ECLI:NL:RBNHO:2015:9295

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
15/800268-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging door adolescenten met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 19 oktober 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 juni 2015 te Purmerend samen met anderen een mobiele telefoon heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in vereniging met anderen, de telefoon heeft weggenomen met geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en camerabeelden als bewijs zijn gebruikt. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij aanwezig was bij de diefstal en dat hij het slachtoffer heeft geduwd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de geweldshandelingen die zijn gepleegd, zoals het duwen en vasthouden van het slachtoffer, bewezen zijn, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere geweldshandelingen zoals slaan en schoppen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van deze onderdelen van de tenlastelegging.

De rechtbank heeft het adolescentenstrafrecht toegepast, omdat de verdachte ten tijde van het delict 22 jaar oud was, maar een licht verstandelijke beperking heeft en zich kinderlijker gedraagt dan verwacht mag worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden en een taakstraf van 180 uur, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het delict, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische aandoeningen en de begeleiding die hij ontvangt. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is om de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800268-15 (P)
Uitspraakdatum: 19 oktober 2015
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. de Visser, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2015 te Purmerend, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
- die [slachtoffer]
* de woorden heeft/hebben toegevoegd/gezegd:" geef je telefoon, als je hem niet geeft dan pak ik hem zelf" en/of
* heeft/hebben geduwd (tegen een deur) en/of
* heeft/hebben vastgehouden/vastgepakt en/of
* (daarbij) een of meermalen heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt/getrapt.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de geweldshandelingen op het standpunt gesteld dat het duwen en vasthouden van het slachtoffer bewezen kan worden, maar dat niet kan worden vastgesteld dat er is geslagen en geschopt.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op maandag 22 juni 2015 deed [slachtoffer] aangifte van diefstal met geweld. Hij verklaarde dat hij die dag omstreeks 21:30 uur zijn [vriendin] naar de bus had gebracht. Vervolgens was hij weer teruggelopen. Toen [slachtoffer] ter hoogte van het oude politiebureau op het Wormerplein te Purmerend liep zag hij drie jongens staan. Eén van de jongens herkende hij als [verdachte] (hierna: verdachte). Hij besloot naar het groepje toe te lopen. Toen [slachtoffer] verdachte een hand wilde geven, werd hij vastgepakt door de andere twee jongens en tegen zijn wil meegenomen naar de achterzijde van ‘Cleopatra’, een eettent aan het Wormerplein. Hij hoorde verdachte toen zeggen: ‘geef je telefoon, als je hem niet geeft dan pak ik hem zelf’. [slachtoffer] wilde zijn telefoon niet geven, maar om erger te voorkomen, pakte hij zijn telefoon uit zijn rechter broekzak. Op het moment dat hij de telefoon net uit zijn zak had gehaald, voelde hij dat de telefoon uit zijn hand werd getrokken door verdachte. [2]
De verklaring van [slachtoffer] wordt in grote lijnen ondersteund door camerabeelden. [verbalisant] was belast met het uitkijken van camerabeelden. Hij zag op de camerabeelden dat op maandag 22 juni 2015 omstreeks 21:22 uur een grijze personenauto van het merk Peugeot aan kwam rijden op het Wormerplein. Hij zag dat het voertuig geparkeerd werd. Er stapten drie manspersonen uit de auto. Verbalisant herkende de bestuurder als de hem ambtshalve bekende [verdachte] . Omstreeks 22:28 uur zag verbalisant dat het slachtoffer in zijn nek werd vastgepakt door verdachte. Hij zag dat het slachtoffer zich hiertegen verzette. Vervolgens werd het slachtoffer losgelaten door verdachte en werd hij vastgepakt door de andere twee verdachten. Verbalisant zag dat ze het slachtoffer onder dwang meenamen en dat het slachtoffer tegenstribbelde. [3]
Ter terechtzitting van 5 oktober 2015 zijn voornoemde camerabeelden getoond. Verdachte heeft daarop verklaard dat hij zichzelf op de getoonde camerabeelden herkent en dat hij [slachtoffer] heeft geduwd. Verdachte heeft bij de politie geantwoord dat hij er de hele tijd bij was en niets heeft gedaan om het te voorkomen. [4] Op de vraag waarom [medeverdachte] de telefoon graag wilde hebben, heeft verdachte geantwoord dat [medeverdachte] een nieuwe telefoon voor iemand wilde. [5]
Uit het dossier blijkt dat er WhatsApp-berichten zijn gestuurd tussen verdachte en [medeverdachte] na de diefstal van de telefoon. [6] Op 22 juni 2015 om 23:36 uur startte een WhatsApp-gesprek:
Verdachte: ‘Niets weg halen op die tel graag. Moet dat gesprek nog keer hebben’.
[medeverdachte] : ‘Ja is goed man np’. [7] […]
Om 00:49 uur ging het gesprek verder:
[medeverdachte] : ‘En ik heb zijn fb veranderd hahahaha. Hij ken er niet meer op whahahaha ja’. Verdachte: ‘hahaha echt ww. ook’.
[medeverdachte] : ‘Ww veranderd lol’.
Verdachte: ‘top moet je maar ff aan mijn geven’.
[medeverdachte] : ‘Alleen zijn ww veranderd’.
Verdachte: ‘maar nog ff niks verwijder van die tel moet nog ff door die tel kijken enzo’.
[medeverdachte] : ‘Ja heb all gekeken staat niet veel in aan gesprekken’.
Verdachte: ‘Kan wel wat mee ook net ze contacten’. [8]
[medeverdachte] : ‘Hoe heet je ex [vriendin] ???’
Verdachte: ‘jah wat dan. ?’
[medeverdachte] : ‘hahaha. Ik praat nu uit de naam van die gast met haar hahah’. [9]
Nadere bewijsoverweging
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat nadat de diefstal van de telefoon was voltooid er door verdachten is geslagen, gestompt en geschopt/getrapt. De rechtbank is van oordeel dat deze geweldshandelingen niet zijn aangewend met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Nu het verband tussen deze handelingen en de diefstal ontbreekt, zal verdachte van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juni 2015 te Purmerend, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen,
- die [slachtoffer]
* de woorden heeft/hebben gezegd: "geef je telefoon, als je hem niet geeft dan pak ik hem zelf" en
* heeft/hebben geduwd en
* heeft/hebben vastgehouden/vastgepakt.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 6 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en daarnaast tot een taakstraf voor de duur van 100 uur, bij het niet of niet naar behoren te verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht. Ten aanzien van de strafmaat komt de raadsman – alles afwegende en het oriëntatiepunt in ogenschouw nemende – tot een taakstraf voor de duur van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, bij het niet of niet naar behoren te verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. De raadsman kan zich vinden in een proeftijd van drie jaar.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede van de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich op 22 juni 2015 schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld in vereniging. Samen met [medeverdachte] heeft hij van tevoren een plan gemaakt om het slachtoffer, de vriend van zijn ex-vriendin, een lesje te leren. Verdachte en zijn medeverdachten hebben het slachtoffer tegen zijn wil vastgepakt en meegenomen, gedreigd met geweld en ook daadwerkelijk geweld gebruikt om een telefoon afhandig te maken. Verdachte heeft het misdrijf kennelijk uit financieel gewin en rancune gepleegd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van berovingen nog geruime tijd de gevolgen daarvan, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, kunnen ondervinden. Naast de gevolgen voor de slachtoffers, doen dit soort berovingen ook het gevoel van onveiligheid in de samenleving toenemen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 25 juni 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 17 september 2015 van
[reclasseringswerker]verbonden aan
Reclassering Nederland Adviesunit 2 Noord-West.Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte is licht verstandelijk beperkt (totaal IQ van 76) en heeft een dysthyme stoornis. De dysthyme stoornis is een psychische aandoening, een chronische en een lichtere vorm van depressie die zich kenmerkt door een gebrek aan plezier en genoegen in het leven. Deze stoornis gaat meestal gepaard met slaapproblemen, eetstoornissen, verminderde energie, concentratieproblemen en gevoelens van wanhoop. Verdachte zit hiervoor in een uitvoerig behandel- en begeleidingstraject. Hij stelt zich hierin coöperatief op. Uit onderzoek van de reclassering is verder gebleken dat verdachte beïnvloedbaar is, zijn gedrag onvoldoende kan overzien en situaties niet altijd goed kan inschatten, hetgeen de reclassering als risicofactoren ziet. Dit wordt ook meegenomen in de behandeling bij het F-ACT.
