ECLI:NL:RBNHO:2015:9787

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
4312707 AO VERZ 15-212
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en verstoorde arbeidsverhouding in tandartspraktijk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een tandarts en zijn officemanager. De werkgever, aangeduid als [eiser], verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, terwijl de werknemer, aangeduid als [gedaagde], zich verweerde en een tegenverzoek indiende voor een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de door de werkgever aangevoerde feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding opleverden, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. De rechter stelde vast dat de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig was dat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter wees erop dat de problemen tussen partijen pas in 2014 zijn ontstaan, terwijl er in de jaren daarvoor geen klachten waren over de werkhouding van de werknemer. Bovendien had de werkgever onvoldoende inspanningen geleverd om de verstoorde relatie te verbeteren. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde de werkgever in de proceskosten, die op € 278,00 werden vastgesteld. Het subsidiaire verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding werd niet behandeld, nu het verzoek tot ontbinding was afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie [woonplaats]
Zaaknr./rolnr.: 4312707/AO VERZ 15-212
Uitspraakdatum: 23 september 2015
Beschikking in de zaak van:
[eiser]
wonende en gevestigd te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het -subsidiaire- tegenverzoek
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J. Bos
tegen
[naam] [gedaagde] ,
wonende te [woonplaats]
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het -subsidiaire- tegenverzoek
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. L. Lancée

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het -subsidiaire- tegenverzoek
1.1.
[eiser] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [gedaagde] heeft een verweerschrift en -subsidiair- een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 26 augustus 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brief van 25 augustus 2015 nog stukken toegezonden. [eiser] heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd. [gedaagde] heeft nog een schriftelijke toelichting in het geding gebracht.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het -subsidiaire- tegenverzoek
2.1.
[gedaagde] , geboren op [geboortedatum] is op 1 maart 2008 in dienst getreden bij [eiser] . [eiser] voert een tandartspraktijk. De laatste functie die [gedaagde] vervulde, is die van Officemanager gedurende 24 uur per week, met een salaris van € 1.471,78 bruto per maand exclusief vakantiegeld. In de tandartspraktijk zijn, buiten [eiser] en [gedaagde] , twee andere medewerkers en twee -part-time- mondhygiënisten werkzaam.
2.2.
Vanaf 2014 kampt [gedaagde] met fibromyalgie gerelateerde klachten. In augustus 2014 is de diagnose fibromyalgie gesteld.
2.3.
Begin november 2014 heeft een functioneringsgesprek tussen partijen plaatsgehad. Hiervan is een verslag gemaakt, dat op 4 november 2014 door partijen is ondertekend. Dit verslag vermeldt onder meer het navolgende.
...
Functie uitoefening
Goed/redelijk zoveel balie—agenda gebruiken om slordigheden te voorkomen
Verbeter punten
Efficienter met je tijd omgaan
Meer bewegen
Afspraken naar aanleiding van het functioneringsgesprek
-meer spontaan achter helpen
-agenda (balie) gebruiken bij de communicatie met team/Joep
2.4.
Op 13 januari 2015 heeft [eiser] met [gedaagde] een beoordelingsgesprek gehad. Hiervan is door [eiser] een verslag gemaakt. Als specifieke knelpunten bij [gedaagde] heeft [eiser] de werkhouding en de communicatie met het team alsmede sfeerverandering vermeld. Voorts staat in genoemd verslag het navolgende vermeld.
Concrete afspraken en/of acties voor komende periode…
Evaluatie genoemde punten na haar fibro-myalgie therapie afspraak inplannen 10-12 wkn …
Dit verslag is niet door [gedaagde] getekend.
2.5.
Medio januari 2015 heeft [gedaagde] zich ziek gemeld in verband met fibromyalgie gerelateerde klachten. Na een revalidatietraject en na re-integratie is zij op 22 juni 2015 volledig arbeidsgeschikt verklaard en weer 24 uur per week gaan werken.
2.6.
Bij e-mail van 23 juli 2015 heeft [gedaagde] zich ziek gemeld in verband met klachten naar aanleiding van een auto ongeluk dat zij op 20 juli 2015 heeft gehad. Ook op 13 augustus 2015 is [gedaagde] betrokken geweest bij een auto ongeluk. Een diagnose is nog niet gesteld. Ook thans is zij nog arbeidsongeschikt.

