Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer en het -subsidiaire- tegenverzoek
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 september 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een tandarts en zijn officemanager. De werkgever, aangeduid als [eiser], verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, terwijl de werknemer, aangeduid als [gedaagde], zich verweerde en een tegenverzoek indiende voor een billijke vergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de door de werkgever aangevoerde feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding opleverden, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW. De rechter stelde vast dat de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig was dat van de werkgever in redelijkheid niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter wees erop dat de problemen tussen partijen pas in 2014 zijn ontstaan, terwijl er in de jaren daarvoor geen klachten waren over de werkhouding van de werknemer. Bovendien had de werkgever onvoldoende inspanningen geleverd om de verstoorde relatie te verbeteren. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding af en veroordeelde de werkgever in de proceskosten, die op € 278,00 werden vastgesteld. Het subsidiaire verzoek van de werknemer om een billijke vergoeding werd niet behandeld, nu het verzoek tot ontbinding was afgewezen.