Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoekster] , te [woonplaats] verzoekster
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
€ 3.873,84
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 november 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een bijstandsuitkering had aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw). Het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen, dat de aanvraag op 18 september 2015 had afgewezen, was de aanleiding voor het verzoek. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij in een acute financiële noodsituatie zou verkeren.
Tijdens de zitting op 10 november 2015 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel in deze voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de rechtbank in een eventueel bodemgeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster, na de breuk met haar ex-partner, geen inkomsten had en in financiële problemen verkeerde, maar dat zij over voldoende financiële middelen beschikte om in haar levensonderhoud te voorzien.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen sprake was van een acute financiële noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Verzoekster had niet voldoende onderbouwd dat zij gedurende de periode tot de beslissing op haar bezwaar niet meer over middelen zou beschikken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.