3.Het verzoek

3.1.
[eiser] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW, onder toekenning van een transitievergoeding.
3.2.
Aan dit verzoek legt [eiser] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van [eiser] redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing van [gedaagde] binnen een redelijke termijn is niet mogelijk en ligt niet in de rede gelet op de kleinschaligheid van de werkomgeving. Ter onderbouwing daarvan heeft [eiser] het volgende naar voren gebracht. Door toedoen van [gedaagde] is in de tandartspraktijk een gespannen en ijskoude sfeer ontstaan tussen [gedaagde] en de andere teamleden van de praktijk. Zij zet zich onvoldoende in en stelt zich niet collegiaal op. Haar werkhouding is negatief en communicatie vindt nauwelijks meer plaats. Niet alleen het team maar ook patiënten ondervinden hiervan last. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt onder meer het beoordelingsverslag van 13 januari 2015 alsmede verklaringen van twee andere medewerkers van het team overgelegd waaruit blijkt dat zij de door hem gestelde feiten onderschrijven. [eiser] wijst erop dat in het kleine team waarin gewerkt wordt de verstoorde arbeidsverhouding zwaar drukt. Voorts wijst [eiser] op een aantal punten waaruit zou blijken dat de wijze waarop [gedaagde] functioneert te wensen over laat.

