ECLI:NL:RBNHO:2016:11125

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
15/820417-16 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens witwassen van een geldbedrag van € 474.000,- met verwerping van het beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De verdachte, geboren in Colombia en thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, werd ervan beschuldigd op of omstreeks 28 juni 2016 te Schiphol een geldbedrag van € 474.000,- te hebben verworven en voorhanden te hebben gehad, terwijl hij wist dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 6 december 2016 heeft de verdachte zijn schuld bekend, wat leidde tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat de verdachte de mogelijkheid had om aan de druk van zijn belagers te ontkomen, maar dit niet heeft gedaan vanwege privéomstandigheden. De rechtbank heeft de opgelegde straf gematigd tot twaalf maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, omdat er enige druk op de verdachte was uitgeoefend. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het geldbedrag en andere items, uitgesproken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820417-16 (P)
Uitspraakdatum: 20 december 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Colombia),
thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. Storm en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2016, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
- van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 474.000 euro, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten een geldbedrag van 474.000 euro, was, en/of
- een voorwerp, te weten een geldbedrag van 474.000 euro, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 28 juni 2016 met bijlage (Ambtshandelingen AMB-001a, AMB-001b en AMB-001c), inhoudende dat op 28 juni 2016 te Schiphol in de bagage van verdachte pakketten met geld zijn aangetroffen en bij verbalisanten ten aanzien van verdachte de verdenking ter zake van witwassen is ontstaan;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van inbeslagneming van voorwerpen d.d. 30 juni 2016 met bijlagen (Ambtshandelingen AMB-002, AMB-002a en AMB-002b), inhoudende dat op 28 juni 2016 te Schiphol onder verdachte een geldbedrag van in totaal € 474.000,-, in verschillende coupures, in beslag is genomen;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces verbaal sporenonderzoek d.d. 11 juli 2016 (AMB-020);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal ‘meervoudige procedure – individualisatie’ d.d. 7 september 2016, inhoudende dat het spoor met kenmerk AAJH4713NL heeft geleid tot individualisatie op de persoon van [verdachte] (AMB-020a);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van ambtshandeling met betrekking tot vordering bescheiden en videobeelden bij Hotel Ibis te Badhoevedorp (AMB-003) en daarachter gevoegde bijlagen (DOC-016c, DOC-018 en DOC-019);
  • een schriftelijke bescheid, te weten WhatsApp berichten [verdachte]-[betrokkene] 222-29 juni 2016 (DOC-0.38).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 28 juni 2016, te Schiphol, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 474.000 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

5.1
Beroep op psychische overmacht
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging als gevolg van psychische overmacht bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte onder bedreiging met geweld jegens hem en/of zijn familie het feit heeft gepleegd en dat hij gelet op de aard van de bedreigingen geen weerstand kon bieden aan de dwang van zijn belagers om strafbare handelingen te plegen.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt.
Van psychische overmacht is sprake bij een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval echter geen sprake is. Uit hetgeen ter terechtzitting door verdachte naar voren is gebracht komt naar voren dat de bedreigingen in januari 2016 zijn begonnen. Over deze bedreigingen heeft hij [vriend], een vriend, verteld. Vanwege contacten die deze [vriend] heeft met de autoriteiten in de USA heeft er op 17 februari 2016 te Bogota, Colombia een ontmoeting plaatsgevonden tussen verdachte, zijn vriend [vriend], [special agent 1], Special Agent DHS-HSI, en [special agent 2], Special Agent IRS-CI. Blijkens het op 8 juli 2016 door [special agent 2] opgemaakte verslag van deze bijeenkomst (DOC-017a) is de situatie van verdachte besproken waarbij tevens de mogelijkheid voor verdachte om naar de USA te verhuizen en te blijven werken als vrachtpiloot voor zijn huidige werkgever aan de orde is geweest. Verdachte heeft toen en overigens ook ter terechtzitting, aangegeven dat hij op dat aanbod niet is ingegaan omdat zijn (ex-)vrouw en kind(eren) Colombia niet zouden willen verlaten. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij de bedreigingen niet met zijn (ex)vrouw heeft besproken omdat hij haar daarmee niet wilde belasten. Hij geeft aan dat het hem aan de financiële middelen ontbrak om naar de USA te verhuizen. Verdachte heeft na de ontmoeting op 17 februari 2016 te Bogota geen contact meer opgenomen met de autoriteiten in de USA. Hoewel de rechtbank wil aannemen dat er voor verdachte een zeer vervelende situatie is ontstaan door de druk die op hem is uitgeoefend, stelt de rechtbank voorts vast dat aan verdachte de mogelijkheid is geboden om aan die situatie te ontkomen Verdachte heeft hier echter, vanwege privéomstandigheden geen gevolg aan willen geven, waarna hij, zoals hij zelf aangeeft, vanwege de bedreigingen alsnog overgegaan is tot het plegen van het strafbare feit. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte geen gerechtvaardigd beroep op psychische overmacht kan toekomen. Het beroep op psychische overmacht wordt derhalve verworpen.
5.2.
Overige omstandigheden met betrekking tot de strafbaarheid van verdachte
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig (21) maanden, zulks met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd om de in beslag genomen geldbedragen, de rolkoffer, de rugzak en het verpakkingsmateriaal verbeurd te verklaren en de overige in beslag genomen voorwerpen terug te geven aan verdachte.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om – indien het beroep op psychische overmacht wordt verworpen – de bedreigingen jegens verdachte en zijn familie als straf verminderende factor mee te wegen in de straftoemeting. De raadsman heeft de rechtbank derhalve verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en voor het overige te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de straf te beperken tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 474.000,-. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Bovendien heeft het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen een sterk corrumperende werking en faciliteert dit veelal ander strafbaar handelen. Het plegen van criminele activiteiten wordt daardoor in stand gehouden en indirect ook bevorderd. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft, nu aannemelijk is geworden dat er enige druk op verdachte is uitgeoefend, aanleiding gevonden de op te leggen straf enigszins te matigen.
De rechtbank merkt op dat de officier van justitie bij een eis van een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig (21) maanden, zulks met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht – kennelijk – de ernst van de zaak evenwel anders waardeert dan de rechtbank.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.4.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte zijn de voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst in beslag genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag, in verschillende coupures, van in totaal € 474.000,- (nummers 1, 2, 3 en 4);
- een rolkoffer, merk Samsonite (nummer19);
- een rugzak, merk Toto (nummer 20) en
- verpakkingsmateriaal (nummer 21),
dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.

7.Overige beslissingen omtrent in beslag genomen voorwerpen

De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een Apple IPhone met oplader (nummer 6);
- twee mobiele telefoons, merk Acer (nummer7);
- een Apple IPad (nummer 8);
- een usb-stick (nummer 9);
- een simkaart, Claro (nummer 10);
- een simkaart, 4G Lte (nummer 11) en
- twee oplaadapparaten (nummer 12).
De rechtbank merkt hierbij op dat hoewel uit het dossier blijkt (Ambtshandeling AMB-002e) dat die voorwerpen op 15 september 2016 reeds aan verdachte zijn teruggegeven, aan deze teruggave blijkbaar nog geen gevolg is gegeven nu bij de behandeling ter terechtzitting niet is gesteld dat voornoemde voorwerpen daadwerkelijk reeds in het bezit van verdachte zijn.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twaalf (12) maanden;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de voorwerpen:
- een geldbedrag, in verschillende coupures, van in totaal € 474.000,- (nummers 1, 2, 3 en 4);
- een rolkoffer, merk Samsonite (nummer19);
- een rugzak, merk Toto (nummer 20) en
- verpakkingsmateriaal (nummer 21);
gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen:
- een Apple IPhone met oplader (nummer 6);
- twee mobiele telefoons, merk Acer (nummer7);
- een Apple IPad (nummer 8);
- een usb-stick (nummer 9);
- een simkaart, Claro (nummer 10);
- een simkaart, 4G Lte (nummer 11) en
- twee oplaadapparaten (nummer 12).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.J. van Andel, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.E. Francke , rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers D.L. Meyer en mr. L.M.J. Backx,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 december 2016.
Mr. Backx is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.