 97)
- Startomzet € 220.000 per week in jaar 1, dalend met € 20.000 in jaar 2 door relocatie AH [woonplaats].
“(…)* Omzetvisie: De huidige omzet van de winkel bedraagt ca. € 229k. In de LS notitie wordt uitgegaan van een omzet van € 220k na ombouw naar de AH formule (waarbij uitgegaan wordt van € 10k kannibalisatie op andere AH-winkels en € 20k verlies aan echte C-1000 klanten). (…) De inschatting van LS is een omzet verlies van € 20k bij de uitbreiding van [woonplaats] begin 2014. In het visie gesprek met Format heeft u nadrukkelijk gesteld dat de omzet € 250k gaat worden. Dit betekent een bijna 15% hogere omzet dan door LS afgegeven en deze € 30k omzet zal dan weggehaald moeten worden bij de Aldi en MCD.>>>>> Reactie: wij houden van uitdagingen maar vragen ons nadrukkelijk af of bij de gegeven parkeer situatie (het is nog maar de vraag of de uitbreiding van het parkeren gerealiseerd kan worden), infrastructuur in het dorp en de zekere afvloeiing dit een realistische doelstelling is. (…)
“(…) LTP- Er is nog geen nieuwe lange termijn planning (LTP) door Ahold opgesteld.(…)- [gedaagde 2] en [gedaagde 3] maken zich zorgen over de omzet gezien de ervaringen van omgebouwde collega ondernemers. Tegenvallende omzet zorgt direct voor een tegenvallende cashflow. Ahold maakt zich over deze winkel weinig zorgen: de winkel ligt in een gesloten markt met een typisch Albert Heijn publiek. De heer [A.] gaat deze zorg toch intern bespreken om te kijken wat de opties zijn om deze zorg weg te nemen. (…)”Vervolg(…)- De aangepaste LTP zal binnen 4 weken worden opgeleverd. (…)”
“(…) Overwegingen
zij het renteloos, terugbetaald moet worden indien de jaaromzet van de franchisenemer binnen drie jaar na de formulewijziging gelijk of hoger is dan de in het LTP opgenomen jaaromzet van jaar 3).
3.De vordering
I.
a. (primair) onrechtmatige daad:
1. verklaart voor recht dat AHF onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagden];
2. verklaart voor recht dat AHF gehouden is tot vergoeding van de schade die [gedaagden] als gevolg daarvan lijdt, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag;
b. (subsidiair) dwaling:
1. verklaart voor recht dat [gedaagden] heeft gedwaald bij het aangaan van de verbintenissen met AHF;
2. het door [gedaagden] geleden nadeel opheft door AHF te veroordelen tot vergoeding van de schade die [gedaagden] lijdt, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag;
1. verklaart voor recht dat AHF heeft gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid bij het benaderen en contracteren van [gedaagden];
2. verklaart voor recht dat AHF gehouden is tot vergoeding van de schade die [gedaagden] als gevolg van voormeld handelen lijdt, nader op te maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag;
II.
a. verklaart voor recht dat AHF toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van de artikelen 12.1 tot en met 12.7 van de Overgangsregeling, althans de op haar rustende zorgplicht, doordat zij [gedaagden] onvoldoende financiële compensatie heeft geboden;
b. AHF veroordeelt om de op haar rustende zorgplicht deugdelijk uit te voeren, in ieder geval door nakoming van de verplichtingen uit de artikelen 12.1 tot en met 12.7 van de Overgangsregeling, op straffe van een dwangsom;
III.
AHF veroordeelt tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding aan [gedaagden]
ad € 500.000,-, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover;
IV.
AHF veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten aan [gedaagden],
te vermeerderen met (handels)rente daarover;
V.
AHF veroordeelt tot betaling van de proceskosten aan [gedaagden], te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente daarover.
4.Het verweer
5.De beoordeling
“Er heeft nog geen vergelijking referentiewinkels plaatsgevonden.”,niet dat de geprognosticeerde omzet niet gebaseerd is op de omzetten van referentiewinkels. De betreffende opmerking heeft immers betrekking op de “pos marge”, zijnde de bruto winst van een product na verkoop minus btw en minus inkoop en afprijzingen, hetgeen dus iets anders is dan de omzet. AHF heeft toegelicht dat zij voor het bepalen van de pos marge gebruik maakt van andere referentiewinkels dan voor het bepalen van de omzet, hetgeen, nu het gaat om twee verschillende meetinstrumenten, op zich zelf niet ondeugdelijk is. De stelling van [gedaagden] dat AHF eenvoudigweg heeft teruggerekend naar de omzet die [gedaagden] behaalde onder de C1000 formule, blijkt evenmin uit het VPO. De basisomzetten uit 2011 en 2012 zijn in het VPO weergegeven en lagen boven de geprognosticeerde omzet. De conclusie is dan ook dat uitgangspunt is dat de omzetprognose gebaseerd is geweest op autonoom onderzoek van AHF op basis van referentiewinkels.
“De wijze waarop onze afdeling LS haar onderzoek en bevindingen heeft gedaan is in de basis in dit geval niet anders geweest dan bij andere winkels.”Tevens heeft [gedaagden] verwezen naar hetgeen de heer [B.] in voormelde procedure heeft verklaard over het opstellen van de LTP, hetgeen door de rechtbank in voornoemde procedure is gesanctioneerd. Daarbij ziet [gedaagden] echter over het hoofd dat aan voormeld vonnis geen doorslaggevende betekenis kan worden gehecht: niet alleen ziet dat vonnis op een andere procedure met een andere eiser, maar bovendien is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld waarvan de uitkomst thans nog ongewis is. AHF heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van meerdere omzetprognoses: op basis van autonoom onderzoek naar de omzet van referentiewinkels is de omzet geprognosticeerd op € 220.000,- per week,
zoals vastgelegd in het VPO dat in september 2012 aan [gedaagden] is overhandigd. Op grond hiervan heeft AHF haar eigen beslissing om de supermarkt over te nemen, genomen. Over de prognose is met [gedaagden] overleg gevoerd waarbij ook de daadwerkelijk door [gedaagden] behaalde omzet onder de C1000 formule betrokken is. Dit heeft evenwel niet geleid tot een andere prognose. Gelet hierop is niet, althans onvoldoende, komen vast te staan dat sprake is geweest van een eerdere niet met [gedaagden] gedeelde prognose.
€ 220.000,- nog niet onrealistisch zijn. Het was [gedaagden] bovendien bekend dat met de recente ervaringen in de prognose geen rekening was gehouden: hij heeft immers zelf bij AHF aangekaart dat hij zich gelet op de ervaringen van één franchisenemer zorgen maakte. Naar aanleiding hiervan is de prognose niet aangepast, maar heeft AHF (uiteindelijk) wel extra commerciële ondersteuning aangeboden.
€ 100.000,- voor aftrek van de ondernemersbeloning. De terugbetalingsregeling is met zoveel woorden opgenomen in de Overgangsregeling en niet valt in te zien waarom AHF door daarop een beroep te doen, haar verplichtingen jegens [gedaagden] niet zou nakomen. Een aantal bijdragen hoeft [gedaagden] bovendien helemaal niet terug te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank geldt de terugbetalingsregeling onder voorwaarden die niet onredelijk zijn en bovendien mag van [gedaagden], die immers ondernemer is, worden verwacht dat hij ook enig ondernemersrisico loopt. Weliswaar kan [gedaagden] de komende jaren niet profiteren van de extra winst die hij maakt, maar hij heeft vanwege de regeling ook niet het risico gelopen failliet te gaan. Gelet hierop heeft AHF naar het oordeel van de rechtbank ook in voldoende mate voldaan aan de op haar jegens [gedaagden] rustende zorgplicht. Evenmin kan worden geconcludeerd dat AHF niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 12.7 van de Overgangsregeling. Op grond van die regeling heeft AHF immers aan [gedaagden] de Comfortregeling aangeboden, die [gedaagden] ook heeft geaccepteerd. De stelling van [gedaagden] dat die regeling niet kan worden gezien als maatwerk omdat deze aan meerdere franchisenemers is aangeboden, gaat niet op omdat [gedaagden] heeft nagelaten nader te onderbouwen waarom deze regeling voor hem niet passend zou zijn geweest. Daar komt bij dat AHF, zoals zij onvoldoende betwist heeft aangevoerd, naast de Comfortregeling nog een bedrag van € 50.000,- heeft betaald voor een actieplan om de loonsom van de winkel van [gedaagden] versneld naar beneden te krijgen, alsook een bedrag van € 17.000,- voor een Monopoly actie in de winkel. Voorts heeft AHF nog een marketingplan overgelegd dat zij voor [gedaagden] heeft opgesteld. In die zin is dus wel degelijk maatwerk geleverd.
5.160,00(2,0 punt × tarief € 2.580,00)
De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal eveneens worden toegewezen op na te melden wijze.
6.De beslissing
14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,