ECLI:NL:RBNHO:2016:11284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
15/260737-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een zeven weken oude dochter door een 18-jarige verdachte met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 18-jarige verdachte die beschuldigd werd van de mishandeling van zijn zeven weken oude dochter. De mishandeling vond plaats op 17 januari 2014 in Heerhugowaard, waarbij de verdachte zijn dochter met kracht heeft vastgehouden, hard heeft geknepen en haar met kracht heeft geschud, wat resulteerde in letsel en pijn voor het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat leidde tot de toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, en 90 dagen jeugddetentie, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en behandelverplichtingen bij de GGZ. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict, wat invloed had op de opgelegde sanctie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/260737-15 (P)
Uitspraakdatum: 26 juli 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Heij en van wat verdachte, zijn raadsvrouw, mr. T.N. van Riel, advocaat te Alkmaar, en de heer [naam] , medewerker van de William Schrikker Groep, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Heerhugowaard,
opzettelijk mishandelend zijn kind, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , terwijl hij met twee handen haar borstkast vastgehoud en/of omvat;
- hard heeft geknepen en/of
- (stevig) door elkaar geschud en/of snel en hevig naar voor en naar achteren heeft geschud en/of
- met kracht op de grond en/of een stoel en/of leuning van een stoel en/of het bed heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Verdachte wordt ervan verdacht op 17 januari 2014 zijn dochter [slachtoffer] (roepnaam [slachtoffer] ), geboren op [geboortedatum] 2013, te hebben mishandeld. De rechtbank dient te beoordelen of wettig en overtuigend bewezen te achten is dat de ten laste gelegde gedragingen verdachte kunnen worden verweten.
In het bevestigende geval dient de rechtbank voorts een oordeel te geven over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de toepassing van het jeugdstrafrecht.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit het opzet slechts in voorwaardelijke vorm aanwezig te achten.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [naam] (dossierpagina 8 e.v.);
  • een schriftelijk bescheid, te weten het NFI rapport, opgesteld door dr. [naam] en gedateerd 25 augustus 2014 (dossierpagina 35 e.v.);
  • een schriftelijk bescheid, te weten foto’s van het letsel (dossierpagina’s 23 t/m 26).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 17 januari 2014 te Heerhugowaard,
opzettelijk mishandelend zijn kind [slachtoffer] , terwijl hij met twee handen haar borstkas vasthoudt en/of omvat;
- hard heeft geknepen en
- stevig door elkaar en snel en hevig naar voor en naar achteren heeft geschud en
- met kracht op de grond en leuning van een stoel en het bed heeft gegooid,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het gevoerde verweer met betrekking tot het opzet van verdachte kan de rechtbank niet volgen. Uit de bewezen verklaarde handelingen, uitgevoerd bij een baby van zeven weken, volgt zonder meer het opzet op het ontstaan van pijn en letsel.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling begaan tegen zijn kind.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en de verplichting om mee te werken aan de intake en het verblijf in een instelling voor begeleid wonen, zoals genoemd in het reclasseringsrapport. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte een taakstraf voor de duur van 180 dagen op te leggen, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
7.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar de pro justitia rapportage verzocht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij acht een geheel voorwaardelijke taakstraf met de bijzondere voorwaarden, genoemd in het reclasseringsrapport, op zijn plaats. (Voorwaardelijke) jeugddetentie en de dadelijke uitvoerbaarheid is een gepasseerd station gezien de behandeling die verdachte vrijwillig heeft ondergaan en de tijdsduur die inmiddels na de pleegdatum is verstreken, aldus de raadsvrouw.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn zeven weken oude dochtertje [slachtoffer] mishandeld door haar met zijn handen rond haar borstkas haar hard te knijpen, haar hevig heen en weer te schudden en haar met kracht op de grond en op het bed te gooien, waarbij [slachtoffer] ook op de leuning van de stoel is gevallen. En dat alleen omdat [slachtoffer] huilerig was en verdachte ruzie had gehad met de moeder van [slachtoffer] die op dat moment in de keuken een flesje klaarmaakte.