[psycholoog 1] van het F-ACT Purmerend, heeft verklaard dat verdachte goed zou weten dat hij een beperking heeft, waardoor hij zich bij onbekende mensen meestal beter en groter voordoet dan hij daadwerkelijk is. Daarbij komt dat hij verbaal redelijk sterk is, echter zou verdachte bij doorvragen niet alles goed begrijpen, waardoor hij soms boos kan worden. Verdachte is een beïnvloedbare jongen die meeloopgedrag kan vertonen, echter zou dat wel afhangen van degene met wie hij omgaat.De psychologe van verdachte, [psycholoog 2] , heeft daarnaast verklaard dat verdachte moeite heeft met emotieregulatie en zaken die zich in het dagelijks leven voordoen in perspectief te plaatsen. Hierdoor kan verdachte overspoeld raken door zijn emoties.De reclassering ziet de huidige hulpverlening van verdachte en zijn coöperatieve houding als beschermende factoren. Ondanks de ernst van de verdenking ziet de reclassering, bij een veroordeling, geen meerwaarde in het opleggen van een reclasseringstoezicht. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Toepassing meer- /minderjarigen strafrecht
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit, gepleegd op 22 juni 2015, 22 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben, onder verwijzing naar het reclasseringsrapport, verzocht conform artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen.
De rechtbank kan op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar, zoals verdachte.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat verdachte een licht verstandelijke beperking heeft. Daarnaast vertoont hij kinderlijker gedrag dan op grond van zijn leeftijd mag worden verwacht en kan hij de risico’s van zijn eigen handelen en gedrag nauwelijks inschatten. De reclassering adviseert om deze redenen het jeugdstrafrecht toe te passen. Daar komt bij dat verdachte in zijn verhoor op 23 juni 2015 bij de politie werd bijgestaan door een psycholoog en dat uit het verhoor is af te leiden dat verdachte het denk- en doe-niveau van een 16/17-jarige heeft.
De rechtbank ziet op basis van deze conclusies in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toe te passen.
Het oriëntatiepunt van diefstal met geweld voor jeugdigen ziet niet op een feit zoals de rechtbank bewezen heeft verklaard, gelet op het atypische karakter van de diefstal met geweld – een bekende een lesje willen leren – en de cruciale rol die verdachte bij het feit heeft gespeeld. Daarnaast zijn er strafverzwarende omstandigheden aan de orde, te weten medeplegen en een vooropgezet plan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf – van na te noemen duur – bestaande uit een werkstraf. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf een proeftijd verbinden van twee jaar, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Een proeftijd langer dan twee jaar is gelet op artikel 77y van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
drie [3] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtachtig [180] urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door negentig [90] dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. A.M. Ayal, tevens kinderrechter, en mr. J. van Beek,
in tegenwoordigheid van mr. L.A. Spoelstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 oktober 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte gedaan door [slachtoffer] d.d. 23 juni 2015, p. 11-13.
3.Het proces-verbaal van bevindingen opgesteld door [verbalisant] d.d. 25 juni 2015, p. 33.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 25 juni 2015, p. 237.
5.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 15 juli 2015, p. 242.
6.Het proces-verbaal van bevindingen inhoudende het onderzoek naar Whatsapp-gesprekken d.d. 19 augustus 2015, p. 57.
7.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een WhatsApp-bericht van 22 juni 2015, p. 62.
8.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een WhatsApp-bericht van 22 juni 2015, p. 64.
9.Een schriftelijk bescheid, zijnde een weergave van een WhatsApp-bericht van 22 juni 2015, p. 65.