ECLI:NL:RBNHO:2016:1004

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
10 februari 2016
Zaaknummer
4805494 OA VERZ 16-30
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van salaris door werknemer met verwijzing naar dagvaardingsprocedure

In deze zaak heeft de werknemer een verzoekschrift ingediend met het verzoek om de werkgever, Technische Dienstverlening David Mulder B.V., te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.338,43 bruto, vermeerderd met vakantiegeld, wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten. De werknemer heeft zijn verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, op 17 februari 2016. De werkgever is niet verschenen op de zitting.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, volgens artikel 261 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), gedingen slechts aanhangig gemaakt kunnen worden middels een verzoekschrift indien dit uit de wet voortvloeit. Aangezien er geen wettelijke bepaling is die voorschrijft dat een geding met een verzoekschrift moet worden ingeleid, dient dit te gebeuren door middel van een dagvaarding. De kantonrechter heeft opgemerkt dat de zaak betrekking heeft op de nakoming van een arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer de werkgever verzoekt om het verschuldigde loon uit te betalen.

De kantonrechter heeft verder verduidelijkt dat, hoewel artikel 7:686a lid 3 BW sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid een uitzondering biedt voor bepaalde situaties, deze uitzondering niet van toepassing is in deze zaak, omdat er geen ander geding tussen partijen aanhangig is. Daarom heeft de kantonrechter besloten dat het geding moet worden voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De zaak is verwezen naar de rol van 16 maart 2016, waar de werknemer de werkgever bij exploot moet oproepen, met inachtneming van de voor de dagvaarding voorgeschreven termijnen en formaliteiten.

De beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is op 17 februari 2016 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/repnr.: 4805494 \ OA VERZ 16-30 WD
Uitspraakdatum: 17 februari 2016

Beschikking in de zaak van:

[de werknemer] , wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij [verder ook te noemen: de werknemer],
gemachtigde: mr. P.P.J.L. Appelman,
tegen
de besloten vennootschap Technische Dienstverlening David Mulder B.V., gevestigd te Warmenhuizen,
verwerende partij [verder ook te noemen: de werkgever]
niet verschenen.

Het procesverloop

De werknemer heeft een verzoekschrift ingediend.
Tenslotte is heden uitspraak bepaald.

Het verzoek

De werknemer verzoekt dat de kantonrechter uitvoerbaar bij voorraad de werkgever veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 7.338,43, bruto, te vermeerderen met vakantiegeld, wettelijke verhoging, wettelijke rente en proceskosten.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in lid 2 van artikel 261 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) worden gedingen slechts aanhangig gemaakt middels een verzoekschrift, indien dit uit de wet voortvloeit. Voor zover niet uit enige wettelijke bepaling is te herleiden dat een geding ingeleid wordt met een verzoekschrift, dient dat te gebeuren door middel van het uitbrengen van een dagvaarding.
Onderhavige zaak betreft de nakoming van een arbeidsovereenkomst, meer specifiek een door de werknemer gestelde verplichting voor de werkgever om het verschuldigde loon aan de werknemer uit te betalen.
Een dergelijke zaak wordt in beginsel met het uitbrengen van een dagvaarding aanhangig gemaakt, nu een wettelijke bepaling die indiening van een verzoekschrift voorschrijft, niet voorhanden is.
Weliswaar behelst artikel 7: 686a lid 3 BW sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid een uitzondering op het voorgaande, maar dan slechts voor die situatie dat (behoudens onderhavig geding) tussen partijen al een geding aanhangig is dat is gebaseerd op het bij of krachtens afdeling 9 van Titel 10 van Boek 7 BW bepaalde, welke afdeling handelt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Een dergelijk geding is tussen partijen niet aanhangig.
De kantonrechter zal de werknemer op de voet van artikel 69 lid 3 Rv bevelen dat het geding in de stand waarin zich het bevindt wordt voortgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure. De zaak zal worden verwezen naar de rol van woensdag 16 maart 2016 om 9:30 uur, voor welke datum en tijdstip de werknemer de werkgever bij exploot zal moeten oproepen, met inachtneming van de voor de dagvaarding voorgeschreven termijnen en formaliteiten.

De beslissing

De kantonrechter:
Beveelt dat het geding in de stand waarin het zich bevindt wordt voorgezet volgens de regels van de dagvaardingsprocedure;
Verwijst de zaak hiertoe naar de rol
van woensdag 16 maart 2016 om 9:30 uurvoor het overleggen van een oproepingsexploot door de werknemer.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 17 februari 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter