7.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het subsidiair bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het alarmnummer van de brandweer gebeld en verteld dat hij de gaskraan in zijn woning heeft opengezet, hetgeen achteraf ook zo bleek te zijn. Ook heeft hij gemeld dat hij explosieven in zijn woning heeft. Naar aanleiding van de melding is de brandweer met groot materieel uitgerukt en heeft de politie de buurt afgezet en de woningen in het appartementencomplex en een nabijgelegen straat ontruimd. Het kan niet anders dan dat verdachte met zijn handelen de bewoners van de ontruimde woningen, maar ook de hulpverleners die ter plaatse aanwezig waren, ernstige vrees heeft aangejaagd. Dit is een ernstig feit, waarvoor de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf op zijn plaats acht.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank naast de ernst van het feit acht geslagen op de persoon van de verdachte.
De rechtbank heeft gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 augustus 2016, waaruit onder meer blijkt dat in 2012 een verdenking van bedreiging voorwaardelijk is geseponeerd in verband met het reclasseringsbelang.
Voorts heeft de rechtbank gelet op de (pro justitia) rapportages die over verdachte zijn uitgebracht.
Het psychiatrisch rapport, gedateerd 2 augustus 2016, opgesteld door
[naam],
psychiater, houdt onder meer het volgende in.
Bij betrokkene is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van misbruik van amfetamine en mogelijk alcohol. Daarbij is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven met antisociale en borderline trekken. Eveneens is er sprake van zwakbegaafdheid. De stoornissen waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. Oplopende spanningen (door de woonsituatie die herinnert aan trauma’s uit de jeugd, een mogelijke nieuwe relatie van ex-vrouw, een conflict met een ex-huurbaas, frustratie over het feit dat hij zijn jongste kinderen niet mag zien) leiden tot een hulpkreet aan derden die in zijn ogen niet gehoord werd of niet serieus genomen werd. Nadat betrokkene voor de tweede maal zich afgescheept voelde door de politie, knapte er iets. Vanuit zijn impulsiviteit, wanhoop, geringe frustratietolerantie en gebrekkige empathische vermogens voor wat dit voor anderen zou kunnen betekenen, wilde hij een daad stellen zodat er zeker hulp zou komen en hij gehoord zou worden. Vanuit diezelfde impulsiviteit en zwakbegaafdheid is hij niet in staat geweest om de gevolgen van zijn daden te overzien. Zowel het speed- als alcoholgebruik hebben mogelijk een bijdrage geleverd aan vermindering van de impulsbeheersing. Geadviseerd wordt om betrokkene gezien het bovenstaande als
verminderd toerekeningsvatbaarte beschouwen.
Recidive verhogende factoren, voortkomend uit de stoornis, zijn impulsiviteit, gebrek aan inzicht in de gevolgen van gedrag, gebrekkige frustratietolerantie, gebrekkige empathische vermogens, het externaliseren voortkomend uit zijn egocentrische houding, middelengebruik en beperkte copingvaardigheden. Er is verder sprake van een beperkt sociaal (mogelijk overbelast) netwerk, mogelijk financiële problemen, een problematische woonsituatie en er is geen structurele dagbesteding. De factoren beïnvloeden elkaar in sterke mate.
De psychiater adviseert behandeling en begeleiding door het ForACT met aandacht voor het ventileren van frustraties, het aanleren van adequate copingvaardigheden, onderzoek naar een zinvolle dagbesteding, netwerkondersteuning en het in kaart brengen van de financiën. Ook het middelengebruik dient aangepakt te worden, indien nodig door aanmelding bij de Brijder.
In het psychologisch rapport, gedateerd 2 augustus 2016, opgesteld door
[naam],
psycholoog, komt de psycholoog tot dezelfde bevindingen als de psychiater wat betreft de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de aanwezigheid daarvan tijdens het plegen van het tenlastegelegde. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde.
Het gebrek aan inzicht in eigen gedrag ten gevolge van de zwakbegaafdheid, in combinatie met de persoonlijkheidspathologie bij voor hem te hoog opgelopen stress was voldoende om tot ernstige ontremming te komen, aldus de psycholoog. Geadviseerd wordt betrokkene in
verminderde mate toerekeningsvatbaarte achten ten tijde van het delict.
De kans op recidive van geweldsdelicten is groot bij het achterwege blijven van behandeling en begeleiding. De psycholoog adviseert betrokkene in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf onder begeleiding te stellen van het forensisch ACT team. Indien voldoende rust is binnen dit contact, is het aan te raden tevens behandeling bij de Brijder op te starten om het middelenmisbruik te reguleren.
Met de conclusie van beide rapportages kan de rechtbank zich verenigen en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
In het voorlichtingsrapport, gedateerd 5 augustus 2016 en opgesteld door
[naam]als reclasseringswerker verbonden aan
GGZ Reclassering Palierte Heerhugowaard, wordt mede naar aanleiding van voornoemde rapportages geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan verbonden de volgende bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht GGZ Reclassering Palier, waarbij verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
- een behandelverplichting bij het FACT van de GGZ of soortgelijke instantie (inclusief eventuele kortdurende klinische opname – max 7 weken – t.b.v. crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek)
- verplicht meewerken aan middelencontroles en het toestaan van huisbezoeken
- verplicht deelnemen aan een interventie gericht op het verminderen/stoppen van middelengebruik als GGZ reclassering Palier dit noodzakelijk acht (bijv. Leefstijltraining van GGZ reclassering Palier en/of een ambulante behandeling bij Brijder Verslavingszorg of soortgelijke instantie)
- verplicht actief toewerken naar een vaste dagbesteding.
Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij zich schaamt voor wat er gebeurd is en dat zijn zoektocht naar hulp nooit op deze manier had mogen gebeuren. Het is de rechtbank duidelijk dat invulling van het verzoek om hulp voor verdachte van groot belang is.
Om dit noodzakelijke hulpverleningstraject mogelijk te maken zal de rechtbank bepalen dat een deel van de straf (die verdachte feitelijk al in voorarrest heeft uitgezeten) in voorwaardelijke vorm wordt opgelegd, en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan dat voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Verlenging van het hulpverleningstraject kan – indien nodig – nadien in een vrijwillig kader plaatsvinden.
Het verzoek van de officier van justitie om het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren zal worden afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de daarvoor geldende criteria.