Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 december 2016 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
3.3 Ook eiser zijn stelling dat de uitkering die hij volgend jaar gaat ontvangen lager is dan zijn huidige uitkering, leidt er niet toe dat daarom het bestreden besluit nu onjuist moet worden geacht. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn inkomen op enig moment onder de normgrens zal zijn gezakt. Mocht dat in de toekomst alsnog het geval blijken, dan kan eiser opnieuw een aanvraag indienen.
3.4 Gelet op de hoogte van eisers inkomen ten tijde van het bestreden besluit, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. Omdat er een voorliggende oplossing is voor het woonprobleem, heeft verweerder geen nader medisch onderzoek hoeven te verrichten. Artikel 9, vijfde lid, Verordening 2016 brengt namelijk met zich dat ook medische (psychische) problematiek niet betekent dat van iemand niet langer verwacht mag worden dat hij zelf zijn woonprobleem oplost of daar hulp bij zoekt. Dit betekent dat ook al zou eiser vanwege zijn (medische) situatie een gerechtvaardigd beroep op artikel 9, vierde lid, Verordening 2016 kunnen doen, hij - gelet op zijn inkomen, wat te hoog is – dan nog niet in aanmerking komt voor de gevraagde urgentieverklaring.
3.5 De beroepsgrond slaagt niet.
Beslissing
16 december 2016.