Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam v.o.f.],
1.Het procesverloop
2.De feiten
"[...] Jij hebt aangegeven dat het nog steeds hetzelfde met je gaat, er is geen vooruitgang. Je hebt moeite om te eten, te concentreren en je in te spannen. Je bent niet in staat om je werkzaamheden te hervatten. [...] Je geeft aan dat je dag momenteel als volgt is ingedeeld; van de bank, naar de tv en naar je bed en dat je alleen voor dokter- of ziekenhuisbezoeken je huis uitgaat. Je hebt aangegeven dat je éénmalig in jouw winkel in [woonplaats] bent geweest om te proberen om even naar buiten te gaan, maar daar werd je al na 2 minuten misselijk van alle etensgeuren. Daar verblijven is dus niet mogelijk. Je wilt zelf niet autorijden omdat je je niet goed voelt en het risico niet wilt nemen dat je tijden je rit onwel wordt. [...]"
“[…] Deze rechercheur heeft u langere tijd gevolgd. De conclusie van de rechercheur is dat u volop aan het werk bent geweest in uw eigen winkel. […] Op 24 juli jl. heeft cliënte vervolgens telefonisch contact met u opgenomen. […]
Uit het gespreek bleek dat u: […]
2. dat uw medische situatie niet verbetert; […]
4. dat u niet in staat was om de werkzaamheden te hervatten;
5. dat u waarschijnlijk niet in staat was om op 7 augustus 2015 uw werkzaamheden zou kunnen oppakken;
6. dat u uw bed nauwelijks uitkomt. Dit gebeurt alleen voor dokter- en ziekenhuisbezoeken;
7. dat u eenmalig in uw winkel in [woonplaats] bent geweest tijdens uw ziekte;
8. dat u bij het bezoek aan uw winkel al snel misselijk werd van de etensgeuren en u daar dus niet lang kon blijven;
9. u geen auto wenst te rijden omdat u bang bent om onwel te worden.
Uit de rapportage van de bedrijfsadviseur blijkt dat uw verklaring leugenachtig en bezijden de waarheid is. Ook op 24 juli jl. heeft u geruime tijd in uw winkel gewerkt. Dit is eveneens op camera vastgelegd. Verder heeft u diverse autoritten gemaakt en hebt u wederom fysieke werkzaamheden verricht. […]
U hebt in dit gesprek geen legitieme reden gegeven voor uw werkzaamheden in uw winkel. U trachtte om de hete brij heen te draaien, u verklaarde aantoonbaar leugenachtig en tegenstrijdig en u gaf tot slot aan dat u begreep dat u op staande voet werd ontslagen. Voornoemde feiten en omstandigheden vormen zowel afzonderlijk, maar zeker in onderlinge samenhang bezien, een reden om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijk ingang te beëindigen ex artikel 7:678 BW. Namens cliënte bevestig ik u hierbij dat u op 6 augustus jl. op staande voet bent ontslagen.”