3.4.Redengevende feiten en omstandigheden
inzake parketnummer: 15/800148-16:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 7 april 2016 doet [slachtoffer 1] aangifte van diefstal met geweld. Hij verklaart dat hij als vertegenwoordiger werkzaam is bij Seiko Nederland te Schiedam. Zijn taak is om langs juweliers te gaan en horloges te laten zien. Hij heeft altijd koffers met horloges bij zich; twee koffers met Seiko’s, één koffer met Pulsar en één koffer met Breil. Het zijn ongeveer 125 horloges met een waarde van ongeveer euro 14.000,00. Hij rijdt in een Volvo [kenteken] welke wordt geleased van de [bedrijf] te Breda. In de koffer van het merk Kim zit zijn laptop van het merk Fujitsu / Siemens.
Op 7 april 2016 om ongeveer 15.30 uur komt hij thuis op zijn woonadres [adres] en parkeert zijn auto voor zijn garage. Hij stapt uit, loopt naar de achterklep van zijn auto en opent deze. Uit de achterbak haalt hij zijn attachékoffer en zet deze op de grond. Op het moment dat hij nog achter zijn auto staat, merkt hij dat hij een zet krijgt in zijn rug . Op dat moment ziet hij dat er drie personen achter en naast hem staan. Twee staan achter hem en één staat voor hem. Hun gezichten zijn bedekt met een stofachtig iets. Eén van die daders laat een mes zien. Ook heeft één van de daders een aluminium stok in zijn handen van ongeveer 70 cm. Hij hoort meerdere stemmen zeggen: ‘’look down, look down’’. De daders duwen hem tegen de garagedeur. Zijn sleutels worden uit zijn handen gegrist. Een dader haalt zijn telefoon uit zijn borstzak en weer een andere dader of dezelfde dader haalt in één beweging zijn horloge van zijn pols af. Twee daders gaan weg. Eén persoon blijft nog bij hem. Deze dader staat schuin voor hem en gaat door zijn benen om een soort verbandje om zijn enkels te doen. Hij hoort een stem zeggen dat hij moet gaan liggen, maar dat doet hij niet en hij gaat op zijn knieën zitten. Vervolgens rijden de daders in zijn auto met piepende banden weg. Aangever merkt dat één van de daders zijn attachékoffer heeft meegenomen. In zijn auto zitten de vier eerder omschreven koffers en zijn attachékoffer met zijn laptop en de voorbeeldmappen. Door de woorden die de daders tegen hem zeggen en schreeuwen voelt hij zich zeker bedreigd, en dat komt ook door het mes en de stok.
Aanvullend verklaart aangever op 10 april 2016 dat hij drie personen heeft gezien. Eén dader attendeert hem op zijn mes. Het is een soort stanleymes maar dan groter. De dader heeft het mes in twee handen vast en houdt het voor zich. Door het mes voelt aangever zich bedreigd; het is hem duidelijk dat hij geen geintjes kan uithalen en niets moest doen. Tegelijkertijd voelt hij dat er in zijn borstzakje wordt gevoeld en dat zijn telefoon eruit wordt gehaald en dat zijn horloge van zijn pols wordt afgedaan. Hij voelt overal handen. Vervolgens doet een dader een verband om zijn been; om zijn ene been heel strak, maar aan het andere been heel los. Er wordt nog iets gezegd in de trant van: “lay down”. Hij is toen op zijn knieën gaan zitten. Zijn sleutels grissen ze weg. Een dader heeft het mes en een andere dader heeft een staaf in zijn handen. De staaf is vierkant en ongeveer 4cm breed en dik. Het voor aangever zichtbare deel van de staaf is ongeveer 40 cm. De man laat de staaf zien zonder iets te zeggen. Het is aangever duidelijk dat de man duidelijk wil maken dat hij geen geintjes moet uithalen. Doordat de daders aangever heel duidelijk het mes en de staaf laten zien, voelt aangever dat hij mee moet werken en dat er anders geweld wordt gebruikt.
Op 7 april 2016 hoort de politie de [getuige] . Zij loopt op 7 april 2016 [adres] in Hoorn in en nadert [adres] . Vanuit tegenovergestelde richting ziet zij een witte Volvo aan komen rijden. Ze weet dat de witte Volvo thuishoort op [adres] en ziet dat de bestuurder aan het manoeuvreren is voor zijn garagedeur. Op een gegeven moment ziet zij twee mannen, waarvan één man gekleed in het zwart met een zwart petje. Ze ziet die man direct achter de witte Volvo staan. Zij ziet dat deze man een zwarte trolleykoffer in zijn handen heeft. Gelijktijdig ziet ze een andere man, gekleed in blauw shirt met lange mouwen en een zwarte sjaal. Ook deze man draagt een zwart petje. Zij hoort dat er gezegd wordt: ‘Get down. Get down’. Dit wordt op een dwingende manier gezegd. Vrijwel direct daarna ziet zij dat die twee mannen naar de rechterzijde van die witte Volvo lopen. De man gekleed in de blauwe kleding stapt rechts in die auto. Beide mannen verdwijnen vervolgens uit het zicht en direct daarna ziet zij dat de auto wegrijdt. Nadat de auto is weggereden ziet zij de buurman aan komen lopen. Hij is helemaal gechoqueerd.
Op 7 april 2016 omstreeks 15.44 uur krijgen de [verbalisant] de melding dat een persoon voor zijn woning, gelegen aan [adres] 14 te Hoorn is overvallen. De daders zijn weggereden in een Volvo, [kenteken] Op het parkeerterrein van de [adres] zien de verbalisanten, een voertuig met het voorgenoemde kenteken, in een parkeervak op het parkeerterrein geparkeerd staan. In de personenauto zitten geen personen meer.
De [getuige] verklaart op 7 april 2016 dat zij goed zicht heeft op de parkeerplaats van de [adres] Ineens ziet zij een witte Volvo heel hard het parkeerterrein van de [adres] oprijden. Ze ziet dat de witte Volvo wordt geparkeerd in een van de vakken. De Volvo wordt direct gevolgd door een andere auto, kleur donkergrijs. Nadat de witte Volvo tot stilstand is gekomen ziet zij twee of drie mannen uitstappen. Ze ziet de drie mannen om de andere auto rennen en instappen in die auto en ziet dat de auto in haar richting wegrijdt. Het valt haar op dat het kenteken aan de voorkant van die auto bedekt is met een doek of papier. Ze ziet namelijk wat fladderen aan de zijkant bij de plaats van het kenteken.
De [verbalisant] zijn op 7 april 2016 in burger gekleed en in de omgeving van de Orteliuskade te Amsterdam belast met een speciale taak, namelijk het aanpakken van overlastproblematiek, onder meer in verband met drugs.
Omstreeks 16.30 uur bevindt [verbalisant] zich op de Orteliuskade te Amsterdam en ziet aldaar een tweetal voertuigen achter elkaar rijden. Zij rijden over de Orteliuskade en parkeren ter hoogte van perceel 50 te Amsterdam. Het betreft een zwarte Audi met een Spaans [kenteken] en een bordeaux rode Ford met [kenteken] .
Na het parkeren ziet hij vervolgens zes inzittenden van de voertuigen uitstappen. Hij ziet dat de mannen bijzonder schichtig zijn en veel om zich heen kijken. Hij ziet dat alle passerende burgers worden bekeken en nagekeken. Dit gedrag valt hem op en hij besluit de mannen in de gaten te houden.
Wanneer de verbalisant het Spaanse kenteken in de politiesystemen bevraagt, leest hij in een mutatie met registratienummer PLl300 BVH 2016071055 1 dat dit voertuig met meerdere Colombiaanse inzittenden op 31 maart 2016 is gecontroleerd in Amsterdam-Zuid Oost. De inzittenden verklaarden toen rechtstreeks vanuit Spanje naar Amsterdam Zuid-Oost te zijn gereden. De verbalisant relateert dat het hem ambtshalve bekend is dat de route Colombia-Spanje-Amsterdam een bekende drugsroute aangaande harddrugs betreft. Deze kennis in combinatie met het hierboven beschreven gedrag geven hem sterk het vermoeden dat de mannen mogelijk een druggerelateerde overdracht of een afspraak hebben.
Op een gegeven moment ziet hij dat de zes mannen weer in de twee voertuigen stappen en dat de voertuigen vervolgens over de Orteliuskade in de richting van de Willem Schoutenstraat te Amsterdam rijden. Na ongeveer 10 meter stoppen en parkeren de auto’s weer.
De [verbalisant] zien de auto’s nog verschillende malen stoppen en elkaar laten passeren totdat zij inparkeren op de Piet Mondriaanstraat. De vier verbalisanten begeven zich in de richting van de auto’s en zien op dat moment meerdere inzittenden uit de twee voertuigen stappen. De verbalisanten maken zich kenbaar als politie. De personen reageren geschrokken en trachten zich te onttrekken aan de staande houding.
[verbalisant] ziet dat [verdachte] van hem tracht weg te rennen in de richting van de Ford. Op dat moment komt de Ford in beweging, waardoor [verdachte] niet kan instappen. De verbalisant hoort dat de bestuurder veel gas geeft en van de parkeerplek weg tracht te rijden.
[verbalisant] ziet dat [medeverdachte 1] , als bestuurder in de Audi zit en dat op het moment dat hij [medeverdachte 1] staande houdt, het voertuig in beweging komt. [verbalisant] zien het voertuig met veel toeren en piepende banden in beweging komen. [verbalisant] legt zijn dienstfiets voor de Ford, waardoor het voertuig niet verder kan rijden. Hierop houden de verbalisanten [medeverdachte 2] uit de Ford aan.
Direct hierop houdt [verbalisant] [medeverdachte 3] aan als bijrijder in de Audi. De [verbalisant] houdt [medeverdachte 4] , als bijrijder in de Ford aan. Hij ziet dat [medeverdachte 4] een zwart/witte sjaal zodanig om zijn nek heeft gewikkeld dat zijn mond niet zichtbaar is.
Vervolgens wordt door de verbalisanten onderzoek verricht aan de auto’s. In de Audi treffen de [verbalisant] op de achterbank een rolkoffer aan met meerdere vakken, die afgesloten zijn met een rits. Bij het openen daarvan zien zij in de koffer meerdere horlogehouders zonder horloges. Verder treffen zij in de rolkoffer een laptop aan en een visitekaartje met de volgende gegevens: [slachtoffer 1] , [beroep]
De [verbalisant] onderzoeken de Ford en zien op de achterbank een schoudertas staan. Bij het openen van deze tas zien zij dat er in deze tas een plastic tas van het merk Perry Sport ligt. In de plastic tas zien zij tientallen horloges van het merk Seiko. Door deze bevindingen wordt het de verbalisanten duidelijk dat de inzittenden van beide voertuigen een relatie met elkaar hebben. De rolkoffer waar de horloges vermoedelijk voorheen in zaten, treffen zij namelijk aan in de Audi. De horloges treffen zij aan in de Ford.
Ten tijde van het onderzoek aan de beide voertuigen zien de verbalisanten dat de kentekenplaten van de betrokken Audi voorzien zijn van scheerschuimrestanten en dat op een aantal plaatsen op de kentekenplaten en op de achterzijde van het voertuig resten scheerschuim aanwezig zijn. Op de kentekenplaten is de scheerschuim in vegen aanwezig, alsof de scheerschuim van de kentekenplaat is afgeveegd. Aan de kant van de bijrijder op de vloer van de Audi ligt een bus scheerschuin.
De [verbalisant] een onderzoek te verrichten in de politiesystemen en bevraagt [slachtoffer 1] . Hierop ziet hij dat [slachtoffer 1] op 7 april 2016 om 15.30 uur slachtoffer is geworden van een overval en dat hierbij horloges van het merk Seiko zijn weggenomen.
Hierop krijgen de verbalisanten sterk het vermoeden dat de door hen aangehouden verdachten betrokken zijn geweest bij deze overval, dan wel de heling van de goederen.
Op 10 april 2016 worden de inbeslaggenomen koffers en horloges aan aangever [slachtoffer 1] getoond. Aangever verklaart dat de koffers, de tas en de horloges van hem zijn.
Onder verdachte [medeverdachte 3] wordt op 11 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, zwart, in beslaggenomen met het telefoonnummer [nummer] en IMEI [nummer].
Onder verdachte [verdachte] wordt op 8 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, wit, inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummer [nummer].
Onder verdachte [medeverdachte 1] wordt op 8 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung, wit, inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummer [nummer].
Onder verdachte [medeverdachte 2] wordt op 13 april 2016 een mobiele telefoon van het merk Samsung (naderhand gecorrigeerd in een zwarte Nokia 105 Dual SIM, RM-1133) inbeslaggenomen met telefoonnummer [nummer] en IMEInummers (serial no. 1) [nummer] en (serial no. 2) [nummer].
Op basis van de historische verkeersgegevens van bovengenoemde inbeslaggenomen telefoons worden door de verbalisanten voorlopige conclusies getrokken die door hen worden omschreven als vermoedens. De rechtbank zal hierna een oordeel geven over de bewijswaarde van deze constateringen. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat elke inbeslaggenomen telefoon zal worden toegeschreven aan de verdachte onder wie de betreffende telefoon inbeslaggenomen is. [medeverdachte 2] heeft op 5 december 2016 ten overstaan van de rechter-commissaris, gehoord als verdachte in zijn eigen zaak en tevens als getuige in de andere zaken, verklaard dat hij de onder hem inbeslaggenomen telefoon op 6 april 2016 heeft ontvangen. Uit de verklaringen van de medeverdachten en ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen waaruit zou kunnen volgen dat zij op de dag van hun aanhouding en de dag daarvoor niet zelf de gebruikers waren van de in hun bezit aangetroffen telefoon.
De rechtbank betrekt bij de hierna te noemen processen-verbaal ten aanzien van de historische verkeersgegevens van de inbeslaggenomen telefoons ook de verklaringen van de aangever omtrent de door hem op 7 april 2016 gevolgde route. Hij is op 7 april 2016 om ongeveer 8.50 uur de deur uit gegaan. Daarna is hij ongeveer om 10.00 uur begonnen in Almere. Daarna naar Amsterdam-Noord waar hij omstreeks 15.00 uur klaar was. Vervolgens over de A7 naar huis, afslag Hoorn-Berkhout.
In zijn nadere verklaringen van 7 aprilen 16 mei 2016geeft aangever een nadere concretisering van de door hem gevolgde route;
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder de verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat hij samen met de verdachte [medeverdachte 1] en [verdachte] op 6 april 2016 in de late middag en de vroege avond een voorverkenning heeft gedaan in Hoorn op de te plegen overval. In de late middag en vroege avond straalt zijn telefoon zendmasten aan te Hoorn (Dr. Van Aalstweg en Holenweg).
Tevens ontstaat het vermoeden, dat de verdachte [medeverdachte 2] samen met [verdachte] en [medeverdachte 3] in de onmiddellijke omgeving van de woning van de aangever heeft gepost op diens vertrek naar Almere. Op 7 april 2016 09:03:51 uur bevindt de onder de verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon zich op (de rechtbank begrijpt: straalt aan:) een zendmast aan de Factorij 1 te Zwaag.
De aangever [slachtoffer 1] verklaart op 7 april 2016 om ongeveer 08:50 uur vanaf zijn woning aan [adres] te Hoorn is vertrokken, waarna hij zijn werkzaamheden is begonnen omstreeks 10:00 uur in Almere. De aangever moet gevolgd zijn vanaf Hoorn naar Almere, alwaar hij die dag omstreeks 10:00 uur startte met zijn werkzaamheden op diverse locaties in Almere. De aangever moet tijdens de bezoeken aan verschillende locaties in Almere zijn gevolgd door [medeverdachte 2] , immers tussen 10:21:27 uur en 14:19:05 uur, maakte de onder [medeverdachte 2] aangetroffen telefoon gebruik van zendmasten in Almere. Na zijn werkzaamheden in Almere rijdt de aangever naar Amsterdam en bezoekt daar de firma [bedrijf] in Amsterdam-Noord, volgens “google” gevestigd aan de [adres] , alwaar hij omstreeks 15:00 uur klaar is.
[medeverdachte 2] moet de aangever van Almere naar Amsterdam-Noord zijn gevolgd, immers zijn telefoon maakt die dag omstreeks 15:04:52 uur, gebruik van een zendmast aan de Hilversumstraat 316 te Amsterdam. Deze zendmast ligt hemelsbreed op ongeveer 1 kilometer van de Purmerweg. Na zijn vertrek rijdt de aangever via de A7 naar de afslag Hoorn-Berkhout en via de Provinciale weg en [adres] naar zijn woning aan [adres] . De aangever moet op de A7 langs Purmerend gereden zijn.
[medeverdachte 2] moet de aangever van Amsterdam naar Hoorn zijn gevolgd. Immers zijn telefoon straalt om 15:16:06 uur en 15:17:25 uur, zendmasten aan in Purmerend. Gelet op de vertrektijd van de aangever uit Amsterdam is het heel aannemelijk, dat hij rond de genoemde tijdstippen langs Purmerend is gereden.
Bij de afslag Hoorn-Berkhout rijdt de aangever de Provinciale weg op. Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 2] hem op dat moment nog steeds volgt, immers zijn telefoon straalt rond 15:24:40 uur een zendmast aan de Astronauten weg 271 te Hoorn aan. Deze zendmast ligt heel dicht bij de afslag Hoorn-Berkhout. Omstreeks 15:30 uur wordt de aangever [slachtoffer 1] overvallen.
Na de overval straalt de telefoon van [medeverdachte 2] omstreeks 15:54:51 uur de zendmast aan de Nieuweweg 2 te Wognum aan. Het vermoeden bestaat dan ook, dat de daders via de afslag Hoorn-Noord de A7 richting Amsterdam zijn opgereden.
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder [medeverdachte 1] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat deze telefoon door de verdachte speciaal is aangeschaft voor de te plegen overval, immers deze telefoon werd op 6 april 2016 te 08:14:38 uur voorzien van een simcard met het telefoonnummer [nummer] . Verder bestaat het vermoeden, dat [medeverdachte 1] samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] op 6 april 2016 in de late middag en vroege avond een voorverkenning doet in Hoorn op de te plegen overval, immers in de late middag en vroege avond straalt zijn telefoon de zendmast Dr. Van Aalstweg 18 te Hoorn aan. De aangever verklaart op 7 april 2016 omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere.
Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 1] betrokken is bij het volgen van de aangever tijdens zijn werkzaamheden in Almere, immers zijn telefoon straalt op 7 april 2016 tussen 10:09:24 uur en 13:02:18 uur, verschillende zendmasten aan te Almere (P.J. Oudweg en Westeinde).
Na zijn werkzaamheden in Almere rijdt de aangever via Amsterdam en de A-7 weer naar Hoorn terug. De aangever moet rond 15:20 uur die dag op de A-7 langs de plaats Berkhout zijn gereden. De aangever moet gevolgd zijn door [medeverdachte 1] , immers op 7 april 2016, te 15:22:56 uur, straalt de telefoon van [medeverdachte 1] nog een zendmast aan op de Venneweg te Berkhout. Vervolgens werd aangever die dag omstreeks 15:30 uur op de parkeerplaats van [adres] overvallen.
[medeverdachte 1] moet [medeverdachte 3] , die naast [medeverdachte 1] zat in de Audi A2 met [kenteken] tijdens de aanhouding, en [verdachte] , die kort voor zijn aanhouding uit de Ford Focus [kenteken] is gestapt, kennen, omdat zij regelmatig telefonische contacten hebben met elkaar in de opgevraagde periode.
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de in de fouillering van [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat [medeverdachte 3] met anderen, in ieder geval met [medeverdachte 2] en [verdachte] , op de dag van de overval rond de woning van de aangever hebben gepost tot aangever weggaat, immers de telefoon van [medeverdachte 3] straalt een zendmast aan op de Factory te Zwaag op 7 april 2016, te 9:11:33 uur, een mast in de directe omgeving van de woning van de aangever.
De aangever verklaart op 7 april 2016, omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere. Het vermoeden bestaat, dat [medeverdachte 3] met anderen de aangever heeft gevolgd naar Almere. De verdachte [medeverdachte 3] moet in Almere, al dan niet met anderen, de aangever naar verschillende locaties zijn gevolgd, immers zijn telefoon straalt tussen 10:14:33 uur en 12:51:51 uur verschillende zendmasten in Almere aan. Tijdens het volgen van de aangever heeft de in de fouillering van [medeverdachte 3] aangetroffen telefoon veelvuldige telefonische contacten met de onder [medeverdachte 1] , [geboortedatum] en [verdachte] , [geboortedatum] , aangetroffen telefoons.
Aan de hand van de historische verkeersgegevens van de in de fouillering van [verdachte] aangetroffen telefoon ontstaat het vermoeden, dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 6 april 2016 in de late middag en avond een voorverkenning doet in Hoorn op de te plegen overval. Immers in de late middag en avond straalt zijn telefoon zendmasten aan op de Factorij 1 te Zwaag en de Dr. Van Aalstweg 1 te Hoorn. De woning van de aangever [adres] ligt tussen deze twee zendmasten.
Na deze voorverkenning rijdt [verdachte] vervolgens weer terug naar Amsterdam, immers op 7 april 2016 te 21:57:26 uur straalt zijn telefoon een zendmast aan op de Frankemaheerd 12 te Amsterdam Zuid Oost.
In de ochtend van 7 april 2016 verlaat de verdachte [verdachte] Amsterdam om vervolgens weer naar Hoorn te rijden. Immers op 7 april 2016 te 6:10:17 straalt zijn telefoon een zendmast aan op de Oosterringdijk te Amsterdam om vervolgens die dag te 6:52:59 uur gebruik te maken van een zendmast aan de Holenweg te Hoorn.
Vanaf het genoemde tijdstip moet [verdachte] al dan niet met anderen, maar in ieder geval met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , gepost hebben bij de woning van de aangever aan [adres] te Hoorn, immers op 7 april 2016 tussen 7:29:17 uur en 9:09:30 uur maakt de telefoon van [verdachte] gebruik van zendmasten aan de Dr. Van Aalstweg te Hoorn en de Factorij te Zwaag, terwijl de woning van de aangever zich tussen deze twee zendmasten bevindt.
De aangever verklaart op 7 april 2016, omstreeks 09:00 uur Hoorn te hebben verlaten om die dag omstreeks 10:00 uur zijn werkzaamheden aan te vangen in Almere.
Het vermoeden bestaat, dat de aangever vanaf zijn woning in Hoorn naar Almere is gevolgd door onder andere [verdachte] , immers zijn telefoon straalt die dag om 9:09:30 uur nog een zendmast aan in Hoorn en die dag om 10:11:26 uur te Almere.
De aangever verklaart tot ongeveer 14:00 uur die dag in Almere te hebben gewerkt om na een bezoek aan een juwelier in Amsterdam Noord weer terug te keren naar Hoorn.
Op 7 april 2016, te 14:37:07 uur straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan gelegen aan de Loenermarkt in Amsterdam en op 7 april 2016, te 15:24:21 uur en te 15:25:44 uur een zendmast aan de Dr. Van Aalstweg 18 te Hoorn. Op 7 april 2016, omstreeks 15:30 uur wordt de overval op [adres] te Hoorn gepleegd. Op 7 april 2016, te 15:55:39 uur, straalt de telefoon van [verdachte] een zendmast aan op de Nieuweweg te Wognum.
[verdachte] heeft de dag van de overval veel telefonische contacten met de andere medeverdachten in deze zaak [medeverdachte 1] , [geboortedatum] en N. [medeverdachte 3] , [geboortedatum] , die zich op dat moment ook in Hoorn, Zwaag en Almere hebben opgehouden.
Gedurende de hele dag heeft [verdachte] op 7 april 2016 veel contact met het telefoonnummer [nummer] . Volgens het telefoonboek van de onder [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] aangetroffen telefoons, is het telefoonnummer [nummer] in gebruik bij “Papa” en/of “Zuazo” De telefoonnummer straalde op 7 april 2016 ook zendmasten in Hoorn aan..
Ook uit een andere analyse, het schematisch overzicht van het telefoonverkeer blijkt dat de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , in de periode van 5 april 2016 om 12.01 uur tot 7 april 2016 om 15.55 uur onderling diverse malen contact met elkaar hebben gehad.
Uit de verkregen historische gegevens van het bedrijf Vialis met betrekking tot de kentekens [kenteken] en [kenteken] blijkt dat de voertuigen met de kentekens [kenteken] en [kenteken] , waarin verdachten zijn aangetroffen, meermalen zeer dicht in de nabijheid zijn geweest van aangever in diens voertuig met het kenteken [kenteken] . Immers, deze kentekens passeren op 7 april 2016 zeer kort na elkaar, te weten om respectievelijk 14:35:31 uur, 14:35:35 uur en 14:35:36 uur, de camera op de Nieuwe Leeuwarderweg en later die dag kort na elkaar, te weten om respectievelijk 15:03:05 uur, 15:03:13 uur en 15:03:56 uur, de camera op de [adres].
Uit de verkregen historische gegevens van het bedrijf Vialis met betrekking tot de kentekens [kenteken] en [kenteken] blijkt verder dat de betreffende voertuigen op 4 en 6 april 2016 telkens zeer kort na elkaar dezelfde camera’s van Vialis zijn gepasseerd, namelijk:
- op 4 april 2016 om 19:35:52 uur respectievelijk 19:35:57 uur, camera 12A101-c;
- op 4 april 2016 om 19:37:51 uur respectievelijk 19:37:52 uur, camera 1244*;
- op 6 april 2016 om 21:34:39 uur respectievelijk 21:34:39 uur, camera 16A105-c;
- op 6 april 2016 om 21:38:23 uur respectievelijk 21:38:20 uur, camera 14A105-c;
- op 6 april 2016 om 21:42:50 uur respectievelijk 21:42:48 uur, camera 1234-A;
- op 6 april 2016 om 21:46:50 uur respectievelijk 21:46:49 uur, camera 1241.
De gepasseerde camera’s van Vialis waren alle in Amsterdam gesitueerd.
Hierboven is weergegeven dat de verbalisanten aan de hand van de historische verkeersgegevens van de onder vier verdachten inbeslaggenomen telefoons voorlopige conclusies hebben getrokken omtrent de reisbewegingen van verschillende verdachten. Op grond van alle hierboven genoemde bevindingen, in onderling verband en samenhang bezien, neemt de rechtbank deze conclusies over als definitieve slotsom. Immers, in samenhang met alle overige bevindingen omtrent de reisbewegingen van de door de verdachten en de aangever gebruikte auto’s kan het niet anders zijn dan dat na te noemen verdachten als gebruikers van de onder hen inbeslaggenomen telefoons de aangever gedurende langere tijd hebben gevolgd. Reeds in de late middag en avond van 6 april 2016 hebben [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] zich, kennelijk in het kader van een voorverkenning, bevonden in de nabijheid van de woning van de aangever. Vervolgens hebben de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] zich de volgende ochtend, 7 april, in de omgeving van de woning opgehouden tot het vertrek van de aangever naar Almere. De vier hierboven genoemde verdachten hebben vervolgens de aangever verder gevolgd naar en in Almere tot diens vertrek naar Amsterdam. De verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben de aangever ook nadien gevolgd via Amsterdam naar diens woning in Hoorn alwaar de aangever is beroofd.
Op 7 juli 2016 heeft [verbalisant] het verband (de reep roze stof met knopen erin) dat om de enkels van aangever was geknoopt, in beslag genomen en in een DNA zak veiliggesteld. Het spoor is voorzien van SIN AAGT5085NL.
Het NFI heeft het stuk stof dat om de benen van het slachtoffer heeft gezeten nader onderzocht en de uiteinden van het stuk stof bemonsterd (AAGT5O85NL#01 en AAGT5O85NL#02) en de knopen van het stuk stof (AAGT5O85NL#03 en AAGT5085NL#O4). Het NFI concludeert het volgende:
Uit het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGT5O85NL#01 is een volledig DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [medeverdachte 5] . Het celmateriaal bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 5] . De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, wat betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Van het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGI5O85NL#02 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Van dit DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De DNA-kenmerken van [medeverdachte 1] komen voor in het afgeleide DNA-hoofdprofiel. Het celmateriaal bevat dus onder andere DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] . De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard, wat betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Van het celmateriaal dat is gevonden in de bemonstering AAGT5O85NL#04 is een DNA-mengprofiel verkregen van minimaal drie personen. Naast de DNA-kenmerken van [medeverdachte 1] , komen daarin ook de DNA-kenmerken van [verdachte] en minimaal één onbekende persoon voor. Het celmateriaal bevat dus onder andere DNA dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] en [verdachte].
Inzake parketnummer: 15/710224-16:
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
met betrekking tot feit 1:
Op 18 oktober 2013 doet [slachtoffer 2] aangifte van een inbraak in haar woning, gelegen aan de [adres] te Nieuw-Vennep. Zij verklaart dat zij op vrijdag 18 oktober 2013 om 11.00 uur naar haar werk is gegaan. In haar woning in haar slaapkamer heeft zij in witte laden op een nachtkastje kleingeld liggen met een totale waarde van 500 euro. In haar nachtkastjes heeft zij meerdere sieraden liggen. Als zij omstreeks 13.30 uur terugkomt van haar werk, krijgt zij de voordeur niet open omdat er een dievenklauw van binnenuit op slot is gedaan. Ze kijkt naar binnen en ziet dat al het meubilair, kasten en laden geopend zijn.
Het rechterraam van de schuifpui aan de rechteronderzijde is vernield. Op het kunststof kozijn van de schuifpui ziet zij meerdere vernielingen in de vorm van verbuigingen van ongeveer 5 cm breed. Er ligt glas van haar schuifpui op de grond in haar achtertuin en op de vloer van de woonkamer. Op één van de stukken glas zit een bloedspoor. Ook op het kunststof kozijn aan de rechterzijde zit een bloedspoor.
In haar slaapkamer ziet zij dat de laden geopend zijn en dat er goederen op de vloer liggen. De sieradendoosjes liggen op de grond en zijn leeg. Het kleingeld dat in een klein laadje zat, is weggenomen.
Op 7 augustus 2016 verklaart aangeefster aanvullend dat het weggenomen horloge de waarde heeft van ongeveer € 750,00. Dit horloge was net gekocht. De pen van het merk Mont Blanc is een cadeau. De waarde daarvan is zeker een paar honderd euro. Het geldbedrag ad € 500,00 bestaat uit allemaal munten. Uit de portemonnee van haar dochter is een bedrag ad 10 of 20 euro weggenomen. De weggenomen spullen waren niet verzekerd.
Op 18 oktober 2013 vindt in de woning aan de [adres] te Nieuw-Vennep een forensisch sporenonderzoek plaats. Aan de buitenzijde van de schuifdeur, onder de slotcilinder, wordt een rode vlek aangetroffen. Ook op een in de woning aangetroffen deurmat wordt een rode vlek aangetroffen. Beide vlekken worden getest op bloed, met een positieve uitslag. Het bloedspoor met SIN AAGC6925NL, aangetroffen op een fragment van de ruit van de schuifdeur, welk fragment was aangetroffen in de woning, wordt veiliggesteld.
Uit de bijlage DNA-profielcluster 26562 van 11 juli 2016 van het NFI blijkt dat het NFI het referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] heeft vergeleken met het bloedspoor met SIN AAGC6925NL. Dit levert een match op met een matchkans DNA-profiel van kleiner dan één of één miljard.
met betrekking tot feit 2:
Op 20 oktober 2013 doet [slachtoffer 3] aangifte van een inbraak aan [adres] te Nijmegen. Zij verklaart dat zij op 20 oktober 2013 om 14.30 uur uit haar woning is vertrokken. Om 19.30 uur komt zij thuis en ziet dat het raam bij de tuindeur kapot is. De hele bovenverdieping is overhoop gehaald en ze ziet dat de sieraden en een spaarpot zijn weggenomen. Zij mist de volgende goederen:
- een witgouden armband met steentjes € 3395,00
- een witgouden diamant ring van € 3.900,00
- een spaarpot met 1000 euro in 2 euro munten.
- € 3.500,00 aan briefgeld en 1 euromuntstukken.
Op lamellen zitten bloedspetters en er ligt bloed bij de laptop en bedden.
Op 6 augustus 2016 verklaart aangeefster aanvullend dat het weggenomen geld wisselgeld was voor haar twee winkels. Het papiergeld zat in een portemonnee en het kleingeld in een spaarpot. De portemonnee is alleen leeggehaald.
Op 21 oktober 2013 verricht [verbalisant] onderzoek naar sporen in de woning aan de [adres] te Nijmegen. Het bloedspoor met SIN AAGJ3800NL, aangetroffen op het kozijn binnen nabij de vernielde ruit wordt veiliggesteld.
Uit de bijlage DNA-profielcluster 26562 van 11 juli 2016 van het NFI blijkt dat het NFI het referentiemonster wangslijmvlies van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] is vergeleken met het bloedspoor met SIN AAGJ3800NL. Dit levert een match op met een matchkans DNA-profiel van kleiner dan één of één miljard.