6.2.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van zes maanden een kat zeer ernstig mishandeld. Hij maakte filmpjes van zijn daden en stuurde deze op naar zijn zus. Dierenmishandeling is een ernstig feit. Dieren zijn machteloos en afhankelijk van hun verzorger. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in casu niet dusdanig is dat de forse afwijking van de geldende richtlijnen door de officier van justitie in haar strafeis gerechtvaardigd is.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat de door verdachte gemaakte filmpjes door handelen van een derde in de openbaarheid zijn gekomen, waar verdachte zelf niet voor heeft gekozen. Hij is daardoor gestraft door buitenproportionele reacties van derden en het feit dat hij vanwege de in de openbaarheid gekomen filmpjes door zijn werkgever is ontslagen. Deze omstandigheden wegen voor de rechtbank mee bij de bepaling van de uiteindelijke strafmaat.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- Het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte in dat register niet eerder als verdachte is geregistreerd.
- Het psychologisch rapport gedateerd 19 oktober 2015 van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, onder supervisie van drs. [psycholoog], klinisch psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte lijdt, en leed ook ten tijde van het plegen van het feit, aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een depressieve stoornis en sociale fobie met als differentiaal diagnose een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. De recidivekans op soortgelijke delicten wordt, ook bij het voortbestaan van de stoornissen, als laag ingeschat. Geadviseerd wordt om betrokkene voor het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt deze tot de hare.
- Het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 8 januari 2016 van mw. [reclasseringswerkster], als reclasseringswerkster verbonden aan de Reclassering Nederland, Adviesunit 2 Noord-West te Haarlem.
Uit dit rapport komt naar voren dat, na een gesprek met verdachte en een gesprek met de Waag, de Reclassering van mening is dat verdachte is gebaat bij continuering van de behandeling bij de Waag en een toezicht bij de reclassering. Binnen de behandeling kan verdachte leren om met zijn psychische problematiek om te gaan en kan er daarnaast ook gekeken worden naar de achtergronden van het delictgedrag. Voorts is door de behandelaar bij De Waag aangegeven dat er bij De Waag nog gewerkt kan worden aan vergroten van inzicht in zijn delict en verbeteren van zijn oplossingsvaardigheden. Ook zou doorverwijzing naar de reguliere GGZ geïndiceerd zijn daar verdachte kampt met een angstprobleem, hetgeen niet bij de Waag kan worden behandeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering noodzakelijk, alsmede behandeling bij FPK De Waag te Haarlem of een soortgelijke instelling en behandeling van de problematiek, hetgeen zich uit in de vorm van angsten, bij de reguliere GGZ.