Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[naam grootmoeder vz],
1.Procedure
2.De verdere beoordeling
Het is mogelijk dat het verlangen van [het kind] om naar Apeldoorn terug te keren mede verklaard kan worden door het verleden, dat waarschijnlijk een grote invloed heeft gehad op haar gevoelens van veiligheid en zekerheid in het leven. [het kind] haar moeder is immers plotseling overleden, waarna een (juridische) strijd om [het kind] is losgebarsten en zij uit het huis van haar grootmoeder in Apeldoorn naar Purmerend is verhuisd, waar zij vervolgens in twee huizen is gaan leven. Het lijkt erop dat [het kind] momenteel ervaart geen vrij contact te kunnen hebben met haar grootmoeder in Apeldoorn. Ondanks dat [het kind] nu bij haar grootouders vz verblijft en naar haar vader gaat wanneer zij hier behoefte aan heeft – en dit een verbetering is ten opzichte van de eerdere afspraken –, blijft zij de diepe wens koesteren om naar de grootmoeder in Apeldoorn te mogen verhuizen.
Voorts lijkt de wens van [het kind] om in Apeldoorn naar school te gaan enerzijds gelegen in het feit dat zij in Purmerend op school gepest is en anderzijds in het gegeven dat zij meer vrienden in Apeldoorn zegt te hebben.
Namens de Raad is in beginsel gematigd positief geadviseerd tot een verhuizing. Daarbij is grote nadruk gelegd op de aandacht die er in de thuissituatie bij de grootmoeder mz kan zijn voor de persoon van de moeder en het belang hiervan voor de ontwikkeling van [het kind].
Gebleken is dat er in het verleden diverse procedures zijn gevoerd met betrekking tot [het kind]. In de beschikking van deze rechtbank van 14 mei 2014, waarin de grootouders vz zijn belast met de voogdij over [het kind], is de nadruk gelegd op de continuïteit in de opvoedingssituatie zoals zij deze op dat moment heeft in Purmerend en haar belang om niet ook haar tweede ouder kwijt te raken. Gebleken is echter dat deze situatie voor [het kind] niet kan opwegen tegen haar verlangen weer bij haar grootmoeder mz te wonen.