Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 juni 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2016.
2.De feiten
3.Het geschil
en er onherroepelijk geen bouwactiviteiten zullen plaatsvinden”is in de overeenkomst opgenomen om zeker te stellen dat
alser op 15 mei 2014 gebouwd zou worden maar de vergunning achteraf zou worden vernietigd, die bouwactiviteiten niet zouden meetellen voor de bepaling of op de peildatum 15 mei 2014 het bouwplan geen doorgang vond. De bepaling vereist dus niet dat op 15 mei 2014 moet (kunnen) worden vastgesteld of er in de toekomst onherroepelijk nimmer bouwactiviteiten zullen plaatsvinden.
zullenplaatsvinden (onderstreping door advocaat).
blijktdat het bouwplan van de KOM geen doorgang
vindten er
onherroepelijkgeen bouwactiviteiten zullen plaatsvinden”. Welnu: er was, en er is nimmer, sprake van geweest dat het Plan geen doorgang zou vinden.
4.De beoordeling
5.De beslissing
1 februari 2017voor uitlating door [eiser 1] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden maart 2017 tot en met juni 2017 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,