ECLI:NL:RBNHO:2016:11031

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
9 januari 2017
Zaaknummer
5392830
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en nevenvorderingen in arbeidsconflict tussen werkneemster en Espresso Lounge B.V.

In deze zaak heeft [werkneemster] een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Espresso Lounge B.V. en nevenvorderingen, waaronder een billijke vergoeding. De arbeidsovereenkomst was aangegaan op 18 september 2015, maar [werkneemster] ontving vanaf 1 januari 2016 geen loon meer en heeft de Espresso Lounge zelfstandig geëxploiteerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er vanaf 1 januari 2016 geen dienstbetrekking meer bestond, omdat [werkneemster] voor zichzelf werkte en geen gezagsverhouding meer had met Espresso Lounge B.V. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen en ook de verzoeken tot bevestiging van de vernietiging van de schuldbekentenis en de billijke vergoeding afgewezen. Het tegenverzoek van de verweerders is eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De proceskosten zijn voor ieder der partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5392830 \ AO VERZ 16-281
Uitspraakdatum: 14 december 2016
Beschikking in de zaak van:
[werkneemster],
wonende te [woonplaats 1]
verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het tegenverzoek
verder te noemen: [werkneemster]
procederend in persoon
tegen
Espresso Lounge B.V en/of [verweerder] en/of Mare Beheer Holding B.V.,
gevestigd dan wel wonende te [woonplaats 2]
verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het tegenverzoek
verder gezamenlijk te noemen: verweerders
gemachtigde: mr. L. van der Leer

1.Het procesverloop

1.1.
[werkneemster] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, met nevenverzoek. Verweerders hebben een verweerschrift en tegenverzoeken ingediend.
1.2.
Op 16 november 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben verweerders bij brief van 14 november 2016 nog stukken toegezonden en het tegenverzoek vermeerderd.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster] , geboren op [geboortedatum] 1986, is op 18 september 2015 in dienst getreden bij Espresso Lounge B.V. Espresso Lounge B.V. exploiteert de Espresso Lounge, een koffiebar.
2.2.
Er is een vaststellingovereenkomst opgesteld door Espresso Lounge B.V. ten aanzien van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] . Deze vaststellings-overeenkomst is op 1 december 2015 ondertekend door [verweerder] , hierna: [verweerder] , als rechtsgeldig vertegenwoordiger van Espresso Lounge B.V. [werkneemster] heeft deze vaststellingsovereenkomst niet getekend.
2.3.
Op 2 december 2015 heeft Mare Beheer Holding B.V., hierna: Mare, als eigenaar van de formule Espresso Lounge met [werkneemster] een intentieverklaring gesloten waarbij zij de intentie hebben uitgesproken dat zij een franchise overeenkomst aan gaan. Deze franchise overeenkomst houdt in dat Mare franchisegever is en [werkneemster] franchisenemer.
2.4.
Bij vonnis van 6 april 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, in een geschil tussen Pro Dev B.V., de verhuurder van het pand waar de Espresso Lounge wordt geëxploiteerd, en Espresso Lounge B.V., de huurder, de huurovereenkomst ontbonden.
2.5.
Op 9 mei 2016 heeft [werkneemster] een schuldbekentenis aan [verweerder] getekend voor een bedrag van € 3.500,00. Deze schuld zou [werkneemster] met ingang van 1 augustus 2016 in 12 of 24 maanden terugbetalen.
2.6.
De Espresso Lounge is op 15 mei 2016 gesloten.
2.7.
Mare heeft op 1 juni 2016 een factuur aan [werkneemster] verzonden ter hoogte van € 2.990,00, in verband met voorraad en verdwenen inventaris.
2.8.
Bij brief van 29 juli 2016 heeft [werkneemster] de schuldbekentenis genoemd onder 2.5. willen vernietigen. [verweerder] heeft in zijn brief van 10 augustus 2016 de gehele vordering uit hoofde van deze schuldbekentenis opgeëist, omdat [werkneemster] daarop niet had ingelost.
2.9.
Espresso Lounge B.V. is met ingang van 1 september 2016 opgehouden te bestaan.

