ECLI:NL:RBNHO:2016:11035

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
5343294
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit schuldbekentenis na faillissement van de opdrachtgever

In deze zaak vordert eiseres nakoming van een betalingsverplichting die voortvloeit uit een schuldbekentenis, ondertekend door gedaagde. De vordering is ingesteld na een verbouwing die door eiseres is uitgevoerd in opdracht van gedaagde. Gedaagde heeft de schuldbekentenis getekend op 2 maart 2015, waarin zij verklaart € 25.436,19 schuldig te zijn aan eiseres, met een rente van 6% per jaar en een afbetalingsregeling van minimaal € 1.000,00 per maand. Door financiële problemen, waaronder het faillissement van de partner van gedaagde, heeft gedaagde haar verplichtingen niet kunnen nakomen.

Eiseres heeft op 11 juli 2016 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij gedaagde oproept tot betaling van een verminderd bedrag van € 17.441,79, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde betwist de vordering gedeeltelijk en stelt dat het gevorderde bedrag te hoog is, omdat het schilderwerk aan het gevelkozijn niet is uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat de hoofdsom moet worden verminderd met € 464,28, omdat gedaagde niet kan worden verplicht te betalen voor niet-uitgevoerd werk.

De kantonrechter heeft de vordering van eiseres toegewezen tot een bedrag van € 16.154,79, te vermeerderen met wettelijke rente. Daarnaast zijn de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, met inachtneming van de wettelijke tarieven. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5343294 \ CV EXPL 16-7923
Uitspraakdatum: 30 november 2016
Vonnis in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsadres]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. J.P.S. van Schaik
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 11 juli 2016 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Op 1 november 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiseres] bij brief van 28 oktober 2016 nog een stuk toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft [eiseres] de opdracht gegeven een verbouwing van haar woning te realiseren. Na uitvoering van het merendeel van de opdracht is de partner van [gedaagde] failliet verklaard, als gevolg waarvan [gedaagde] noch haar partner de facturen van [eiseres] kon betalen.
2.2.
Op 2 maart 2015 heeft [gedaagde] een schuldbekentenis getekend, waarin zij verklaart dat zij € 25.436,19 schuldig is aan [eiseres] , tegen een rente van 6% per jaar en zij de hoofdsom zal afbetalen met minimaal € 1.000,00 per maand.
2.3.
Op 24 juni 2016 is conservatoir beslag gelegd op de [gedaagde] in eigendom toebehorende onverdeelde helft van de woning aan [woonadres] .

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis ter zitting, dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot
-betaling van € 17.441,79, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2016 tot aan de dag van algehele voldoening:
- betaling van de beslagkosten ter hoogte van € 486,73;
- betaling van de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na de betekening van het vonnis.
3.2.
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] hetgeen is overeengekomen in de schuldbekentenis niet is nagekomen. Zij betaalt de maandtermijnen niet dan wel niet volledig. Hierdoor is de hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, direct opeisbaar.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Zij erkent – samengevat – dat zij vanwege financiële problemen haar verplichtingen jegens [eiseres] niet heeft kunnen nakomen. Het gevorderde bedrag is echter te hoog. In het in de schuldigverklaring vermelde bedrag is ook, conform de offerte, het schilderwerk van het gevelkozijn begrepen. Dat schilderwerk is echter niet uitgevoerd. De vordering dient daarom met € 464,28 verminderd te worden.

5.De beoordeling

5.1.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] de gehele hoofdsom schuldig is, nu zij voor dat bedrag een schuldigverklaring heeft getekend. [gedaagde] kan nu niet meer aanvoeren dat het schilderwerk niet meer uitgevoerd hoeft te worden. Zodra [gedaagde] het gehele bedrag heeft betaald, zal het gevelkozijn alsnog geschilderd worden, aldus [eiseres] .
5.2.
Hoewel nakoming wordt gevorderd van de betalingsverplichting, voortvloeiend uit de schuldbekentenis en niet uit de overeenkomst van aanneming van werk, is de kantonrechter van oordeel dat de hoofdsom dient te worden verminderd met € 464,28. De schuldbekentenis is direct gerelateerd aan het werk dat door [eiseres] in opdracht van [gedaagde] is uitgevoerd. Het schilderwerk aan het gevelkozijn is niet uitgevoerd. Het is dan ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat [gedaagde] dient te betalen voor niet-uitgevoerd werk, zeker nu haar financiële situatie krap is en de woning van [gedaagde] in de verkoop staat. De kantonrechter zal de hoofdsom van de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 5.227,51.
5.3.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 927,28.
5.4.
De proceskosten, inclusief beslagkosten, komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de nakosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 16.154,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.227,51 vanaf 11 juli 2016 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 79,35
griffierecht € 322,00
beslagkosten € 486,73
salaris gemachtigde € 600,00
6.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten worden gemaakt, met een maximum van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter