ECLI:NL:RBNHO:2016:10929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 december 2016
Publicatiedatum
30 december 2016
Zaaknummer
15/800148-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met geweld op een horlogevertegenwoordiger, aanhouding niet onrechtmatig

Op 30 december 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van diefstal met geweld. De zaak betreft een overval op een horlogevertegenwoordiger die plaatsvond op 7 april 2016 in Hoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de aangever heeft gevolgd en uiteindelijk heeft overvallen. De aangever, werkzaam als vertegenwoordiger voor Seiko, werd bedreigd met een mes en een aluminium stok, en zijn enkels werden vastgebonden. De rechtbank heeft de aanhouding van de verdachte niet onrechtmatig geacht, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van de onrechtmatigheid van de aanhouding en het ontbreken van bewijs voor geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen, die de betrokkenheid van de verdachte bij de overval bevestigden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor de diefstal met geweld en heeft ook twee woninginbraken bewezen verklaard. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800148-16 en (ttz gev.) 15/710224-15 (P)
Uitspraakdatum: 30 december 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 en 16 december 2016 op de locatie Haarlemmermeer in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, gevestigd te Ter Apel, Ter Apelervenen 10.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. H. Plantenga, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering in de hierna te noemen eerste zaak, ten laste gelegd dat:
onder parketnummer: 15.800148-16:
hij op of omstreeks 7 april 2016 te Hoorn tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een of meerdere sleutel(s) en/of
- een mobiele telefoon en/of
- een of meerdere koffer(s) met een of meerdere horloges (merk Seiko, pulsar en/of Breil) en/of
- een koffer met een laptop (merk Fujitsu Siemens),
- een personenauto [kenteken] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Seiko en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of
- die [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of een aluminium stok en/of
- heeft/hebben geroepen "look down, look down" en/of
- de enkels van die [slachtoffer 1] hebben vastgebonden.
onder parketnummer: 15/710224-16:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een horloge (merk Langines) en/of en pen (merk Mont Blanc) en/of een geldbedrag van ongeveer 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 20 oktober 2013 te Nijmegen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een armband (wit goud) en/of een ring (wit goud met diamant) en/of een geldbedrag van ongeveer 4500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde feiten.
Met betrekking tot het feit met parketnummer 15.800148-16 heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig moet worden geacht, hetgeen een dusdanige ernstige schending van een strafvorderlijke waarborg oplevert, dat de resultaten van de onrechtmatige aanhouding moeten worden uitgesloten. Dit betekent dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het ten laste gelegde feit.
Subsidiair heeft de raadsvrouw van verdachte aangevoerd dat er geen sprake is geweest van geweld dan wel bedreiging met geweld.
Met betrekking tot de feiten met parketnummer 15/710224.16 heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Het enkel aantreffen van het DNA van de verdachte is volgens de raadsvrouw onvoldoende om de ten laste gelegde feiten bewezen te verklaren. Bovendien kan niet uitgesloten worden dat het bloed van verdachte door een andere dader is achtergelaten.
3.3.
Bewijsmiddelverweer
Met betrekking tot het feit met parketnummer 15/800148-16 verwerpt de rechtbank het verweer dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 7 april 2016 maakten de [verbalisant] deel uit van een team dat met een speciale taak is belast aangaande de overlastproblematiek, waaronder straatroven, overvallen, inbraken en drugsoverlast in de omgeving van de Orteliuskade te Amsterdam. Blijkens het op die datum opgemaakte proces-verbaal van bevindingen constateren zij het volgende.
Omstreeks 16.30 uur die dag ziet de [verbalisant] een tweetal auto’s achter elkaar aan rijden over de Orteliuskade, een Audi met een Spaans kenteken en een bordeaux rode Ford met een Nederlands kenteken. Beide auto’s worden geparkeerd en alle zes inzittenden stappen uit. Zij gedragen zich bijzonder schichtig en kijken veel om zich heen. Ook worden alle passerende burgers bekeken en nagekeken. Daarop besluit de verbalisant de mannen verder in de gaten te houden. Hij licht zijn medeverbalisanten in en het Spaanse kenteken wordt in de politiesystemen bevraagd. Daaruit blijkt dat de betreffende auto op 31 maart 2016 in Amsterdam is gecontroleerd en dat de Colombiaanse inzittenden toen hebben verklaard dat zij rechtstreeks uit Spanje naar Amsterdam waren gereden. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat de route Colombia-Spanje-Amsterdam een bekende route is voor harddrugs. Deze kennis, in combinatie met het vorenbeschreven gedrag en het feit dat de wijk waarin de Orteliuskade ligt, veel drugsgerelateerde overlast kent, doet bij de verbalisant het vermoeden rijzen dat de mannen mogelijk een druggerelateerde overdracht voorbereiden of een druggerelateerde afspraak hebben. Nadat de zes mannen weer zijn ingestapt, rijden de auto’s weg, waarbij zij afwisselend achter elkaar aan rijden. Onderweg parkeren dan wel stoppen de auto’s een aantal keer, waarbij zij steeds in elkaars nabijheid blijven.
Op grond van dit opvallende gedrag van beide autobestuurders kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de beide auto’s bij elkaar horen. Deze constatering wordt gedaan in een wijk waar op dat moment een speciaal team van de politie is ingezet in verband met drugsproblematiek.
Voor de verbalisanten is het hierboven beschreven gedrag, in combinatie met de overige redenen voor het vermoeden van een druggerelateerde overdracht, aanleiding om beide auto’s aan een onderzoek te onderwerpen. Als een aantal inzittenden uit de auto’s stapt en verbalisanten zich bekendmaken als zijnde politie, reageren de aangesprokenen geschrokken; één van hen tracht weg te rennen en een aantal anderen springt terug in de auto’s, waarna beide bestuurders proberen weg te rijden. Twee verbalisanten moeten opzij springen om niet geraakt te worden. Dit gedrag versterkt het vermoeden dat zich mogelijk een hoeveelheid drugs in de auto’s bevindt.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het voorgaande een redelijk vermoeden van schuld als bedoeld in artikel 27 Wetboek van Strafvordering op als toereikende basis om verdachten aan te houden en op grond van artikel 9 van de Opiumwet de auto’s en verdachten aan een onderzoek te onderwerpen. Het voorgaande betekent dat de uit het onderzoek voorvloeiende resultaten voor het bewijs gebezigd mogen worden.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
inzake parketnummer: 15/800148-16:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 7 april 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte van diefstal met geweld. Hij verklaart dat hij als vertegenwoordiger werkzaam is bij Seiko Nederland te Schiedam. Zijn taak is om langs juweliers te gaan en horloges te laten zien. Hij heeft altijd koffers met horloges bij zich; twee koffers met Seiko’s, één koffer met Pulsar en één koffer met Breil. Het zijn ongeveer 125 horloges met een waarde van ongeveer euro 14.000,00. Hij rijdt in een Volvo [kenteken] welke wordt geleased van de [bedrijf] te Breda. In de koffer van het merk Kim zit zijn laptop van het merk Fujitsu / Siemens.
Op 7 april 2016 om ongeveer 15.30 uur komt hij thuis op zijn woonadres [adres] en parkeert zijn auto voor zijn garage. Hij stapt uit, loopt naar de achterklep van zijn auto en opent deze. Uit de achterbak haalt hij zijn attachékoffer en zet deze op de grond. Op het moment dat hij nog achter zijn auto staat, merkt hij dat hij een zet krijgt in zijn rug . Op dat moment ziet hij dat er drie personen achter en naast hem staan. Twee staan achter hem en één staat voor hem. Hun gezichten zijn bedekt met een stofachtig iets. Eén van die daders laat een mes zien. Ook heeft één van de daders een aluminium stok in zijn handen van ongeveer 70 cm. Hij hoort meerdere stemmen zeggen: ‘’look down, look down’’. De daders duwen hem tegen de garagedeur. Zijn sleutels worden uit zijn handen gegrist. Een dader haalt zijn telefoon uit zijn borstzak en weer een andere dader of dezelfde dader haalt in één beweging zijn horloge van zijn pols af. Twee daders gaan weg. Eén persoon blijft nog bij hem. Deze dader staat schuin voor hem en gaat door zijn benen om een soort verbandje om zijn enkels te doen. Hij hoort een stem zeggen dat hij moet gaan liggen, maar dat doet hij niet en hij gaat op zijn knieën zitten. Vervolgens rijden de daders in zijn auto met piepende banden weg. Aangever merkt dat één van de daders zijn attachékoffer heeft meegenomen. In zijn auto zitten de vier eerder omschreven koffers en zijn attachékoffer met zijn laptop en de voorbeeldmappen. Door de woorden die de daders tegen hem zeggen en schreeuwen voelt hij zich zeker bedreigd, en dat komt ook door het mes en de stok [2] .
Aanvullend verklaart aangever op 10 april 2016 dat hij drie personen heeft gezien. Eén dader attendeert hem op zijn mes. Het is een soort stanleymes maar dan groter. De dader heeft het mes in twee handen vast en houdt het voor zich. Door het mes voelt aangever zich bedreigd; het is hem duidelijk dat hij geen geintjes kan uithalen en niets moest doen. Tegelijkertijd voelt hij dat er in zijn borstzakje wordt gevoeld en dat zijn telefoon eruit wordt gehaald en dat zijn horloge van zijn pols wordt afgedaan. Hij voelt overal handen. Vervolgens doet een dader een verband om zijn been; om zijn ene been heel strak, maar aan het andere been heel los. Er wordt nog iets gezegd in de trant van: “lay down”. Hij is toen op zijn knieën gaan zitten. Zijn sleutels grissen ze weg. Een dader heeft het mes en een andere dader heeft een staaf in zijn handen. De staaf is vierkant en ongeveer 4cm breed en dik. Het voor aangever zichtbare deel van de staaf is ongeveer 40 cm. De man laat de staaf zien zonder iets te zeggen. Het is aangever duidelijk dat de man duidelijk wil maken dat hij geen geintjes moet uithalen. Doordat de daders aangever heel duidelijk het mes en de staaf laten zien, voelt aangever dat hij mee moet werken en dat er anders geweld wordt gebruikt [3] .
Op 7 april 2016 hoort de politie de [getuige] . Zij loopt op 7 april 2016 [adres] in Hoorn in en nadert [adres] . Vanuit tegenovergestelde richting ziet zij een witte Volvo aan komen rijden. Ze weet dat de witte Volvo thuishoort op [adres] en ziet dat de bestuurder aan het manoeuvreren is voor zijn garagedeur. Op een gegeven moment ziet zij twee mannen, waarvan één man gekleed in het zwart met een zwart petje. Ze ziet die man direct achter de witte Volvo staan. Zij ziet dat deze man een zwarte trolleykoffer in zijn handen heeft. Gelijktijdig ziet ze een andere man, gekleed in blauw shirt met lange mouwen en een zwarte sjaal. Ook deze man draagt een zwart petje. Zij hoort dat er gezegd wordt: ‘Get down. Get down’. Dit wordt op een dwingende manier gezegd. Vrijwel direct daarna ziet zij dat die twee mannen naar de rechterzijde van die witte Volvo lopen. De man gekleed in de blauwe kleding stapt rechts in die auto. Beide mannen verdwijnen vervolgens uit het zicht en direct daarna ziet zij dat de auto wegrijdt. Nadat de auto is weggereden ziet zij de buurman aan komen lopen. Hij is helemaal gechoqueerd [4] .
Op 7 april 2016 omstreeks 15.44 uur krijgen de [verbalisant] de melding dat een persoon voor zijn woning, gelegen aan [adres] 14 te Hoorn is overvallen. De daders zijn weggereden in een Volvo, [kenteken] Op het parkeerterrein van de [adres] zien de verbalisanten, een voertuig met het voorgenoemde kenteken, in een parkeervak op het parkeerterrein geparkeerd staan. In de personenauto zitten geen personen meer [5] .
De [getuige] verklaart op 7 april 2016 dat zij goed zicht heeft op de parkeerplaats van de [adres] Ineens ziet zij een witte Volvo heel hard het parkeerterrein van de [adres] oprijden. Ze ziet dat de witte Volvo wordt geparkeerd in een van de vakken. De Volvo wordt direct gevolgd door een andere auto, kleur donkergrijs. Nadat de witte Volvo tot stilstand is gekomen ziet zij twee of drie mannen uitstappen. Ze ziet de drie mannen om de andere auto rennen en instappen in die auto en ziet dat de auto in haar richting wegrijdt. Het valt haar op dat het kenteken aan de voorkant van die auto bedekt is met een doek of papier. Ze ziet namelijk wat fladderen aan de zijkant bij de plaats van het kenteken [6] .
De [verbalisant] zijn op 7 april 2016 in burger gekleed en in de omgeving van de Orteliuskade te Amsterdam belast met een speciale taak, namelijk het aanpakken van overlastproblematiek, onder meer in verband met drugs.
Omstreeks 16.30 uur bevindt [verbalisant] zich op de Orteliuskade te Amsterdam en ziet aldaar een tweetal voertuigen achter elkaar rijden. Zij rijden over de Orteliuskade en parkeren ter hoogte van perceel 50 te Amsterdam. Het betreft een zwarte Audi met een Spaans [kenteken] en een bordeaux rode Ford met [kenteken] .
Na het parkeren ziet hij vervolgens zes inzittenden van de voertuigen uitstappen. Hij ziet dat de mannen bijzonder schichtig zijn en veel om zich heen kijken. Hij ziet dat alle passerende burgers worden bekeken en nagekeken. Dit gedrag valt hem op en hij besluit de mannen in de gaten te houden.
Wanneer de verbalisant het Spaanse kenteken in de politiesystemen bevraagt, leest hij in een mutatie met registratienummer PLl300 BVH 2016071055 1 dat dit voertuig met meerdere Colombiaanse inzittenden op 31 maart 2016 is gecontroleerd in Amsterdam-Zuid Oost. De inzittenden verklaarden toen rechtstreeks vanuit Spanje naar Amsterdam Zuid-Oost te zijn gereden. De verbalisant relateert dat het hem ambtshalve bekend is dat de route Colombia-Spanje-Amsterdam een bekende drugsroute aangaande harddrugs betreft. Deze kennis in combinatie met het hierboven beschreven gedrag geven hem sterk het vermoeden dat de mannen mogelijk een druggerelateerde overdracht of een afspraak hebben.
Op een gegeven moment ziet hij dat de zes mannen weer in de twee voertuigen stappen en dat de voertuigen vervolgens over de Orteliuskade in de richting van de Willem Schoutenstraat te Amsterdam rijden. Na ongeveer 10 meter stoppen en parkeren de auto’s weer.
De [verbalisant] zien de auto’s nog verschillende malen stoppen en elkaar laten passeren totdat zij inparkeren op de Piet Mondriaanstraat. De vier verbalisanten begeven zich in de richting van de auto’s en zien op dat moment meerdere inzittenden uit de twee voertuigen stappen. De verbalisanten maken zich kenbaar als politie. De personen reageren geschrokken en trachten zich te onttrekken aan de staande houding.
[verbalisant] ziet dat [verdachte] van hem tracht weg te rennen in de richting van de Ford. Op dat moment komt de Ford in beweging, waardoor [verdachte] niet kan instappen. De verbalisant hoort dat de bestuurder veel gas geeft en van de parkeerplek weg tracht te rijden.
[verbalisant] ziet dat [medeverdachte 1] , als bestuurder in de Audi zit en dat op het moment dat hij [medeverdachte 1] staande houdt, het voertuig in beweging komt. [verbalisant] zien het voertuig met veel toeren en piepende banden in beweging komen. [verbalisant] legt zijn dienstfiets voor de Ford, waardoor het voertuig niet verder kan rijden. Hierop houden de verbalisanten [medeverdachte 2] uit de Ford aan.
Direct hierop houdt [verbalisant] [medeverdachte 3] aan als bijrijder in de Audi. De [verbalisant] houdt [medeverdachte 4] , als bijrijder in de Ford aan. Hij ziet dat [medeverdachte 4] een zwart/witte sjaal zodanig om zijn nek heeft gewikkeld dat zijn mond niet zichtbaar is.
Vervolgens wordt door de verbalisanten onderzoek verricht aan de auto’s. In de Audi treffen de [verbalisant] op de achterbank een rolkoffer aan met meerdere vakken, die afgesloten zijn met een rits. Bij het openen daarvan zien zij in de koffer meerdere horlogehouders zonder horloges. Verder treffen zij in de rolkoffer een laptop aan en een visitekaartje met de volgende gegevens: [slachtoffer 1] , [beroep]
De [verbalisant] onderzoeken de Ford en zien op de achterbank een schoudertas staan. Bij het openen van deze tas zien zij dat er in deze tas een plastic tas van het merk Perry Sport ligt. In de plastic tas zien zij tientallen horloges van het merk Seiko. Door deze bevindingen wordt het de verbalisanten duidelijk dat de inzittenden van beide voertuigen een relatie met elkaar hebben. De rolkoffer waar de horloges vermoedelijk voorheen in zaten, treffen zij namelijk aan in de Audi. De horloges treffen zij aan in de Ford.
Ten tijde van het onderzoek aan de beide voertuigen zien de verbalisanten dat de kentekenplaten van de betrokken Audi voorzien zijn van scheerschuimrestanten en dat op een aantal plaatsen op de kentekenplaten en op de achterzijde van het voertuig resten scheerschuim aanwezig zijn. Op de kentekenplaten is de scheerschuim in vegen aanwezig, alsof de scheerschuim van de kentekenplaat is afgeveegd. Aan de kant van de bijrijder op de vloer van de Audi ligt een bus scheerschuin.
De [verbalisant] een onderzoek te verrichten in de politiesystemen en bevraagt [slachtoffer 1] . Hierop ziet hij dat [slachtoffer 1] op 7 april 2016 om 15.30 uur slachtoffer is geworden van een overval en dat hierbij horloges van het merk Seiko zijn weggenomen.
Hierop krijgen de verbalisanten sterk het vermoeden dat de door hen aangehouden verdachten betrokken zijn geweest bij deze overval, dan wel de heling van de goederen [7] .
Op 10 april 2016 worden de inbeslaggenomen koffers en horloges aan aangever [slachtoffer 1] getoond. Aangever verklaart dat de koffers, de tas en de horloges van hem zijn [8] .
Onder verdachte [medeverdachte 3] wordt op 11 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, zwart, in beslaggenomen met het telefoonnummer [nummer] en IMEI [nummer] [9] .
Onder verdachte [verdachte] wordt op 8 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, wit, inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummer [nummer] [10] .
Onder verdachte [medeverdachte 1] wordt op 8 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, wit, inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummer [nummer] [11] .
Onder verdachte [medeverdachte 2] wordt op 13 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung (naderhand gecorrigeerd in een zwarte Nokia 105 Dual SIM, RM-1133 [12] ) inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummers (serial no. 1) [nummer] en (serial no. 2) [nummer] [13] .
Op basis van de historische verkeersgegevens van bovengenoemde inbeslaggenomen telefoons worden door de verbalisanten voorlopige conclusies getrokken die door hen worden omschreven als vermoedens. De rechtbank zal hierna een oordeel geven over de bewijswaarde van deze constateringen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat elke inbeslaggenomen telefoon zal worden toegeschreven aan de verdachte onder wie de betreffende telefoon inbeslaggenomen is. [medeverdachte 2] heeft op 5 december 2016 ten overstaan van de rechter-commissaris, gehoord als verdachte in zijn eigen zaak en tevens als getuige in de andere zaken, verklaard dat hij de onder hem inbeslaggenomen telefoon op 6 april 2016 heeft ontvangen. Uit de verklaringen van de medeverdachten en ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen waaruit zou kunnen volgen dat zij op de dag van hun aanhouding en de dag daarvoor niet zelf de gebruikers waren van de in hun bezit aangetroffen telefoon.
De rechtbank betrekt bij de hierna te noemen processen-verbaal ten aanzien van de historische verkeersgegevens van de inbeslaggenomen telefoons ook de verklaringen van de aangever omtrent de door hem op 7 april 2016 gevolgde route. Hij is op 7 april 2016 om ongeveer 8.50 uur de deur uit gegaan. Daarna is hij ongeveer om 10.00 uur begonnen in Almere. Daarna naar Amsterdam-Noord waar hij omstreeks 15.00 uur klaar was. Vervolgens over de A7 naar huis, afslag Hoorn-Berkhout [14] .
In zijn nadere verklaringen van 7 april [15] en 16 mei 2016 [16] geeft aangever een nadere concretisering van de door hem gevolgde route;
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder de verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat hij samen met de verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] op 6 april 2016 in de late middag en de vroege avond een voorverkenning heeft gedaan in Hoorn op de te plegen overval. In de late middag en vroege avond straalt zijn telefoon zendmasten aan te Hoorn (Dr. Van Aalstweg en Holenweg).
Tevens ontstaat het vermoeden, dat de verdachte [medeverdachte 2] samen met [verdachte] en [medeverdachte 3] in de onmiddellijke omgeving van de woning van de aangever heeft gepost op diens vertrek naar Almere. Op 7 april 2016 09:03:51 uur bevindt de onder de verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon zich op (de rechtbank begrijpt: straalt aan:) een zendmast aan de Factorij 1 te Zwaag.
De aangever [slachtoffer 1] verklaart op 7 april 2016 om ongeveer 08:50 uur vanaf zijn woning aan [adres] te Hoorn is vertrokken, waarna hij zijn werkzaamheden is begonnen omstreeks 10:00 uur in Almere. De aangever moet gevolgd zijn vanaf Hoorn naar Almere, alwaar hij die dag omstreeks 10:00 uur startte met zijn werkzaamheden op diverse locaties in Almere. De aangever moet tijdens de bezoeken aan verschillende locaties in Almere zijn gevolgd door [medeverdachte 2] , immers tussen 10:21:27 uur en 14:19:05 uur, maakte de onder [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon gebruik van zendmasten in Almere. Na zijn werkzaamheden in Almere rijdt de aangever naar Amsterdam en bezoekt daar de firma [bedrijf] in Amsterdam-Noord, volgens “google” gevestigd aan de [adres] , alwaar hij omstreeks 15:00 uur klaar is.
[medeverdachte 2] moet de aangever van Almere naar Amsterdam-Noord zijn gevolgd, immers zijn telefoon maakt die dag omstreeks 15:04:52 uur, gebruik van een zendmast aan de Hilversumstraat 316 te Amsterdam. Deze zendmast ligt hemelsbreed op ongeveer 1 kilometer van de Purmerweg. Na zijn vertrek rijdt de aangever via de A7 naar de afslag Hoorn-Berkhout en via de Provinciale weg en [adres] naar zijn woning aan [adres] . De aangever moet op de A7 langs Purmerend gereden zijn.
[medeverdachte 2] moet de aangever van Amsterdam naar Hoorn zijn gevolgd. Immers zijn telefoon straalt om 15:16:06 uur en 15:17:25 uur, zendmasten aan in Purmerend. Gelet op de vertrektijd van de aangever uit Amsterdam is het heel aannemelijk, dat hij rond de genoemde tijdstippen langs Purmerend is gereden.
Bij de afslag Hoorn-Berkhout rijdt de aangever de Provinciale weg op. Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 2] hem op dat moment nog steeds volgt, immers zijn telefoon straalt rond 15:24:40 uur een zendmast aan de Astronauten weg 271 te Hoorn aan. Deze zendmast ligt heel dicht bij de afslag Hoorn-Berkhout. Omstreeks 15:30 uur wordt de aangever [slachtoffer 1] overvallen.
Na de overval straalt de telefoon van [medeverdachte 2] omstreeks 15:54:51 uur de zendmast aan de Nieuweweg 2 te Wognum aan. Het vermoeden bestaat dan ook, dat de daders via de afslag Hoorn-Noord de A7 richting Amsterdam zijn opgereden [17] .
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder [medeverdachte 1] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat deze telefoon door de verdachte speciaal is aangeschaft voor de te plegen overval, immers deze telefoon werd op 6 april 2016 te 08:14:38 uur voorzien van een simcard met het telefoonnummer [nummer] . Verder bestaat het vermoeden, dat [medeverdachte 1] samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] op 6 april 2016 in de late middag en vroege avond een voorverkenning doet in Hoorn op de te plegen overval, immers in de late middag en vroege avond straalt zijn telefoon de zendmast Dr. Van Aalstweg 18 te Hoorn aan. De aangever verklaart op 7 april 2016 omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere.
Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 1] betrokken is bij het volgen van de aangever tijdens zijn werkzaamheden in Almere, immers zijn telefoon straalt op 7 april 2016 tussen 10:09:24 uur en 13:02:18 uur, verschillende zendmasten aan te Almere (P.J. Oudweg en Westeinde).
Na zijn werkzaamheden in Almere rijdt de aangever via Amsterdam en de A-7 weer naar Hoorn terug. De aangever moet rond 15:20 uur die dag op de A-7 langs de plaats Berkhout zijn gereden. De aangever moet gevolgd zijn door [medeverdachte 1] , immers op 7 april 2016, te 15:22:56 uur, straalt de telefoon van [medeverdachte 1] nog een zendmast aan op de Venneweg te Berkhout. Vervolgens werd aangever die dag omstreeks 15:30 uur op de parkeerplaats van [adres] overvallen.
[medeverdachte 1] moet [medeverdachte 3] , die naast [medeverdachte 1] zat in de Audi A2 met [kenteken] tijdens de aanhouding, en [verdachte] , die kort voor zijn aanhouding uit de Ford Focus [kenteken] is gestapt, kennen, omdat zij regelmatig telefonische contacten hebben met elkaar in de opgevraagde periode [18] .
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de in de fouillering van [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat [medeverdachte 3] met anderen, in ieder geval met [medeverdachte 2] en [verdachte] , op de dag van de overval rond de woning van de aangever hebben gepost tot aangever weggaat, immers de telefoon van [medeverdachte 3] straalt een zendmast aan op de Factory te Zwaag op 7 april 2016, te 9:11:33 uur, een mast in de directe omgeving van de woning van de aangever.
De aangever verklaart op 7 april 2016, omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere. Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 3] met anderen de aangever heeft gevolgd naar Almere. De verdachte [medeverdachte 3] moet in Almere, al dan niet met anderen, de aangever naar verschillende locaties zijn gevolgd, immers zijn telefoon straalt tussen 10:14:33 uur en 12:51:51 uur verschillende zendmasten in Almere aan. Tijdens het volgen van de aangever heeft de in de fouillering van [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon veelvuldige telefonische contacten met de onder [medeverdachte 1] , [geboortedatum] en [verdachte] , [geboortedatum] , aangetroffen telefoons [19] .
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de in de fouillering van [verdachte] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 6 april 2016 in de late middag en avond een voorverkenning doet in Hoorn op de te plegen overval. Immers in de late middag en avond straalt zijn telefoon zendmasten aan op de Factorij 1 te Zwaag en de Dr. Van Aalstweg 1 te Hoorn. De woning van de aangever [adres] ligt tussen deze twee zendmasten.
Na deze voorverkenning rijdt [verdachte] vervolgens weer terug naar Amsterdam, immers op 7 april 2016 te 21:57:26 uur straalt zijn telefoon een zendmast aan op de Frankemaheerd 12 te Amsterdam Zuid Oost.
In de ochtend van 7 april 2016 verlaat de verdachte [verdachte] Amsterdam om vervolgens weer naar Hoorn te rijden. Immers op 7 april 2016 te 6:10:17 straalt zijn telefoon een zendmast aan op de Oosterringdijk te Amsterdam om vervolgens die dag te 6:52:59 uur gebruik te maken van een zendmast aan de Holenweg te Hoorn.
Vanaf het genoemde tijdstip moet [verdachte] al dan niet met anderen, maar in ieder geval met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , gepost hebben bij de woning van de aangever aan [adres] te Hoorn, immers op 7 april 2016 tussen 7:29:17 uur en 9:09:30 uur maakt de telefoon van [verdachte] gebruik van zendmasten aan de Dr. Van Aalstweg te Hoorn en de Factorij te Zwaag, terwijl de woning van de aangever zich tussen deze twee zendmasten bevindt.
De aangever verklaart op 7 april 2016, omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere.
Het vermoeden bestaat, dat de aangever vanaf zijn woning in Hoorn naar Almere is gevolgd door onder andere [verdachte] , immers zijn telefoon straalt die dag om 9:09:30 uur nog een zendmast aan in Hoorn en die dag om 10:11:26 uur te Almere.
De aangever verklaart tot ongeveer 14:00 uur die dag in Almere te hebben gewerkt om na een bezoek aan een juwelier in Amsterdam Noord weer terug te keren naar Hoorn.
Op 7 april 2016, te 14:37:07 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan gelegen aan de Loenermarkt in Amsterdam en op 7 april 2016, te 15:24:21 uur en te 15:25:44 uur een zendmast aan de Dr. Van Aalstweg 18 te Hoorn. Op 7 april 2016, omstreeks 15:30 uur wordt de overval op [adres] te Hoorn gepleegd. Op 7 april 2016, te 15:55:39 uur, straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op de Nieuweweg te Wognum.
[verdachte] heeft de dag van de overval veel telefonische contacten met de andere medeverdachten in deze zaak [medeverdachte 1] , [geboortedatum] en N. [medeverdachte 3] , [geboortedatum] , die zich op dat moment ook in Hoorn, Zwaag en Almere hebben opgehouden.
Gedurende de hele dag heeft [verdachte] op 7 april 2016 veel contact met het telefoonnummer [nummer] . Volgens het telefoonboek van de onder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aangetroffen telefoons, is het telefoonnummer [nummer] in gebruik bij “Papa” en/of “Zuazo” De telefoonnummer straalde op 7 april 2016 ook zendmasten in Hoorn aan. [20] .
Ook uit een andere analyse, het schematisch overzicht van het telefoonverkeer blijkt dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 5 april 2016 om 12.01 uur tot 7 april 2016 om 15.55 uur onderling diverse malen contact met elkaar hebben gehad [21] .
Uit de verkregen historische gegevens van het bedrijf Vialis met betrekking tot de kentekens [kenteken] en [kenteken] blijkt dat de voertuigen met de kentekens [kenteken] en [kenteken] , waarin verdachten zijn aangetroffen, meermalen zeer dicht in de nabijheid zijn geweest van aangever in diens voertuig met het kenteken [kenteken] . Immers, deze kentekens passeren op 7 april 2016 zeer kort na elkaar, te weten om respectievelijk 14:35:31 uur, 14:35:35 uur en 14:35:36 uur, de camera op de Nieuwe Leeuwarderweg en later die dag kort na elkaar, te weten om respectievelijk 15:03:05 uur, 15:03:13 uur en 15:03:56 uur, de camera op de [adres] [22] .
Uit de verkregen historische gegevens van het bedrijf Vialis met betrekking tot de kentekens [kenteken] en [kenteken] blijkt verder dat de betreffende voertuigen op 4 en 6 april 2016 telkens zeer kort na elkaar dezelfde camera’s van Vialis zijn gepasseerd, namelijk:
- op 4 april 2016 om 19:35:52 uur respectievelijk 19:35:57 uur, camera 12A101-c;
- op 4 april 2016 om 19:37:51 uur respectievelijk 19:37:52 uur, camera 1244*;
- op 6 april 2016 om 21:34:39 uur respectievelijk 21:34:39 uur, camera 16A105-c;
- op 6 april 2016 om 21:38:23 uur respectievelijk 21:38:20 uur, camera 14A105-c;
- op 6 april 2016 om 21:42:50 uur respectievelijk 21:42:48 uur, camera 1234-A;
- op 6 april 2016 om 21:46:50 uur respectievelijk 21:46:49 uur, camera 1241.
De gepasseerde camera’s van Vialis waren alle in Amsterdam gesitueerd [23] .
Hierboven is weergegeven dat de verbalisanten aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder vier verdachten inbeslaggenomen telefoons voorlopige conclusies hebben getrokken omtrent de reisbewegingen van verschillende verdachten. Op grond van alle hierboven genoemde bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, neemt de rechtbank deze conclusies over als definitieve slotsom. Immers, in samenhang met alle overige bevindingen omtrent de reisbewegingen van de door de verdachten en de aangever gebruikte auto’s kan het niet anders zijn dan dat na te noemen verdachten als gebruikers van de onder hen inbeslaggenomen telefoons de aangever gedurende langere tijd hebben gevolgd. Reeds in de late middag en avond van 6 april 2016 hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich, kennelijk in het kader van een voorverkenning, bevonden in de nabijheid van de woning van de aangever. Vervolgens hebben de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] zich de volgende ochtend, 7 april, in de omgeving van de woning opgehouden tot het vertrek van de aangever naar Almere. De vier hierboven genoemde verdachten hebben vervolgens de aangever verder gevolgd naar en in Almere tot diens vertrek naar Amsterdam. De verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben de aangever ook nadien gevolgd via Amsterdam naar diens woning in Hoorn alwaar de aangever is beroofd.
Op 7 juli 2016 heeft [verbalisant] het verband (de reep roze stof met knopen erin) dat om de enkels van aangever was geknoopt, in beslag genomen en in een DNA zak veiliggesteld. Het spoor is voorzien van SIN AAGT5085NL [24] .
Het NFI heeft het stuk stof dat om de benen van het slachtoffer heeft gezeten nader onderzocht en de uiteinden van het stuk stof bemonsterd (AAGT5O85NL#01 en AAGT5O85NL#02) en de knopen van het stuk stof (AAGT5O85NL#03 en AAGT5085NL#O4). Het NFI concludeert het volgende:
Uit het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGT5O85NL#01 is een volledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 5] . Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 5] . De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, wat betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Van het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGI5O85NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Van dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De DNA-kenmerken van [medeverdachte 1] komen voor in het afgeleide DNA-hoofdprofiel. Het celmateriaal bevat dus onder andere DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] . De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, wat betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Van het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGT5O85NL#04 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Naast de DNA-kenmerken van [medeverdachte 1] , komen daarin ook de DNA-kenmerken van [verdachte] en minimaal één onbekende persoon voor. Het celmateriaal bevat dus onder andere DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] en [verdachte] [25] .
Inzake parketnummer: 15/710224-16:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
met betrekking tot feit 1:
Op 18 oktober 2013 doet [slachtoffer 2] aangifte van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres] te Nieuw-Vennep. Zij verklaart dat zij op vrijdag 18 oktober 2013 om 11.00 uur naar haar werk is gegaan. In haar woning in haar slaapkamer heeft zij in witte laden op een nachtkastje kleingeld liggen met een totale waarde van 500 euro. In haar nachtkastjes heeft zij meerdere sieraden liggen. Als zij omstreeks 13.30 uur terugkomt van haar werk, krijgt zij de voordeur niet open omdat er een dievenklauw van binnenuit op slot is gedaan. Ze kijkt naar binnen en ziet dat al het meubilair, kasten en laden geopend zijn.
Het rechterraam van de schuifpui aan de rechteronderzijde is vernield. Op het kunststof kozijn van de schuifpui ziet zij meerdere vernielingen in de vorm van verbuigingen van ongeveer 5 cm breed. Er ligt glas van haar schuifpui op de grond in haar achtertuin en op de vloer van de woonkamer. Op één van de stukken glas zit een bloedspoor. Ook op het kunststof kozijn aan de rechterzijde zit een bloedspoor.
In haar slaapkamer ziet zij dat de laden geopend zijn en dat er goederen op de vloer liggen. De sieradendoosjes liggen op de grond en zijn leeg. Het kleingeld dat in een klein laadje zat, is weggenomen [26] .
Op 7 augustus 2016 verklaart aangeefster aanvullend dat het weggenomen horloge de waarde heeft van ongeveer € 750,00. Dit horloge was net gekocht. De pen van het merk Mont Blanc is een cadeau. De waarde daarvan is zeker een paar honderd euro. Het geldbedrag ad € 500,00 bestaat uit allemaal munten. Uit de portemonnee van haar dochter is een bedrag ad 10 of 20 euro weggenomen. De weggenomen spullen waren niet verzekerd [27] .
Op 18 oktober 2013 vindt in de woning aan de [adres] te Nieuw-Vennep een forensisch sporenonderzoek plaats. Aan de buitenzijde van de schuifdeur, onder de slotcilinder, wordt een rode vlek aangetroffen. Ook op een in de woning aangetroffen deurmat wordt een rode vlek aangetroffen. Beide vlekken worden getest op bloed, met een positieve uitslag. Het bloedspoor met SIN AAGC6925NL, aangetroffen op een fragment van de ruit van de schuifdeur, welk fragment was aangetroffen in de woning, wordt veiliggesteld [28] .
Uit de bijlage DNA-profielcluster 26562 van 11 juli 2016 van het NFI blijkt dat het NFI het referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] heeft vergeleken met het bloedspoor met SIN AAGC6925NL. Dit levert een match op met een matchkans DNA-profiel van kleiner dan één of één miljard [29] .
met betrekking tot feit 2:
Op 20 oktober 2013 doet [slachtoffer 3] aangifte van een inbraak aan [adres] te Nijmegen. Zij verklaart dat zij op 20 oktober 2013 om 14.30 uur uit haar woning is vertrokken. Om 19.30 uur komt zij thuis en ziet dat het raam bij de tuindeur kapot is. De hele bovenverdieping is overhoop gehaald en ze ziet dat de sieraden en een spaarpot zijn weggenomen. Zij mist de volgende goederen:
- een witgouden armband met steentjes € 3395,00
- een witgouden diamant ring van € 3.900,00
- een spaarpot met 1000 euro in 2 euro munten.
- € 3.500,00 aan briefgeld en 1 euromuntstukken.
Op lamellen zitten bloedspetters en er ligt bloed bij de laptop en bedden [30] .
Op 6 augustus 2016 verklaart aangeefster aanvullend dat het weggenomen geld wisselgeld was voor haar twee winkels. Het papiergeld zat in een portemonnee en het kleingeld in een spaarpot. De portemonnee is alleen leeggehaald [31] .
Op 21 oktober 2013 verricht [verbalisant] onderzoek naar sporen in de woning aan de [adres] te Nijmegen. Het bloedspoor met SIN AAGJ3800NL, aangetroffen op het kozijn binnen nabij de vernielde ruit wordt veiliggesteld [32] .
Uit de bijlage DNA-profielcluster 26562 van 11 juli 2016 van het NFI blijkt dat het NFI het referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] is vergeleken met het bloedspoor met SIN AAGJ3800NL. Dit levert een match op met een matchkans DNA-profiel van kleiner dan één of één miljard [33] .
3.5.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot het feit met parketnummer 15/800146-16:
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Uit de verkeersgegevens van de bij verdachten in beslaggenomen telefoons blijkt dat verschillende verdachten voorafgaande aan de overval op de horlogevertegenwoordiger hem hebben gevolgd en zich de avond ervoor bij zijn huis hebben opgehouden. Op de 7 april 2016 hebben vier hierboven genoemde verdachten de aangever gevolgd op diens reis naar en bezoeken in Almere. Uit de aangifte blijkt dat op 7 april 2016 drie personen de feitelijke overval op de horlogevertegenwoordiger hebben gepleegd. Nadat ze hem aan zijn enkels hebben vastgebonden, hebben ze de huissleutels en telefoon van hem afgepakt en zijn er vervolgens vandoor gegaan met de koffers met horloges en laptop en zijn auto. Een uur na de overval worden zes verdachten in twee auto’s aangehouden door de politie. Beide auto’s zijn betrokken geweest bij het volgen van de aangever op 7 april 2016. In elk van de auto’s wordt (een deel van) de buit aangetroffen.
Op het doek waarmee de horlogevertegenwoordiger om zijn enkels is vastgebonden wordt DNA, waaronder een mengprofiel, van drie verdachten aangetroffen. Geen van de verdachten heeft een verklaring over zijn betrokkenheid afgelegd.
Met betrekking tot de toedracht van de overval kan worden vastgesteld dat deze "in vereniging”" is begaan, maar kan niet worden vastgesteld de exacte betrokkenheid van ieder van de verdachten. Indien in een dergelijk geval verdachte zelf kort na de diefstal wordt aangetroffen in omstandigheden die ernstige aanwijzingen opleveren voor betrokkenheid bij het strafbare feit, kan sprake zijn van een situatie waarin het uitblijven van een aannemelijke verklaring van de verdachte van belang is voor de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de auto, waarin de gestolen goederen zich bevonden, en voor de hiervoor beschreven bewegingen van telefoons en auto’s – kort gezegd – door Nederland (Hoorn, Almere, Amsterdam en Hoorn) kan het naar het oordeel van de rechtbank, gelet op al het voorafgaande, niet anders dan dat verdachte en zijn mededaders de overval gezamenlijk hebben uitgevoerd en derhalve zo nauw en bewust hebben samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van de bewezen verklaarde overval.
De rechtbank acht tevens aannemelijk geworden dat het opzet van verdachte tevens gericht is geweest op het toegepaste geweld. Wanneer op klaarlichte dag in een woonwijk op een horlogevertegenwoordiger een overval wordt gepleegd, is de kans aanmerkelijk dat daarbij geweld of bedreiging met geweld wordt gebruikt, zeker gelet op de uitgebreide voorafgaande observatie van aangever.
Het voorgaande geldt zonder meer ook voor de verdachte in de onderhavige zaak, [verdachte] . Hij is immers van aanvang af betrokken geweest bij het volgen van de aangever op 6 en 7 april 2016. Zijn DNA is aangetroffen op de bij de overval gebruikte doek en hij is kort nadien aangetroffen met zijn medeverdachten in een auto waarin zich een deel van de buit bevond.
Met betrekking tot de feiten onder 1 en 2 met parketnummer: 15/710224-16:
Op grond van het biologisch sporenonderzoek stelt de rechtbank vast dat het bloedspoor SIN AAGC6925NL, aangetroffen bij de inbraak te Nieuw-Vennep en het bloedspoor SIN AAGJ3800NL, aangetroffen bij de inbraak in Nijmegen van verdachte afkomstig is. De rechtbank stelt vast dat de aangetroffen bloedsporen geen mengprofiel van meerdere DNA-profielen betreffen.
Ter terechtzitting heeft de raadvrouw aangevoerd dat verdachte op het moment van de inbraken in het buitenland verbleef en dat het bloedspoor mogelijk door een andere dader is achtergelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het aangetroffen bloedspoor in de woning gelegen aan de Nieuw-Vennep, [adres] , zoals hiervoor genoemd, als daderspoor beschouwd moet worden. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat, zoals blijkt uit voornoemde bewijsmiddelen, dit bloed kort na de inbraak werd aangetroffen en dat het bloed zich bevond op de deurmat, aan de buitenzijde van de schuifdeur en op een fragment van de schuifdeurruit. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat niet alleen in de woning een bloedspoor overeenkomend met het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen, maar dat ook een bloedspoor is aangetroffen op een fragment afkomstig van de schuifpui. Het bloedspoor op de deurmat is weliswaar niet forensisch onderzocht, maar de rechtbank stelt vast dat de dader bij het forceren van de schuifpui een bloedende wond moet hebben opgelopen en dat ook dit spoor -gelet op de plaats waar dit spoor is aangetroffen - een daderspoor is.
Ook het aangetroffen bloedspoor in de woning gelegen aan de [adres] te Nijmegen moet als daderspoor worden aangemerkt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit bloedspoor kort na de inbraak is aangetroffen. Het bloed bevond zich op meerdere plaatsen in het huis, onder andere op het binnenkozijn nabij de vernielde ruit, aan het voeteneind van het bed, het onderlaken van het bed en op de laptop.
Het door de raadsvrouw geschetste scenario, dat het bloed van verdachte door een andere dader is achtgelaten acht de rechtbank in het geheel niet aannemelijk geworden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met braak uit de woningen gelegen te Nieuw-Vennep en Nijmegen. De inhoud van de processen-verbaal van het sporenonderzoek van de woninginbraken geeft de rechtbank geen aanknopingspunten om te concluderen dat de veiliggestelde biologische sporen op ondeugdelijke wijze zijn veiliggesteld en bewaard. Dit verweer van de raadsvrouw zal de rechtbank dan ook passeren.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
met parketnummer: 15/800146-16:
hij op 7 april 2016 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen op de openbare weg [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- sleutels en
- een mobiele telefoon en
- koffers met horloges (merk Seiko, Pulsar en Breil) en
- een koffer met een laptop (merk Fujitsu Siemens),
- een personenauto [kenteken] toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of Seiko en/of [bedrijf] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en
- die [slachtoffer 1] een mes heeft/hebben getoond en/of een aluminium stok en
- heeft/hebben geroepen "look down, look down" en
- de enkels van die [slachtoffer 1] hebben vastgebonden;
met parketnummer: 15/710224-16:
1.
hij op 18 oktober 2013 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een horloge (merk Langines) en een pen (merk Mont Blanc) en een geldbedrag van ongeveer 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij op 20 oktober 2013 te Nijmegen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een armband (wit goud) en een ring (wit goud met diamant) en een geldbedrag van ongeveer 4500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van parketnummer 15/800148-16:
medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
ten aanzien van parketnummer 15710224-16:
feit 1 en feit 2 telkens:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 56 maanden, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft verbleven en dat de inbeslaggenomen telefoon verbeurd zal worden verklaard.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en bij een eventuele strafoplegging aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van de LOVS voor een straatroof met licht geweld.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen zich schuldig gemaakt aan een overval op een vertegenwoordiger in horloges. Voorafgaande aan de overval is het slachtoffer door middel van een voorverkenning en het volgen van zijn wegen op zijn zakelijke route gevolgd. Vervolgens is het slachtoffer op klaarlichte dag in een woonwijk voor zijn eigen huis overvallen en met licht geweld en door bedreiging met geweld van zijn koffers met horloges, zijn laptop, telefoon, huissleutels en zijn auto beroofd. Met name de bedreiging met geweld, zoals bewezen is geacht, maakte blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring diepe indruk op het slachtoffer. Zeker nu het slachtoffer is getroffen tijdens de uitoefening van zijn beroep is de gepleegde inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit verdachte zwaar aan te rekenen. Het handelen van verdachte werd uitsluitend ingegeven door eigen financieel gewin. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de consequenties voor het slachtoffer en heeft door zijn handelen er aan bijgedragen dat de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid blijven bestaan en worden versterkt. Uit de slachtofferverklaring blijkt ook welke gevolgen het onderhavige feit voor het slachtoffer heeft gehad.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Dergelijke feiten veroorzaken de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht. Bovendien zijn woningen bij uitstek de plaats waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Het is zeer kwalijk dat verdachte door zijn brutale daden dit gevoel van veiligheid heeft aangetast.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 9 november 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld.
- de informatie uit het European Criminal Records Information System (ECRIS) d.d. 13 april 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten in Frankrijk is veroordeeld.
Bij het bepalen van de omvang van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het LOVS met betrekking tot een overval/ beroving van een geldloper. Het onderhavige feit behelst meer dan een straatroof, gelet op het in de voorbereiding in georganiseerd verband afleggen en volgen van het slachtoffer. Voor een dergelijke overval/beroving gaat het LOVS uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden. Echter, in de lichte mate van het gebruikte geweld ziet de rechtbank aanleiding om de duur van de gevangenisstraf met zes maanden te matigen.
Voor de twee woninginbraken acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Dit betekent dat aan verdachte in totaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 30 maanden.
6.5.
Bijkomende straf
verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten
1
stk. telefoontoestel Kl: wit Samsung 591200,
dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder parketnummer 15/800148-16 bewezen verklaarde feit met behulp van dat voorwerp, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.000,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/800148-16 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet worden afgewezen, nu deze niet is onderbouwd met bescheiden van een deskundige.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 2.000,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/800148-16 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] immateriële schade heeft geleden die op basis van de thans beschikbare gegevens begroot kan worden op minst genomen een bedrag van
€ 2.000,00. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachten dit bedrag geheel of gedeeltelijk hebben betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel:
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes met parketnummer: 15/810148-16-16 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van diefstal met geweld] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.970,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/710224-16 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Dit bedrag is als volgt op gebouwd:
- een Longines horloge ad € 770,00
- een Mont Blanc pen ad € 400,00
- een bedrag van € 800,00 ter zake van ontvreemd geld
-immateriële schade € 3.000,00.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 2.470,00 zal toewijzen, waarbij de immateriële schade wordt vastgesteld op € 500,00.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij Zhao niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu de materiële schade niet met bescheiden is onderbouwd en niet vastgesteld kan worden op grond waarvan de verzekeringmaatschappij een lager bedrag dan de opgegeven schade heeft uitgekeerd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 500,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.400,00 rechtstreeks voortvloeit uit het met parketnummer: 15/710224-16 onder 1 bewezen verklaarde feit. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij Zhao zijn vordering nader toegelicht en aangegeven dat hij geen bescheiden meer heeft van de aankoop van de horloge van het merk Longines en de jaren oude pen van het Mont Blanc.
Uit het schadevergoedingsformulier blijkt dat slechts de schade aan de schuifpui door de verzekeringsmaatschappij is vergoed. De weggenomen goederen zijn echter niet vergoed. Het verweer van de raadsvrouw, inhoudende dat de verzekeringmaatschappij een deel van de weggenomen goederen heeft vergoed treft dan ook geen doel. Bij het bepalen van de omvang van de schade zal de rechtbank rekening houden met afschrijving van de goederen. Gelet hierop zal de rechtbank de schade vaststellen op € 1.400,00. Dit bedrag bestaat uit € 700,00 voor het horloge van het merk Longines (dit was net aangekocht), € 200,00 voor de pen van het merk Mont Blanc en een geldbedrag van € 500,00 (in de vordering is een bedrag tussen de € 500 en € 800 opgenomen). Deze bedragen komen de rechtbank redelijk en billijk voor.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat toewijzing van immateriële schade in vermogensdelicten slechts in zeer bijzondere gevallen plaatsvindt. In het onderhavige geval ziet de rechtbank zonder nadere onderbouwing van de post geen aanleiding om aan de benadeelde partij een vergoeding wegens immateriële schade toe te kennen. Weliswaar worden vermogensdelicten veelal als zeer belastend ervaren, hetgeen blijkens de toelichting op de vordering van de benadeelde partij ook nu het geval is, maar dit betekent nog niet dat sprake is van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b BW dan wel een andere grondslag voor toekenning van immateriële schade.
De vordering zal dan ook tot een bedrag ad € 1.400,00 worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel:
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes met parketnummer: 15/710224-16 onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met braak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 15/800148-16 en de onder parketnummer 15/710224-016 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder parketnummer 15/800148-16 en de onder parketnummer 15/710224-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (DERTIG) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Verklaart verbeurd:
1
stk. telefoontoestel Kl: wit Samsung 591200
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro), bestaande uit € 2.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1] .
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart [slachtoffer 1] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering;
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.000,00 (twee duizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.400,00 (een duizend en vier honderd euro), bestaande uit € 1.400,00 voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] .
Verklaart [slachtoffer 2] voor het overige niet ontvankelijk in zijn vordering;
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.400,00 (een duizend en vier honderd euro) vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
24 (vier en twintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.F. van Hoorn, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en A. Warmerdam, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 december 2016.
Mr. A.F. van Hoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 7 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 31 tot en met 34, met goederenbijlage op pagina 35 en 36)
3.proces-verbaal van aangifte (aanvullend) van [slachtoffer 1] d.d. 10 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 41 en 42, met fotobijlagen op pagina’s 44 tot en met 48)
4.proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 7 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 367 tot en met 370)
5.proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2016 van [verbalisant] (pag. 68)
6.proces-verbaal van verhoor van de [getuige] d.d. 7 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 364 en 365)
7.proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 april 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 71 tot en met 75, met bijlagen op pagina’s 76 tot en met 77 en fotobijlagen op pagina’s 78 tot en met 87)
8.proces-verbaal van aangifte (aanvullend) van [slachtoffer 1] d.d. 10 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 39 tot en met 43, met fotobijlagen op 44 tot en met 48)
9.proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen mobiele telefoon d.d. 13 april 2016 van [verbalisant] (pagina’s 125 en 126; IBN-dossier pag. 49)
10.proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen mobiele telefoon d.d. 15 april 2016 van [verbalisant] (pagina’s 127 en 128; IBN-dossier pag. 26)
11.proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen mobiele telefoon d.d. 15 april 2016 van [verbalisant] (pagina’s 130 en 131; IBN-dossier pag. 43)
12.proces-verbaal bevindingen SMS [medeverdachte 2] d.d. 27 oktober 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 1383 en 1384; IBN-dossier pag. 18)
13.proces-verbaal bevindingen inbeslaggenomen mobiele telefoon d.d. 15 april 2016 van [verbalisant] (pagina’s 135 tot en met 137)
14.proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 7 april 2016 (pagina 32)
15.proces-verbaal van aangifte (aanvullend) van [slachtoffer 1] d.d. 10 april 2016 (doorgenummerde pagina’s 40 en 41)
16.proces-verbaal van aangifte (aanvullend) van [slachtoffer 1] d.d. 16 mei 2016 (doorgenummerde pagina’s 52 tot en met 54)
17.proces-verbaal telefoon [medeverdachte 2] d.d. 26 april 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 151 tot en met 153);
18.proces-verbaal telefoon [medeverdachte 1] d.d. 26 april 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 189 en 190);
19.proces-verbaal telefoon [medeverdachte 3] d.d. 2 mei 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 191 en 192)
20.proces-verbaal telefoon Frank [verdachte] d.d. 2 mei 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 193 tot en met 195)
21.Proces-verbaal van bevindingen overzicht telefoonnummers d.d. 7 juni 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 230 en 231)
22.proces-verbaal van bevindingen verkregen gegevens Vialis d.d. 22 april 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 145 tot en met 147)
23.proces-verbaal van bevindingen verkregen gegevens Vialis d.d. 22 april 2016 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 213 tot en met 215)
24.proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juli 2016 van [verbalisant] (pagina 65)
25.NFI-rapportage inhoudende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de overval in Hoorn op 7 april 2016 van 28 juni 2016, opgemaakt door de NFI- [deskundige] (doorgenummerde pagina’s 340 tot en met 345, met bijlagen op pagina’s 346 tot en met 363)
26.proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 18 oktober 2013 opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 9 tot en met 12)
27.proces-verbaal van aanvullende aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 7 augustus 2016, opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 13 en 14)
28.proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 oktober 2013 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 18 tot en met 22)
29.NFI-rapportage inhoudende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de overval in Hoorn op 7 april 2016 van 28 juni 2016, opgemaakt door de NFI- [deskundige] (doorgenummerde pagina’s 340 tot en met 351)
30.proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 20 oktober 2013, opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 29 tot en met 31, met bijlagen op pagina’s 32 tot en met 46)
31.proces-verbaal van aanvullende aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 6 augustus 2016 opgemaakt door [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 52 en 53)
32.proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 22 oktober 2013 van [verbalisant] (doorgenummerde pagina’s 57 tot en met 61)
33.NFI-rapportage inhoudende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van de overval in Hoorn op 7 april 2016 van 28 juni 2016, opgemaakt door de NFI- [deskundige] (doorgenummerde pagina’s 340 tot en met 351)