4.Het verweer en het -subsidiaire- tegenverzoek

4.1.
[gedaagde] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Volgens [gedaagde] houdt het verzoek tot ontbinding verband met een opzegverbod omdat [gedaagde] thans arbeidsongeschikt is en omdat het verzoek is ingegeven door haar gezondheidsklachten als gevolg van haar fibromyalgie in verband waarmee zij enige tijd arbeidsongeschikt is geweest. Voorts betwist [gedaagde] de door [eiser] gestelde feiten uitdrukkelijk. Weliswaar beaamt zij dat de verhouding tussen [eiser] en haar is verslechterd maar zij ontkent dat dit door haar toedoen komt en zij ontkent tevens dat de verhouding met de andere collega’s is verstoord. Het in het beoordelingsverslag van 13 januari 2015 gestelde onderschrijft zij niet en heeft zij om die reden niet voor akkoord getekend. In dit verband verwijst zij naar het eerdere functioneringsverslag van november 2014 waarin nauwelijks kritiekpunten staan. Ook in een eerder stadium is nooit kritiek geweest op haar werkhouding en haar wijze van communiceren. Zij is altijd de drijvende kracht in de praktijk geweest en heeft zich hiervoor ten volle ingezet. Van desinteresse is dan ook geen sprake. Daarnaast betwist zij zich niet collegiaal op te stellen dan wel een negatieve werkhouding te hebben. Dat de twee medewerkers van de praktijk zich inmiddels negatief over haar hebben uitgelaten, kan [gedaagde] niet plaatsen omdat zij met collega [XXX] weinig dagen samenwerkt en met collega [YYY] nog altijd goed contact heeft. Met de bij de praktijk werkende mondhygiënisten kan zij eveneens goed overweg. De communicatie met patiënten verloopt altijd plezierig.
4.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [gedaagde] subsidiair bij wijze van tegenverzoek om toekenning van een niet nader genoemd bedrag aan billijke vergoeding. [eiser] heeft daartegen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [gedaagde] een billijke vergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [gedaagde] ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid wegens ziekte. Dit opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 6 BW echter niet in de weg aan ontbinding, omdat het verzoek geen verband houdt met de ziekte van [gedaagde] . Het verzoek is immers gebaseerd op een verstoorde arbeidsverhouding en dat staat los van de ongeschiktheid wegens ziekte. Bovendien heeft [gedaagde] zich eerst per 23 juli 2015 ziek gemeld, terwijl het verzoekschrift in deze zaak op 21 juli 2015 is ingediend. Het opzegverbod staat gezien artikel 7:671b lid 7 BW dan ook reeds om die reden niet in de weg aan ontbinding, omdat de ziekte van [gedaagde] een aanvang heeft genomen nadat het verzoek om ontbinding door de kantonrechter is ontvangen. Het standpunt van [gedaagde] dat het opzegverbod gezien artikel 7:671b lid 6 BW in de weg staat aan ontbinding, omdat het verzoek verband houdt met het feit dat [gedaagde] lijdt aan fibromyalgie en [eiser] ontbinding heeft verzocht vanwege de gezondheidsklachten van [gedaagde] kan niet worden gevolgd omdat hiervan niet althans onvoldoende is gebleken. Het verzoek is immers gebaseerd op het feit dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat staat niet in relatie met de ongeschiktheid wegens ziekte.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [gedaagde] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.4.
Hoewel op basis van de stukken en de verklaringen ter zitting kan worden vastgesteld dat op zichzelf sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen [eiser] en [gedaagde] , leveren de door [eiser] naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW nu de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig is dat van [eiser] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.5.
Gebleken is dat de problemen tussen [eiser] en [gedaagde] zijn ontstaan in de loop van 2014 terwijl hiervan in een voorliggende periode geen sprake was. [gedaagde] heeft in dit verband onbetwist naar voren gebracht dat zij, samen met [eiser] , de praktijk vanaf begin 2008 heeft opgebouwd en deze met de inzet van beiden is uitgegroeid tot een bloeiende praktijk. In de beginperiode waren nog geen andere werknemers bij [eiser] in dienst en was sprake van een nauwe samenwerking tussen partijen. Gebleken is dat zelfs in november 2014 nog een functioneringsgesprek heeft plaatsgehad waarbij geen melding is gemaakt van een negatieve werkhouding van [gedaagde] , een verstoorde arbeidsverhouding of andere klachten betreffende het functioneren van [gedaagde] . Eerst in januari 2015 heeft [eiser] de door hem gestelde feiten verwoord in genoemd beoordelingsverslag. Weliswaar is in dat verslag vermeld dat een evaluatie van genoemde knelpunten zou plaatsvinden nadat [gedaagde] haar therapie in verband met haar arbeidsongeschiktheid zou hebben afgerond, echter niet is gebleken dat deze evaluatie heeft plaatsgehad. Ook nadat [gedaagde] op 22 juni 2015 volledig arbeidsgeschikt was, heeft [eiser] op geen enkele constructieve wijze pogingen ondernomen om de onderlinge verhoudingen in de praktijk of de relatie tussen [gedaagde] en hem te verbeteren, terwijl dit, gelet de lengte van het dienstverband, de in de loop van de jaren getoonde inzet van [gedaagde] en de intensiteit van de samenwerking tussen [eiser] en [gedaagde] op zijn weg had gelegen. [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat zij heeft voorgesteld hierover met het team een bespreking te laten plaatsvinden maar ook dat is niet gebeurd. Dat [eiser] , zoals hij stelt, tijdens de ziekteperiode van [gedaagde] tevergeefs contact met haar heeft gezocht en haar nadien regelmatig heeft aangesproken op haar wijze van communiceren is hiertoe onvoldoende.
5.6.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is de conclusie dat van de zijde van [eiser] tot op heden onvoldoende inspanningen zijn verricht om de verstoorde arbeidsverhouding te verbeteren. Dit betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig is dat van [eiser] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In dit verband zij vermeld dat, nu de arbeidsovereenkomst voortduurt, van [eiser] nadere inspanningen worden verwacht om tot een verbetering van de arbeidsrelatie te komen maar ook van [gedaagde] verwacht wordt dat zij een constructieve houding zal laten zien.
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [eiser] zal afwijzen en dat de arbeidsovereenkomst dus niet zal worden ontbonden.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.
in de zaak van het -subsidiaire- tegenverzoek
5.9.
Het subsidiaire tegenverzoek van [gedaagde] om toekenning van een billijke vergoeding, behoeft niet te worden behandeld, nu het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
wijst de verzochte ontbinding af;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [gedaagde] tot en met vandaag vaststelt op € 278,00, te weten:
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 200,00;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.T. Hoogland, kantonrechter en op 23 september 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter