ECLI:NL:RBNHO:2015:9875

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
14/810409-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in mensenhandelzaak na inconsistenties in getuigenverklaringen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2015, stond de verdachte terecht voor mensenhandel. De zaak betrof drie slachtoffers, aangeduid als [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die allemaal aangaven dat zij door de verdachte gedwongen werden tot prostitutie. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers kritisch beoordeeld, vooral omdat twee van hen hun eerdere belastende verklaringen introkken tijdens de rechtszittingen. De rechtbank concludeerde dat de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] inconsistent waren en onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen met grote terughoudendheid moesten worden bezien, vooral gezien de invloed van derden op de slachtoffers. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mensenhandel. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] werd eveneens afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/810409-10 (P)
Uitspraakdatum: 13 oktober 2015
Tegenspraak (artikel 279 Sv.)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 september 2015 en 29 september 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en haar raadsman, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2008 tot 11 april 2009, in Alkmaar en/of in 's-Gravenhage, in ieder geval in Nederland, en/of in/vanuit Roemenië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1]
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1]
(artikel 273f lid 1 ahf/sub1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
2) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of
diensten (van seksuele aard)
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht)
en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1],
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht)
waarbij dat geweld of die feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of feitelijkheid en/of die (onder 2) genoemde enige handeling hebben/heeft bestaan uit:
- agressief benaderen van, schreeuwen tegen en/of uitschelden van die [slachtoffer 1],
- slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 1],
- verstrekken van verdovende middelen aan en/of aandringen bij die [slachtoffer 1] dat
zij deze verdovende middelen zou gebruiken,
- afnemen en onder zich houden van identiteitspapieren van deze [slachtoffer 1], dreigen deze [slachtoffer 1] te slaan (als zij niet zou werken),
- uitoefenen van controle over deze [slachtoffer 1] (onder meer door haar te verplichten geen contact met anderen te leggen),
- geven van instructies aan deze [slachtoffer 1] omtrent het prostitutiewerk,
- die [slachtoffer 1] verplichten tijdens ziekte en ongesteldheid te werken,
- dreigen de ouders van die [slachtoffer 1] te vermoorden,
- dreigen de ouders van die [slachtoffer 1] te vertellen dat [slachtoffer 1] prostitutiewerkzaamheden verrichtte,
- die [slachtoffer 1] dwingen of bewegen een tatouage te laten plaatsen,
- met een mes dreigen en slaan/snijden van deze [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] geld te geven voor de treinreis naar en van haar werkplek,
en welke bevoordelen of voordeel trekken heeft bestaan uit:
- dwingen, althans bewegen van die [slachtoffer 1] het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te dragen en/of
- dwingen, althans bewegen van die [slachtoffer 1] een of meer auto('s) op haar naam te registeren (waardoor zij verantwoordelijkheid droeg voor de door verdachte(n) gepleegde verkeersovertredingen en/of belastingen);
Feit 2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot 18 oktober 2009, in Alkmaar en/of in Leeuwarden, in ieder geval in Nederland, en/of in/vanuit Roemenië,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 2]
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 2]
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
2) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit
de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht)
en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 2],
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht)
waarbij dat geweld of die feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of feitelijkheid en/of die (onder 2) genoemde enige handeling hebben/heeft bestaan uit:
- agressief benaderen van, schreeuwen tegen en/of uitschelden van die [slachtoffer 2],
- verstrekken van verdovende middelen aan en/of aandringen bij die [slachtoffer 2] dat zij deze verdovende middelen zou gebruiken,
- die [slachtoffer 2] slechts één keer per dag te laten eten,
- die [slachtoffer 2] opsluiten, slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 2],
- uitoefenen van controle over deze [slachtoffer 2] (onder meer door haar te verplichten door middel van telecommunicatie aan te geven wanneer een klant haar werkkamer betrad of verliet),
- geven van instructies aan deze [slachtoffer 2] omtrent het prostitutiewerk,
- die [slachtoffer 2] verplichten tijdens ziekte en ongesteldheid te werken en/of
- dreigen het huis van de familie van die [slachtoffer 2] in brand te steken,
en welk bevoordelen of voordeel trekken heeft bestaan uit dwingen, althans bewegen van die [slachtoffer 2] het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te dragen;
Feit 3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2007 tot 31 mei 2008, althans de periode van 1 maart 2008 tot en met 31 mei 2008, in Alkmaar, in ieder geval in Nederland, en/of in/vanuit Roemenië en/of België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
[slachtoffer 3]
(telkens) door dwang en/of geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door dreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie
1) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 3]
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
2) heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten (van seksuele aard), dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), wist(en) en/of redelijkerwijze moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 3] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht)
en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht)
en/of
4) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 3],
(artikel 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht)
waarbij dat geweld of die feitelijkheid en/of die dreiging met geweld of feitelijkheid en/of die (onder 2) genoemde enige handeling hebben/heeft bestaan uit:
- agressief benaderen van, schreeuwen tegen en/of uitschelden van die [slachtoffer 3],
- verstrekken van verdovende middelen aan en/of aandringen bij die [slachtoffer 3] dat zij deze verdovende middelen zou gebruiken,
- die [slachtoffer 3] verplichten weinig te eten,
- slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 3],
- uitoefenen van controle over deze [slachtoffer 3] (onder meer door haar te verplichten door middel van telecommunicatie aan te geven wanneer een klant haar werkkamer betrad of verliet),
- die [slachtoffer 3] verplichten tijdens ziekte en ongesteldheid te werken en/of
- dreigen de ouders van die [slachtoffer 3] te informeren over de aard van de door [slachtoffer 3] verrichte werkzaamheden,
en welk bevoordelen of voordeel trekken heeft bestaan uit dwingen, althans bewegen van die [slachtoffer 3] het door haar met prostitutiewerkzaamheden verdiende geld aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te dragen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Vrijspraak
Aan de verdachte is - kort samengevat – medeplegen van mensenhandel ten laste gelegd, in die zin dat zij samen met een ander of anderen drie vrouwen, te weten [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 2] (feit 2) en [slachtoffer 3] (feit 3) door het gebruik van een aantal in de tenlastelegging omschreven middelen en omstandigheden met het oogmerk van uitbuiting in de prostitutie heeft gebracht en gehouden.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, op grond van de oorspronkelijke aangiften van aangeefsters bij de politie en de door aangeefsters later afgelegde verklaringen bij de politie, en in het geval van [slachtoffer 1] ook die bij de rechter-commissaris. Deze verklaringen zijn volgens de officier van justitie uitvoerig, gedetailleerd en op belangrijke punten verifieerbaar. Daarbij bevestigen aangeefsters elkaars verklaringen op onderdelen.
De officier van justitie hecht geen geloof aan de latere verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] ten overstaan van de rechter-commissaris en ten overstaan van de rechtbank tijdens de behandeling ter terechtzitting afgelegd, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn teruggekomen op hun eerdere (belastende) verklaringen en op essentiële punten ontlastende nadere verklaringen hebben afgelegd. Er bestaat voor de alternatieve lezing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] geen ondersteunend bewijs, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer 1] is de officier van justitie van mening dat de verklaring van getuige [getuige 1] een belangrijk ondersteunend bewijsmiddel is. Andere belangrijke ondersteunende bewijsmiddelen zijn bovendien gelegen in de gegevens betreffende financiële transacties, met name via Western Union, waaruit blijkt dat verdachte in de periode mei 2008 tot augustus 2008 forse geldbedragen heeft overgeboekt en ontvangen, onder meer van [slachtoffer 1].
Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat op basis van het leerstuk van het schakelbewijs, het bewijs van mensenhandel in deze zaak geleverd kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde feiten vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kunnen de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 ([slachtoffer 1]) en feit 3 ([slachtoffer 3]) heeft de raadsman daartoe primair aangevoerd dat de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd nu deze, gelet op de latere (ontlastende) verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], kennelijk leugenachtig en onbetrouwbaar zijn en tevens evident in strijd met de waarheid zijn afgelegd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat alle verklaringen van deze aangeefsters, gelet op de houding van deze aangeefsters gedurende het gehele onderzoek, dienen te worden uitgesloten van het bewijs omdat de betrouwbaarheid in alle gevallen onvoldoende kan worden gewaarborgd. Meer subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] bepleit dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv. Volgens de verdediging ontbreekt het namelijk, met uitzondering van de verklaring(en) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], aan ondersteunende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 ([slachtoffer 2]) heeft de raadsman primair aangevoerd dat geen sprake is van een wettig bewijsmiddel in de zin van artikel 338 Sv. Subsidiair heeft de raadsman ten van [slachtoffer 2] aangevoerd dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 342 lid 2 Sv.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2 (R.F. [slachtoffer 2])
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd, zodat de rechtbank haar daarvan zal vrijspreken.
Feit 1 ([slachtoffer 1]) en Feit 3 ([slachtoffer 3])
Op grond van de bevindingen uit het onderzoek en hetgeen daaromtrent en naar aanleiding daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, overweegt de rechtbank als volgt.
Aangeefsters hebben aanvankelijk – kort samengevat - verklaard dat zij met of op uitnodiging van medeverdachte [medeverdachte 1], en in geval van [slachtoffer 1] ook verdachte, naar Nederland zijn gekomen. Eenmaal in Nederland werden zij al na enkele dagen door verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] gedwongen in de prostitutie te gaan werken. Zij moesten iedere dag van ’s morgens vroeg tot ’s nachts werken, waarbij verdachte aangeefsters instructies gaf met betrekking tot het prostitutiewerk en hun controleerde. Aangeefsters moesten al hun verdiende geld aan verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] afstaan. [slachtoffer 1] verklaart voorts dat zij door verdachte is mishandeld en werd gedwongen verdovende middelen te gebruiken. Ook dreigde verdachte de familie van aangeefsters wat aan te doen, als aangeefsters niet deden wat zij wilde. [1]
De rechtbank constateert dat de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op punten inconsistent zijn en ook geen steun vinden in het dossier. Zo verklaart [slachtoffer 1] bij aanvang van het opnemen van haar aangifte op 9 december 2009 dat een nichtje van haar neef [getuige 2] op dat moment ook zeker voor medeverdachte [medeverdachte 1] werkt. Het betreft [getuige 3]. Verdachte zou [getuige 3] meegenomen hebben naar Roemenië waar hij met haar wilde gaan trouwen, zodat de twijfels weggenomen zouden worden. Volgens de verklaring van [slachtoffer 1] heeft verdachte, die op dat moment de echte vriendin van [medeverdachte 1] was, hiermee ingestemd om zo uit handen van de politie te blijven. [2] Getuige [getuige 3] verklaart echter dat ze noch door verdachte, noch door anderen is gedwongen om in de prostitutie te werken en dat ze geen geld heeft gegeven aan medeverdachte [medeverdachte 1]. Tevens verklaart getuige [getuige 3] dat zij verdachte slechts één keer even heeft gezien. [3]
[slachtoffer 1] verklaart dat medeverdachte [medeverdachte 1] steeds haar identiteitspapieren had. [4] Tijdens het verhoor d.d. 19 juli 2010 verklaart [slachtoffer 1] dat ze kopieën overlegde tijdens controles door het prostitutieteam. Als de verbalisant haar voorhoudt dat volgens hem geen genoegen wordt genomen met een kopie, verklaart [slachtoffer 1] dat zij haar Roemeense identiteitskaart bij zich had. [5] Tevens verklaart [slachtoffer 1] dat ze door verdachte werd mishandeld. [6] Uit het dossier blijkt echter dat [slachtoffer 1] regelmatig is gecontroleerd door het prostitutieteam van de politie Alkmaar. Dat daarbij is waargenomen dat [slachtoffer 1] kenmerken had die konden wijzen op mishandeling, blijkt niet uit het dossier.
Aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn tot twee keer toe, namelijk ten overstaan van de rechter-commissaris en bij gelegenheid van hun verhoor ter terechtzitting van 28 september 2015, teruggekomen op de voor verdachte belastende verklaringen die zij bij de politie hebben afgelegd. Aangeefsters zijn beide naar de reden van het intrekken van hun verklaringen gevraagd. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij haar eerdere verklaringen heeft afgelegd uit jaloezie, nadat zij had gemerkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte van elkaar hielden. Ook werd zij gedwongen door [getuige 4]. Volgens [slachtoffer 1] wilde [getuige 4] medeverdachte [medeverdachte 1] kwaad doen, omdat verdachte hem een keer geslagen had. Ook werd er druk op [slachtoffer 1] uitgeoefend door de politie. [slachtoffer 1] verklaart dat zij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] eveneens heeft bewogen een verklaring af te leggen in strijd met de waarheid. [7] [slachtoffer 3] heeft bevestigd dat zij werd beïnvloed door [slachtoffer 1] en [getuige 4]. [slachtoffer 1] zou haar geld aangeboden hebben om aangifte tegen medeverdachte [medeverdachte 1] te doen. Ook is zij beïnvloed door de politie. Zij kreeg een huis en voorzieningen aangeboden. Toen zij had besloten haar verklaringen in te trekken, werd haar verteld dat zij dan aangehouden zou worden. [8]
De rechtbank constateert dat de ontlastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zoals afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris en de rechtbank steun vinden in het dossier. Uit het dossier blijkt immers dat [slachtoffer 1] zich op 3 november 2009 samen met [getuige 1] en [getuige 2] in een auto bevindt, als zij door de politie worden gecontroleerd. [slachtoffer 1] blijkt ter waarde van € 3.748,- aan openstaande boetes op haar naam te hebben staan, bij niet betalen daarvan te vervangen door 126 dagen hechtenis, en wordt meegenomen naar het bureau. Aan het bureau wordt door [getuige 4] en [getuige 2] de vraag gesteld hoe lang het nog gaat duren waarbij [getuige 2] meermalen zegt:
“She has to work!!”. Tevens gaf [getuige 2] aan dat [slachtoffer 1] in de prostitutie heeft gezeten en dat haar pooier genaamd was: [verdachte]. Ook zou verdachte er als “fish” bij betrokken zijn. Verbalisanten kregen het gevoel dat [slachtoffer 1] ook nu weer zeer beperkt was in haar vrijheid. [9] Op 12 november 2009 wordt [slachtoffer 1] opnieuw door de politie gecontroleerd. [slachtoffer 1] verklaart dan dat ze in de prostitutie werkt in Den Haag en dat ze sinds kort weg is bij een pooier die haar sloeg en haar nu zou bedreigen met een vuurwapen. [slachtoffer 1] geeft aan dat zij verblijft op een adres te Leiden. Verbalisanten spreken met [slachtoffer 1] af dat ze een dag later, op 13 november 2009, terug komt om aangifte te doen. [10] Over verdachte verklaart [slachtoffer 1] niets tijdens deze controles. [slachtoffer 1] komt ook geen aangifte doen.
Op 2 december 2009 is door de politie Hollands Midden een adres controle uitgevoerd op het door [slachtoffer 1] genoemde verblijfadres waarbij onder meer [slachtoffer 1] wordt aangetroffen. Zij is door de politie verzocht mee te komen naar het bureau voor het afnemen van een intakegesprek. [11] Tijdens het informatief gesprek verklaart [slachtoffer 1] onder meer dat zij zeker weet dat ze aangifte wil doen maar wil wachten op haar vriendin, die volgens haar nu in Italië zit. [slachtoffer 1] vindt dat twee aangiftes effectiever zijn dan één. [12] Bij het verlaten van het politiebureau geeft ze nog eens aan, dat ook [slachtoffer 3] slachtoffer is van dezelfde pooier.
[slachtoffer 3] heeft op 4 november 2009 op het moment dat zij was aangehouden en werd verhoord ter zake van verdenking van winkeldiefstal, aangegeven dat zij gedwongen was geweest in de periode maart tot mei 2008 in de prostitutie te werken. Met [slachtoffer 3] is toen afgesproken dat zij contact zou opnemen met de vreemdelingenpolitie maar dat heeft zij niet gedaan. [13] Op 21 juli 2010 neemt verbalisant telefonisch contact op met [slachtoffer 3], nadat [slachtoffer 1] tijdens een aanvullend verhoor d.d. 19 juli 2010 verklaart over [slachtoffer 3]. [14] [slachtoffer 3] gaf tijdens dit gesprek aan dat ze absoluut niet bereid was voor het onderzoek naar Nederland te komen. [15] Op het moment dat [slachtoffer 3] (opnieuw) gedetineerd is, meldt [slachtoffer 1] de politie dat [slachtoffer 3] wel aangifte wenst te doen en wordt [slachtoffer 3] vanuit het huis van bewaring overgebracht naar een politiebureau in Breda waar een informatief gesprek met haar is gehouden en aansluitend is begonnen met het opnemen van haar aangifte. [slachtoffer 3] verklaart echter tijdens het verhoor op 7 december 2009 niets over verdachte. [16] Met [slachtoffer 3] wordt een afspraak gemaakt om op 20 december 2010 de vervolg aangifte te doen, maar deze afspraak wordt door haar afgezegd omdat zij onverwacht naar Roemenië gaat. Op 10 februari 2011 wordt [slachtoffer 3] opnieuw aangehouden voor een winkeldiefstal en eerst dan vindt een tweede verhoor plaats en wordt een vervolg gegeven aan haar eerdere aangifte. [17] Tijdens dit verhoor verklaart [slachtoffer 3] dat zij met verdachte in contact is gekomen doordat zij samen werkten in hetzelfde raam. Tevens verklaart [slachtoffer 3] dat zij met verdachte naar haar werkplek liep omdat verdachte daar ook werkte. Zij verklaart voorts dat verdachte een heel slecht wezen is in de zin dat ze alleen maar aan zichzelf denkt. Ze verklaart echter niet dat verdachte haar zou hebben aangezet of gedwongen tot prostitutie of zou hebben mishandeld. [18]
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat gelet op de wijze waarop de aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tot stand zijn gekomen, niet valt uit te sluiten dat [slachtoffer 1] is beïnvloed door [getuige 4] en haar belastende verklaringen (op onderdelen) in strijd zijn met de waarheid. Voordat [slachtoffer 1] aangifte doet, wordt zij immers op 3 november 2009 aangetroffen in aanwezigheid van [getuige 4] en [getuige 2]. Het is niet [slachtoffer 1] die als eerste de naam van verdachte noemt als zijnde een “fish” die bij de zaak betrokken is, maar [getuige 2]. Daarbij relateren verbalisanten dat zij het gevoel kregen dat [slachtoffer 1] ook nu weer zeer beperkt was in haar vrijheid. [slachtoffer 3] wil aanvankelijk geen aangifte doen en doet eerst aangifte nadat zij wederom is aangehouden voor winkeldiefstal en nadat [slachtoffer 1] de politie heeft gemeld dat zij nu wel aangifte wil doen. Ook hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] in die periode inmiddels contact met elkaar. Reeds enkele maanden nadat [slachtoffer 3] aangifte heeft gedaan, laat zij de politie weten dat zij haar aangifte weer wenst in te trekken. Daarbij melden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zich niet zelf bij de politie voor het doen van aangifte, maar doen zij aangifte op een moment dat zij worden aangehouden door de politie in verband met andere strafbare feiten respectievelijk zich met de politie weten geconfronteerd. Niet valt uit te sluiten dat bij de keuze om aangifte te doen ook andere belangen meespeelden voor aangeefsters.
Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zoals afgelegd bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 28 september 2015 steun in afgelegde getuigenverklaringen. Uit de verklaring van getuige [getuige 5] blijkt dat deze getuige een relatie heeft gehad met [slachtoffer 3] van eind 2007/begin 2008 tot de zomer van 2011. Hij verklaart dat hij gedurende zijn relatie met [slachtoffer 3] niet heeft waargenomen dat zij slachtoffer was van mensenhandel. Hij verklaart dat [slachtoffer 3] vrij was en een relatie met hem kon hebben. Ze kon vrij nemen wanneer ze wilde, ze kon werken wanneer ze wilde en ze belde soms haar moeder en haar vriendinnen. [19]
De ontlastende lezing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] vindt ook steun in de verklaring van getuige [getuige 3]. Zij verklaart dat [slachtoffer 1] ontzettend veel van medeverdachte [medeverdachte 1] hield. Zij weet niet wat er precies aan de hand is, maar volgens de getuige wil [slachtoffer 1] wraak nemen omdat [medeverdachte 1] had verteld dat hij niet samen wilde zijn en dat hij niet van haar houdt. [20] Ook heeft de getuige verklaard dat [slachtoffer 1] en [getuige 4] naar haar toe zijn gekomen en hebben gezegd dat ze [medeverdachte 1] moest aangeven. [21]
Getuige [getuige 6] verklaart bij de rechter-commissaris dat verdachte en [slachtoffer 1] hele goede vriendinnen waren. De getuige had nooit gedacht dat ze zo’n ruzie zouden kunnen hebben. Ze konden goed met elkaar opschieten en gingen allerlei dingen met elkaar doen. Het contact kwam van twee kanten. [22] Dat [slachtoffer 1] en verdachte vriendinnen waren, zou ook afgeleid kunnen worden uit de foto’s K-40, K-41 en K-52 die zich in het dossier bevinden. [23]
Voorts verklaart de getuige over verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] en [getuige 4] dat hij weet dat ze ruzie hadden en dat het iets te maken had met jaloezie, omdat stelletjes omgewisseld zijn. Toen hij ze ontmoette, waren medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] een stel. Later werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een stel. Op vragen van de rechter-commissaris naar het contact tussen de getuige en [slachtoffer 1], antwoordt de getuige dat het contact met [slachtoffer 1] persoonlijk altijd goed is geweest. De getuige heeft al heel lang geen contact meer met haar door [getuige 4]. Volgens de getuige vindt [getuige 4] het niet goed dat [slachtoffer 1] contact heeft met andere mannen en is hij een kleine psychopaat. Tot slot verklaart de getuige bij de rechter-commissaris dat [slachtoffer 1] in die tijd heel slecht over medeverdachte [medeverdachte 1] sprak maar volgens de getuige deed ze dat omdat [getuige 4] er naast zat. [slachtoffer 1] zei dat ze wraak wilde nemen omdat medeverdachte [medeverdachte 1] haar veel slechts had aangedaan. Deze woorden kwamen wel uit de mond van [slachtoffer 1], maar het was [getuige 4] die wilde dat [slachtoffer 1] dit zei, aldus de getuige. [24]
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] met grote terughoudendheid moeten worden bezien. Deze door de geschetste feiten en omstandigheden ingegeven terughoudendheid ten aanzien van de belastende verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] leidt de rechtbank, bezien in samenhang met de ten aanzien van deze feiten (1 en 3) overige bewijsmiddelen, uiteindelijk tot de conclusie dat deze feiten niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht. Dit leidt tot de slotsom dat de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd zodat zij daarvan eveneens moet worden vrijgesproken.

4.Beslissing omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, merk Audi A4 met kenteken 09-DF-SF, dient te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

5.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 22.000,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 3 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- een personenauto, merk Audi A4 met kenteken 09-DF-SF.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de mr. V.J.M. Goldschmeding,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2015
Mr. Verpalen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 19 juli 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 110) en proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 17 augustus 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 122).
2.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 76).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 1oktober 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 430) en Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 oktober 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 450).
4.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 80).
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 19 juli 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 111).
6.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 78).
7.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris d.d. 16 april 2014 (los opgenomen, blad 2, blad 10 en 15).
8.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 3] bij de rechter-commissaris d.d. 11 april 2011 (los opgenomen, blad 2 en 3).
9.Een schriftelijk stuk, te weten een registratie met nummer PL1600_2009295557_BVH van de politie Hollands Midden, district Leiden-Voorschoten, d.d. 12 november 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 170 -172).
10.Een schriftelijk stuk, te weten een registratie met nummer PL1600_200930100_BVH van de politie Hollands Midden, district Leiden-Voorschoten, d.d. 3 november 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 178 -179).
11.Proces-verbaal van overdracht van de politie Hollands-Midden d.d. 31 mei 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 150-152).
12.Een schriftelijke stuk, te weten het verslag van het informatief gesprek met [slachtoffer 1] d.d. 2 december 2009 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 73-74).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 maart 2010 (Map Z, Zaak 6 [slachtoffer 3], dossierpagina 145) en Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juni 2010, Map Z, Zaak 6 [slachtoffer 3], dossierpagina 179-180).
14.Proces-verbaal van verhoor getuige/aangever [slachtoffer 1] d.d. 19 juli 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 89, 95, 107).
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 148-149).
16.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] d.d. 7 december 2009 (Map Z, Zaak 6 [slachtoffer 3], dossierpagina 133-140).
17.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] bij de rechter-commissaris d.d. 8 juni 2012, pagina 4 (los opgenomen) en Proces-verbaal van bevindingen contact [slachtoffer 3] d.d. 16 juli 2015 (los opgenomen).
18.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] d.d. 10 februari 2010, pagina 12, 22 (los opgenomen).
19.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] bij de rechter-commissaris d.d. 11 juni 2012 (los opgenomen, p. 2, 3 en 4).
20.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 1oktober 2010 (Map Z, Zaak 6 [slachtoffer 3], dossierpagina 435- 436).
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 13 oktober 2010 (Map Z, Zaak 1 [slachtoffer 1], dossierpagina 453).
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 24 februari 2010 bij de rechter-commissaris (los opgenomen).
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 december 2010 inclusief fotomateriaal (Aanvullend dossier, dossierpagina 106 – 111).
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 24 februari 2010 bij de rechter-commissaris (los opgenomen).