6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ruim een jaar een relatie gehad met [slachtoffer], die kort voor het begin van de relatie veertien jaar was geworden. Verdachte was op dat moment 43 jaar. [slachtoffer] was door allerlei gebeurtenissen een kwetsbaar meisje. Zij was bij haar vader gaan wonen omdat ze niet kon opschieten met de nieuwe partner van haar moeder, maar ook bij haar vader ging het niet goed. Vanaf december 2015 is ze weer bij haar moeder gaan wonen en mocht ze naar haar vader als ze dat wilde.
Volgens haar eigen verklaring bij de politie vond ze dat haar vader zijn vaderrol niet vervulde. Zij leerde verdachte kennen toen hij eind 2014 bij haar vader ging inwonen, nadat hij zijn woning was kwijtgeraakt. Van verdachte kreeg zij de steun waar zij behoefte aan had en zo is tussen verdachte en [slachtoffer] een relatie ontstaan, waarin al vrij snel ook sprake was van seksuele handelingen. Verdachte heeft bovendien van de geslachtsgemeenschap tussen hem en [slachtoffer] filmpjes gemaakt die zich in het geheugen van zijn telefoon bevonden. Verdachte wist dat het plegen van seksuele handelingen met een minderjarige jonger dan 16 jaar strafbaar is, ook als deze met instemming van de minderjarige plaatsvinden. Verdachte heeft deze relatie verzwegen voor de ouders van [slachtoffer]. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] en bij herhaling inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft het vertrouwen beschaamd van de vader van [slachtoffer] die hem onderdak had aangeboden in zijn eigen huis waarmee de vader van [slachtoffer], zonder dat te weten, het seksueel misbruik van zijn dochter heeft gefaciliteerd. Bovendien is de ouders de gelegenheid ontnomen om in te grijpen, doordat verdachte de relatie met hun dochter verzweeg. Ook dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De wetgever heeft er voor gekozen om seksuele handelingen met minderjarigen beneden de 16 jaar strafbaar te stellen ter bescherming van jeugdigen. Minderjarigen van die leeftijd zijn niet in staat om te overzien welke gevolgen het onderhouden van een seksuele relatie met een meerderjarige, zeker als die een stuk ouder is dan de minderjarige, tot gevolg zal hebben op latere leeftijd. Het hebben van een zodanige seksuele relatie staat veelal een normale seksuele ontwikkeling in de weg. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de gevolgen zeer ingrijpend zijn geweest voor [slachtoffer] en haar familie. Haar ouders hadden geen grip meer op haar omdat zij nog slechts naar verdachte luisterde. Zij is vervolgens gedurende een aantal maanden in een gesloten inrichting geplaatst en heeft therapie ondergaan. Verdachte had beter moeten weten en moeten inzien dat gelet op het leeftijdsverschil tussen hen en het feit dat [slachtoffer] net veertien jaar was geworden, hij geen seksuele relatie met haar aan mocht gaan. Het was aan verdachte, als volwassen man, om zich daarvan te onthouden. De rechtbank houdt verdachte er verantwoordelijk voordat verdachte dat niet heeft gedaan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 21 september 2016 van
V. Römer, als reclasseringswerkster verbonden aan Palier forensische & intensieve zorg;
- het over verdachte uitgebrachte voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever gedateerd
18 augustus 2016 van C. Hoffmann, verbonden aan Reclassering Nederland;
- het over verdachte uitgebrachte psychologisch rapport gedateerd 18 september 2016 van
J.E.P. Kruikemeier, GZ-psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport gedateerd 29 september 2016 van
B. Boer, psychiater in opleiding onder supervisie van I. Maksimovic, psychiater.
Het psychologisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij onderzochte is er sprake van een basaal wantrouwen in zijn medemens hetgeen te verklaren is vanuit tekortschietende ouderlijke zorg in zijn kinderjaren. Hij maakt een onrijpe, wat kinderlijke indruk. Onderzochte is, ondanks dat hij zichzelf beschrijft als sociaal en loyaal, egocentrisch en wat onverschillig in zijn denken en handelen en heeft moeite met het accepteren van autoriteiten. Er is geen sprake van schuld- en/of spijtgevoelens en onderzochte lijkt onvoldoende oog te hebben voor hetgeen hij anderen aandoet. Problematische en/of ingewikkelde gebeurtenissen in zijn leven lijkt hij te ontkennen, te vermijden of toe te dekken.
Diagnostisch is het beeld geduid als passend bij een alcoholafhankelijkheid, die, omdat onderzochte aangeeft zijn gebruik nu onder controle te hebben, mogelijk (gedeeltelijk) in remissie is. Hij heeft een (laag) gemiddelde intelligentie, waarbij zijn intelligentieprofiel disharmonisch is. Er zijn aanwijzingen voor een antisociale en/of ontwijkende persoonlijkheidsstoornis, maar het beeld is onvoldoende volledig om deze diagnose te kunnen stellen. In dit onderzoek zijn er geen aanwijzingen geweest voor afwijkende seksuele voorkeuren. Bij onderzochte is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid en zijn er aanwijzingen voor een antisociale en/of vermijdende persoonlijkheidsstoornis.
Onderzochte zegt zich volledig bewust te zijn geweest van het strafbare karakter van zijn handelen, dit ook met [slachtoffer] besproken te hebben, maar de verliefdheid niet tegen hebben kunnen gaan. Hij heeft in zijn overwegingen de mogelijke consequenties van zijn handelen mee laten wegen.
In het onderzoek heeft onderzochte zich gepresenteerd als een coöperatieve, maar ook eigenzinnige, wat nerveuze man, die wel heeft willen meewerken, maar ten aanzien van zijn seksualiteitsbeleving weinig heeft willen vertellen. Weerstand tegen het idee dat verondersteld wordt dat hij op dit gebied mogelijk afwijkende voorkeuren zou kunnen hebben, heeft gemaakt dat hij hierover, zich herroepend op zijn privacy, geen openheid van zaken heeft willen geven. Onderzochte heeft vooral willen benadrukken dat hij vindt dat er met hem psychisch niets aan de hand is en dat hij zaken onder controle heeft. Hij geeft aan zich weinig gelegen te laten liggen aan wat anderen van hem vinden en heeft de neiging om zijn eigen spoor te trekken; tijdens de politieverhoren blijkt hij calculerend te bekennen. In eerste instantie zal hij ontkennen, maar naarmate er meer bewijs blijkt te zijn, geeft hij steeds meer toe. Op afspraken met hulpverlenende instanties verschijnt hij niet of veel te laat.
Tussen de ziekelijke stoornis in dc vorm van de alcoholafhankelijkheid, waarvan onderzochte zegt het gebruik van alcohol al langere tijd onder controle te hebben, en de hem ten laste gelegde feiten kan geen oorzakelijk verband worden gelegd. Onderzochte maakte zich gedurende langere tijd schuldig aan de tenlastegelegde feiten waardoor er veelvuldig momenten of periodes van geen alcoholgebruik moeten zijn geweest waarin hij zijn handelen moet hebben kunnen beoordelen. Onderzochte heeft ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten de wederrechtelijkheid daarvan voldoende heeft kunnen inzien en net als de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Het advies is ook om onderzochte ten aanzien van de hem tenlastegelegde feiten volledig toerekeningsvatbaar te verklaren
.
Gelet op bovenstaande conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van onderzochte, zijn er vanuit gedragskundig perspectief geen gronden om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Om dezelfde reden als hierboven genoemd, zijn er ten aanzien van interventies en condities vanuit gedragskundig perspectief geen adviezen te geven.
Het psychiatrisch rapport houdt onder meer het volgende in:
Diagnostisch is er bij betrokkene sprake van overmatig alcoholgebruik, ontkenning van het probleem, zucht, tolerantie en is het meerdere malen niet gelukt om volledig met het gebruik van alcohol te stoppen. Vanwege al deze redenen kan men spreken van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van alcoholafhankelijkheid.
Tevens zijn er vanuit het onderzoek en de biografie aanwijzingen voor persoonlijkheids-problematiek waarbij het betrokkene systematisch niet lukt zich te houden aan de wet, hij regelmatig ontkent dat iets verbodens gebeurd is, hij niet in staat is om vooruit te plannen ten aanzien van zijn woningprobleem, zijn financiën op orde te hebben en een gebrekkige gewetensfunctie heeft. Betrokkene lijkt niet in staat te zijn om in contact te komen met zijn gevoelens. Ingrijpende gebeurtenissen ervaart hij niet als zodanig en kan hij volledig gevoelloos op terug kijken. Veelal externaliseert hij ook wat hem overkomen is en is zijn eigen aandeel daarin beperkt. Ook al er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheids-problematiek, functioneerde betrokkene toch op meerdere levensgebieden relatief goed, zoals op het gebied van het werk en hij heeft een lange relatie van 23 jaar gehad. Er zijn geen aanwijzingen voor gedagsproblemen in de adolescentie. Dit alles overziend wordt er geen diagnose persoonlijkheidsstoornis gesteld. Bij het onderzoek werden er geen stemmings-, angst of psychotische fenomenen gevonden. Er zijn geen aanwijzingen voor ADHD, autisme of hyperseksualiteit.
Betrokkene is een bekennende verdachte en hij geeft duidelijk aan dat het plegen van de ten laste gelegde feiten weloverwogen keuze is geweest en niet een eenmalig incident waar hij gehoor zou hebben gegeven aan lust of opwinding. Zijn alcoholgebruik zal daardoor niet geleid hebben tot het ten laste gelegde. Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige gewetensfunctie, maar het is niet zo dat bij hem sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, waardoor hij in verminderde mate in staat zou zijn om de juiste beslissingen te nemen ten aanzien van het aangaan van de relatie. Willens en wetens heeft hij over een lange periode de stappen gemaakt die geleid hebben tot de ten laste gelegde feiten en kon hij daarbij goed redeneren en bedenken dat zijn handelingen in strijd waren met de Wet. Op grond van deze overwegingen wordt geadviseerd om betrokkene als toerekeningsvatbaar te beschouwen voor het ten laste gelegde, indien bewezen.
Met de conclusies van de rapporten van de psycholoog en de psychiater kan de rechtbank zich verenigen en de rechtbank neemt deze over.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank acht het noodzakelijk aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen straf, de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden:
- een contactverbod met [slachtoffer];
- een locatieverbod, inhoudende dat verdachte zich niet mag bevinden op het [sportpark] te Haarlem en zich evenmin binnen een straal van 100 meter mag bevinden van de adressen [adres 2] te Haarlem, [adres 3] te Haarlem en [adres 4] te Haarlem.
Aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat voornoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de voorlopige hechtenis van verdachte eerder is geschorst door de rechtbank onder voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer]. Verdachte heeft deze voorwaarde binnen twee weken na zijn invrijheidstelling overtreden en heeft daarmee laten zien dat hij een risico vormt voor [slachtoffer].
Hoewel de officier van justitie als bijzondere voorwaarde tevens een meldplicht bij de reclassering en een behandelverplichting heeft geëist, hetgeen ook de reclassering bij rapport van 21 september 2016 heeft geadviseerd, zal de rechtbank deze voorwaarden niet opleggen. Uit het rapport van zowel de psycholoog als de psychiater is de rechtbank gebleken dat er geen oorzakelijk verband kan worden gelegd tussen de ziekelijke stoornis in dec vorm van de alcoholafhankelijkheid en de ten laste gelegde feiten en beide deskundigen hebben geadviseerd om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren
.Gelet op de conclusie ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte zijn er volgens de psycholoog vanuit gedragskundig perspectief geen gronden om een advies voor begeleiding of behandeling in een strafrechtelijk kader uit te brengen. Om dezelfde reden zijn er volgens de psycholoog ten aanzien van interventies en condities vanuit gedragskundig perspectief evenmin adviezen te geven. De rechtbank zal gelet op deze conclusies en adviezen dan ook geen verplichte behandeling of reclasseringscontact opleggen.