Dat is een ernstig feit, ten gevolge waarvan [slachtoffer] pijn en letsel heeft ondervonden en waaraan de moeder en de oma een schuldgevoel hebben overgehouden omdat zij [slachtoffer] niet beter hebben kunnen beschermen. Ook heeft de moeder maandenlang in onzekerheid geleefd over de toedracht van de mishandeling met alle gevolgen van dien, zoals uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring is gebleken.
heeft onder meer ribbreuken opgelopen maar uit de medische rapportage blijkt niet van blijvend letsel.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de pro justitia rapportage, opgesteld door [naam] , gezondheidszorgpsycholoog, en gedateerd 24 augustus 2015, en het reclasseringsadvies, opgesteld door [naam] en gedateerd 25 augustus 2015.
Het
psychologisch rapportvan [naam] houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is een duidelijk beneden gemiddeld intelligente man die onder problematische omstandigheden is opgegroeid. In de voorgeschiedenis heeft het duidelijk aan veiligheid, affectie en structuur ontbroken. Betrokkene heeft zich ontwikkeld tot een kwetsbare man, die slecht met eigen emoties kan omgaan en die in onvoldoende mate in staat is de bij zijn leeftijd passende verantwoordelijkheden te dragen. Hij kan zijn eigen leven nauwelijks structureren en kan niet op een volwassen manier richting geven aan zijn eigen leven. Hij wordt weliswaar gesteund door zijn vader, maar in die relatie treden regelmatig spanningen op, omdat betrokkene de bemoeienis van vader slecht verdraagt. Er is sprake van een in onvoldoende mate tot stand gekomen persoonlijkheidsontwikkeling en betrokkene functioneert in die zin duidelijk beneden het niveau dat bij zijn leeftijd zou mogen worden verwacht. Het is een nog onrijpe man, die niet in staat is volwassen verantwoordelijkheden zelfstandig te dragen.
De rapporteur meent dat er een verband is tussen de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een onrijpe persoonlijkheidsontwikkeling, de ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een stoornis in de impulsbeheersing Niet Anderszins Omschreven en het tenlastegelegde, in die zin dat het tenlastegelegde daaruit, althans ten dele is te verklaren. Daarbij zal het gebruik van alcohol zeker in enige mate gedragsontregelend zijn geweest, maar volgens de rapporteur in onvoldoende mate om daaruit het tenlastegelegde te kunnen verklaren. De rapporteur adviseert betrokkene, indien bewezen, voor het tenlastegelegdeverminderd toerekeningsvatbaarte achten.
De kans op herhaling van gewelddadig gedrag wordt als laat tot matig ingeschat.
De rapporteur adviseerttoepassing van het jeugdstrafrecht.De rapporteur meent dat naast de behandeling bij de GGZ Noord Holland Noord meer intensief toezicht op en begeleiding van betrokkene door een medewerker van de William Schrikker Groep noodzakelijk zijn teneinde de kans op toekomstige problemen in de relatie met [slachtoffer] en haar moeder te minimaliseren. Belangrijk is dat betrokkene begeleid en gesteund wordt in het vinden van een woonvorm die past bij zijn ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande mogelijkheden en beperkingen. Het wonen in een begeleide of beschermde woonomgeving lijkt aangewezen voor betrokkene. Voorts zal betrokkene begeleid en gesteund dienen te worden in het vormgeven van zijn toekomst op meerder belangrijke terreinen, teneinde de min of meer stuurloze situatie waarin hij zich bevindt te doorbreken en de mogelijkheid te creëren om op een constructieve wijze invulling te geven aan zijn toekomst.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Het reclasseringsadvies, opgesteld door [naam] van Reclassering Nederland, houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is opgegroeid in een situatie waarin sprake was van affectieve verwaarlozing. Zijn ouders zijn gescheiden en er was onvoldoende veiligheid in het gezin. Betrokkene is nog steeds in deze situatie woonachtig. Hij heeft zich ontwikkeld tot een sociaal vrij geïsoleerd levend persoon. Betrokkene heeft geen startkwalificatie voor de arbeidsmarkt en heeft alleen werkervaring opgedaan in de tuinderij van zijn vader. Er is sprake van een achterstand in de ontwikkeling, zowel in emotionele als in intellectuele zin. Betrokkene lijkt nog niet in staat om volwassen verantwoordelijkheden aan te kunnen. Zijn impulscontrole is onvoldoende en kan, mede onder invloed van alcohol, leiden tot agressief gedrag. Zonder behandeling en (intensieve) pedagogische ondersteuning is de kans op recidive aanwezig.
De reclassering adviseert, bij bewezen verklaring, het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de William Schrikker Groep
- behandelverplichting psychische dan wel persoonlijkheidsproblematiek bij Divisie Forensische Psychiatrie van de GGZ of soortgelijke ambulante forensische zorg
- opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Verdachte heeft ter zitting meegedeeld dat hij zich na het incident vrijwillig heeft aangemeld bij de GGZ voor behandeling. Inmiddels zijn de wekelijkse gesprekken teruggebracht tot een gesprek eens in de drie maanden. Betrokkene heeft meer controle op zijn boosheid en is thans beter in staat eerst na te denken in plaats van direct te handelen.
De heer [naam] van de William Schrikker Groep heeft ter zitting meegedeeld dat de behandeling goed is verlopen en feitelijk is afgerond, maar dat de GGZ nog een vinger aan de pols houdt om – indien zich bepaalde situaties voordoen – weer snel een behandeling te kunnen opstarten.
Op het gebied van werk en wonen zijn minder vorderingen gemaakt. Betrokkene werkt inmiddels wel wat meer uren in het bedrijf van de vader en de werkzaamheden zijn minder vrijblijvend. Hoewel er sprake is van meer discipline, heeft het leven van betrokkene de afgelopen jaren in het teken gestaan wat hem boven het hoofd hangt met het oog op deze zitting.
Er zijn nog wel stappen te maken om uiteindelijk zelfstandig te kunnen wonen. Gezien de persoon van betrokkene is de tussenstap van begeleid wonen noodzakelijk, aldus de heer Otte.
De rechtbank heeft voorts het volgende overwogen.
Korte tijd na het incident is de relatie tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer] beëindigd. Verdachte heeft sinds die tijd [slachtoffer] niet meer gezien, terwijl hij dat wel graag zou willen. Verdachte moet nu zijn leven verder opbouwen, waarbij hij deze mishandeling altijd met zich mee zal dragen. Daarnaast is er de onzekerheid of en zo ja, wanneer hij in de toekomst contact met [slachtoffer] zal hebben.
Uit de pro justitia rapportage blijkt dat, hoewel verdachte ten tijde van het tenlastegelegde de kalenderleeftijd van 18 jaren had, er sprake was van een onrijpe persoonlijkheids-ontwikkeling en een stoornis in de impulsbeheersing, waardoor om toepassing van het jeugdstrafrecht is verzocht. Inmiddels is het tweeëneenhalf jaar geleden dat het incident heeft plaatsgevonden terwijl verdachte zo’n acht maanden na het incident een bekennende verklaring heeft afgelegd. Het duurde vervolgens nog elf maanden voordat er pro justitia rapportage was opgemaakt en bijna nog een jaar later vindt vervolgens de zitting plaats.
Een dergelijk tijdsverloop is voor volwassen en geestelijk rijpe verdachten al zeer ongewenst, maar kan in een jeugdzaak als funest betiteld worden.
Het tijdsverloop maakt in samenhang met het blanco strafblad van verdachte dat de rechtbank een (voorwaardelijke) jeugddetentie niet meer op zijn plaats acht. Het tijdsverloop valt ook niet te rijmen met de door de officier van justitie verzochte dadelijke uitvoerbaarheid. De rechtbank meent overigens dat daar ook geen grond voor is omdat verdachte al meer dan twee jaar geleden zich vrijwillig bij de GGZ heeft aangemeld en is gestart met een behandeling die zich inmiddels in een eindfase bevindt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van 180 uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan, 60 uren, vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Een langere proeftijd acht de rechtbank, wederom mede door het tijdsverloop, niet passend.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact en begeleiding met de William Schrikker Groep noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Hetzelfde geldt voor een ambulante behandelverplichting - indien dat nodig wordt geacht - en het meewerken aan de intake en de opname in een instelling voor begeleid wonen met als doel om uiteindelijk zelfstandig te kunnen wonen.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Namens het slachtoffer
[slachtoffer]heeft haar wettelijk vertegenwoordiger [moeder slachtoffer] , [adres] , een vordering tot schadevergoeding van € 2.360,12 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die het slachtoffer en zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zouden hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
- reiskosten i.v.m. uithuisplaatsing 7 x (24 km x 2) x 0,29 € 97,44
- reiskosten VUMC i.v.m. onderzoek erfelijke aandoeningen € 57,30
- verhoogde maaltijdkosten i.v.m. 24-uurs toezicht (veiligheidsplan) € 1.017,38
- immateriële schade € 1.045,00
- eigen bijdrage rechtsbijstand € 143,00
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd ten aanzien van de reiskosten en de verhoogde maaltijd kosten. Voorts heeft zij verzocht het bedrag ter vergoeding van de immateriële schade te matigen en bij een toewijzing van een schadebedrag te bepalen dat het bedrag in termijnen kan worden betaald.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade betreffende de reiskosten in verband met de uithuisplaatsing en de reiskosten VUMC alsmede de eigen bijdrage rechtsbijstand, totaal tot een bedrag van € 297,74 voldoende rechtstreeks voortvloeien uit het bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag minus de eigen bijdrage rechtsbijstand vanaf 17 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade wat betreft de verhoogde maaltijdkosten in verband met het 24-uurs toezicht niet eenvoudig kan worden vastgesteld. Vaststelling zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
De benadeelde partij zal derhalve ten aanzien van deze materiële kosten niet ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: mishandeling van zijn dochtertje] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. De eigen bijdrage voor de advocaat valt niet onder de schadevergoedingsmaatregel.
Geen betalingsregeling
De rechtbank zal geen betalingsregeling vaststellen, nu het aan verdachte zelf is om aan het CJIB gemotiveerd een betalingsregeling te verzoeken, die toegespitst is op de financiële situatie van verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z,, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
60 (zestig) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich zal melden bij de William Schrikker Jeugdreclassering (088-5260100) en zich blijft melden zo frequent en zolang deze jeugdreclasseringsinstelling dat nodig acht;
  • zich zal houden aan de aanwijzingen die de William Schrikker Jeugdreclassering hem geeft;
  • zich verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische – dan wel persoonlijkheidsproblematiek bij de Divisie Forensische Psychiatrie van de GGZ of soortgelijke ambulante forensische zorg, waarvan de noodzaak ter beoordeling aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling zal zijn, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zich verplicht om mee te werken aan toeleiding naar een beschermde of begeleide woonvorm. Indien veroordeelde is geplaatst, dient hij om de betreffende woonvorm te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening met genoemde jeugdreclasseringinstelling heeft opgesteld, zolang genoemde jeugdreclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Verstrekt aan de William Schrikker Groep de opdracht om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze bijzondere voorwaarden.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.342,74(zegge: eenduizend driehonderdtweeënveertig euro en vierenzeventig cent), bestaande uit € 297,74 voor de materiële en € 1.045,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.199,74 vanaf 17 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij, [moeder slachtoffer] , [adres] , tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.199,74 (zegge: eenduizend honderdnegenennegentig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. H.E.C. de Wit, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juli 2016.
Mr. Littooy is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.