Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST
de besloten vennootschap [bedrijf] B.V.
[gedaagde]
De procedure
De feiten
€ 2.429,61 bruto (exclusief emolumenten) per maand op basis van een parttime dienstverband van 32 uur per week.
(...) Met deze brief bevestigen wij het gesprek van afgelopen zaterdagochtend 13 juni, op ons kantoor in [plaats] met u, mevrouw [XXX] en ondergetekende waarin wij u op staande voet hebben ontslagen. De reden hiervan is als volgt. U heeft uitgaande vertrouwelijke post, die in gesloten enveloppen aan u gegeven was ter verzending en die niet voor u bestemd was, zonder toestemming van ons of van de geadresseerde geopend, gelezen en vervolgens in een nieuwe envelop gedaan en alsnog verzonden. U heeft eerst ontkend maar nadat wij u vertelden dat wij hiervan bewijs hebben (getuigen, stukken), heeft u direct toegegeven dat u vertrouwelijke, niet voor u bestemde post hebt gelezen zonder dat u daarvoor toestemming had van ons of van de geadresseerde. U hebt gezegd dat u dit al geruime tijd doet en dat u ermee bent begonnen toen het bij [de b.v.] [AA] begon te rommelen. Op onze vraag waarom u het hebt gedaan, heeft u geantwoord: "puur uit nieuwsgierigheid". Deze gedragingen vormen een dringende reden voor ontslag op staande voet als bedoeld in artikel 7:678 lid 1 BW. U hebt het in u gestelde vertrouwen onherstelbaar geschaad. Op grond daarvan hebben wij zaterdagmorgen uw arbeidsovereenkomst dan ook met onmiddellijke ingang beëindigd. Bij het nemen van deze beslissing hebben wij rekening gehouden met uw persoonlijke omstandigheden, waaronder de lengte van uw dienstverband en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor u heeft. Door dit ontslag op staande voet bent u schadeplichtig omdat u ons door opzet of schuld een dringende reden hebt gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. Wij behouden ons het recht voor om de gefixeerde schadevergoeding of een volledige schadevergoeding te vorderen. (...)
(...) Lieve mensen hiermee wil ik jullie even melden dat mijn dienstverband per direct beeindig is bij [de b.v.] . Ik heb met vuur gespeeld en mijn vingers verbrand. (...)
Het verzoek
[de b.v.] legt aan het verzoek ten grondslag:
- primair: gewichtige redenen bestaande in een dringende reden althans verandering van omstandigheden die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst dadelijk behoort te eindigen;
Voor wat betreft de vordering tot betaling van € 810,- voert [de b.v.] aan dat [gedaagde] zonder toestemming van [de b.v.] zogenoemde spaarpunten voor zakelijke reizen van [de b.v.] heeft gebruikt om voor privé doeleinden producten te bestellen met een totale waarde van € 810,-. Daardoor heeft zij zich zelf voor dat bedrag bevoordeeld ten nadele van [de b.v.] . Zij dient dat bedrag als schade aan [de b.v.] te betalen. Voor wat betreft de vordering tot betaling van € 11.807,90 voert [de b.v.] aan dat [gedaagde] haar door opzet of schuld een dringende reden heeft gegeven haar op staande voet te ontslaan, zodat [gedaagde] aan [de b.v.] een gefixeerde schadevergoeding gelijk aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had moeten voortduren, is verschuldigd.
Het verweer
De beoordeling
Een (voorwaardelijke) ontbindingsprocedure kan niet worden beschouwd als een geding dat betrekking heeft op de opzegging, omdat de ontbindingsprocedure naar haar aard ziet op een andere manier van beëindiging van de arbeidsovereenkomst en in zoverre geen betrekking heeft op de opzegging wegens een dringende reden, zoals in deze zaak aan de orde is. Daaraan doet niet af dat aan het voorwaardelijke ontbindingsverzoek grotendeels hetzelfde feitencomplex ten grondslag is gelegd als aan het ontslag op staande voet, omdat een ontbindingsprocedure een ander beoordelingskader heeft dan gedingen in het kader van een ontslag op staande voet. Dit betekent dat het hier aan de orde zijnde verzoek en de daarbij (subsidiair) ingestelde nevenvorderingen moeten worden beoordeeld op basis van het per
"(...) Op woensdag 25 februari zag ik op het achterste bureau een aantal vertrouwelijke poststukken liggen die niet in enveloppen zaten. Deze stukken kon ik plaatsen en hadden betrekking op de vertrouwelijke case betreffende rechtszaken tegen [ZZZ] . [gedaagde] liet mij tot mijn verbazing zien dat zij deze stukken gekopieerd had. Ze liet mij de kopieën in haar tas zien. (...)"en uit de verklaring van [QQQ] waarin staat dat zij op 25 februari 2015 aan [gedaagde] brieven ter attentie van de in de verklaring van [YYY] genoemde personen in gesloten enveloppen had overhandigd. Voorts is opvallend dat, toen [de b.v.] op 12 juni 2015 voor de eerste keer ging testen of [gedaagde] niet aan haar gerichte post openmaakte, [gedaagde] meteen in de fuik liep.
e-mailadres heeft verzonden, laat de kantonrechter verder buiten beschouwing. De kantonrechter kan uit de overgelegde e-mails onvoldoende opmaken dat het gaat om zodanig vertrouwelijke bedrijfsinformatie dat werknemers daarvan niet op een andere plek dan op kantoor bij [de b.v.] kennis zouden mogen nemen. Hieruit kan het beschaamde vertrouwen dus niet worden afgeleid. Dat laat onverlet dat de eerder genoemde omstandigheden (tezamen) al voldoende zijn om de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst te rechtvaardigen.