3.Het verzoek

3.1.
[werkneemster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met verweerders te ontbinden op grond van artikel 7:671c lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW), met toekenning aan [werkneemster] van een billijke vergoeding van € 14.783,00, dan wel een bedrag in goede justitie. Daarnaast verzoekt [werkneemster] de kantonrechter de vernietiging van de schuldbekentenis te bevestigen en verweerders te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan dit verzoek legt [werkneemster] ten grondslag dat geen einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst. [werkneemster] heeft de Espresso Lounge immers niet overgenomen. [werkneemster] heeft ten onrechte vanaf 1 januari 2016 geen loon meer ontvangen. Zij is door verweerders misleid. De schuldbekentenis is tot stand gekomen door misbruik van omstandigheden door verweerders en subsidiair is sprake van bedrog aan de zijde van verweerders.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Verweerders verweren zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding en nevenvorderingen moeten worden afgewezen. Zij voeren daartoe – samengevat – het volgende aan. Onduidelijk is waarom Mare en [verweerder] als verweerders worden aangesproken. De arbeidsovereenkomst tussen [werkneemster] en Espresso Lounge B.V. is met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 januari 2016. Vanaf 1 januari 2016 tot en met
15 mei 2016 heeft [werkneemster] de Espresso Lounge voor eigen rekening en risico geëxploiteerd. Zij heeft de winst uit onderneming uit die periode ook behouden. De schuldbekentenis betrof voorraad die [werkneemster] heeft overgenomen van Espresso Lounge B.V. op 1 januari 2016. [werkneemster] had immers geen eigen middelen om de voorraad direct zelf te bekostigen.
4.2.
Verweerders verzoeken op hun beurt, na vermeerdering van eis, bij wijze van tegenverzoek dat [werkneemster] wordt veroordeeld om € 7.043,95 aan [verweerder] te betalen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel wettelijke rente, vanaf 14 november 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
Indien het verzoek van [werkneemster] wordt toegewezen, verzoeken verweerders dat [werkneemster] wordt veroordeeld tot afdracht aan Mare dan wel [verweerder] van de in goede justitie te betalen winst van de onderneming over de periode van 1 januari 2016 tot en met 15 mei 2016, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, dan wel wettelijke rente, vanaf 15 mei 2016 tot aan de dag van algehele voldoening.
4.3.
[werkneemster] heeft daartegen verweer gevoerd, zij heeft daarbij ook bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
In geschil is of de arbeidsovereenkomst die tussen [werkneemster] en Espresso Lounge B.V. is gesloten, vanaf 1 januari 2016 nog heeft bestaan. Er is sprake van een dienstbetrekking indien de werknemer zich heeft verplicht om persoonlijk voor de werkgever te werken, de werkgever verplicht is om de werknemer voor het werk loon te betalen en tussen de werknemer en de werkgever een gezagsverhouding bestaat.
5.2.
Ter zitting is vast komen te staan dat [werkneemster] kort na het aangaan van het dienstverband als bedrijfsleider van de Espressolounge werkzaam is geweest en dat zij vanaf 1 januari 2016 zelfstandig de Espresso Lounge exploiteerde. Zij had met het oog daarop een eigen onderneming opgericht die stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Daarnaast had zij via een payrollbedrijf werknemers in dienst. Zij besliste ook wie werd aangenomen. [werkneemster] ontving vanaf 1 januari 2016 geen loon meer en heeft zelfstandig haar inkomsten uit de winst gehaald. De inkomsten en betalingen liepen via bankrekeningen op haar naam. [werkneemster] besloot op welke dagen en tijden de Espresso Lounge open was.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat er vanaf 1 januari 2016 geen dienstbetrekking meer was tussen [werkneemster] en Espresso Lounge, nu [werkneemster] voor zichzelf werkte, geen loon meer werd betaald en ook geen gezagsverhouding bestond tussen haar en Espressolounge B.V. De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsovereenkomst tussen [werkneemster] en Espressolounge B.V. op 1 januari 2016 met wederzijds goedvinden is geëindigd. Voorts is niet komen vast te staan dat er een arbeidsrelatie was tussen [werkneemster] en Mare of [verweerder] .
5.3.
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst moet worden afgewezen. Voor toekenning van een billijke vergoeding bestaat dan ook geen grondslag en ook op dit onderdeel wordt het verzoek afgewezen.
5.4.
Ten aanzien van de verzochte bevestiging van de vernietiging van de schuldbekentenis is de kantonrechter van oordeel dat in deze verzoekschriftprocedure geen plaats is voor dergelijk verzoek. Uit de parlementaire geschiedenis volgt niet dat de wetgever bij de in artikel 7:686a lid 3 Burgerlijk Wetboek geboden mogelijkheid om nevenvorderingen bij verzoekschrift in te kunnen dienen ook het oog heeft gehad op vorderingen die niet (rechtstreeks) voortvloeien uit de contractuele verhouding tussen een werkgever en een werknemer. Mede gelet op de doelmatigheidsoverwegingen die aan de invoering van deze bepaling ten grondslag hebben gelegen, is de kantonrechter van oordeel dat deze bepaling niet zo ruim kan worden uitgelegd dat ook vorderingen anders dan tussen een werkgever en werknemer en welke niet zijn gebaseerd op een arbeidsovereenkomst, met een verzoekschrift ingeleid kunnen worden. Nu na 1 januari 2016 geen arbeidsovereenkomst meer was tussen [werkneemster] en Espresso Lounge en de schuldbekentenis niet ziet op iets dat voortvloeit uit de verhouding tussen werkgever en werknemer, maar voortvloeit uit de verkoop van voorraad, zal de kantonrechter dit [werkneemster] in dit onderdeel van het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
het tegenverzoek
5.5.
[werkneemster] heeft bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis. Nu deze echter voor de zitting kenbaar is gemaakt en [werkneemster] op de zitting zich hiertegen heeft kunnen verweren, is geen sprake van strijd met de procesorde en zal de vermeerdering van eis door de kantonrechter worden toegelaten.
5.6.
Gelijk aan hetgeen hiervoor in 5.4 is overwogen, vloeit het tegenverzoek van verweerders niet voort uit de contractuele verhouding tussen een werkgever en een werknemer. Ook het tegenverzoek zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
5.7.
Omdat de verzoeken van [werkneemster] worden afgewezen, komt de kantonrechter niet toe aan beoordeling van het voorwaardelijke tegenverzoek.
de proceskosten
5.8.
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst af;
6.2.
verklaart het verzoek voor het overige niet-ontvankelijk;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
het tegenverzoek
6.4.
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk;
6.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. C.A. van Dijk, kantonrechter en op
14 december 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter