Op 6 oktober 2016 hebben verzoekers schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters in verschillende aanhangige bestuursrechtelijke zaken bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem. Dit verzoek was gericht tegen de rechters die betrokken waren bij de hoofdzaken met diverse zaaknummers. Daarnaast hebben verzoekers op dezelfde dag ook een wrakingsverzoek ingediend tegen de wrakingskamer zelf, geregistreerd onder nummer C/15/249465 HA RK 16-190. De wrakingskamer heeft op 10 oktober 2016 besloten om dit verzoek niet in behandeling te nemen, wat aan de gemachtigde van verzoekers is meegedeeld.
Verzoekers hebben aangevoerd dat de wrakingskamer ten onrechte zelf op het verzoek om wraking heeft beslist, wat volgens hen blijk geeft van vooringenomenheid. Ze stellen dat er geen sprake kan zijn van een kennelijk ongegrond verzoek, omdat het eerdere verzoek gemotiveerd was. De wrakingskamer heeft echter geoordeeld dat de verzoeken om wraking van 10 oktober 2016 moeten worden opgevat als een verkapt aangewend rechtsmiddel. Volgens het Wrakingsprotocol van de rechtbank Noord-Holland staat er geen rechtsmiddel open tegen de beslissing van de wrakingskamer van 10 oktober 2016.
Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de wrakingskamer als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en beslist om dit verzoek niet in behandeling te nemen zonder zitting. De behandeling van het wrakingsverzoek in de hoofdzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2016 door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.