ECLI:NL:RBNHO:2015:929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2015
Publicatiedatum
11 februari 2015
Zaaknummer
AWB - 13 _ 2571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake verkeersbesluit en Wob-verzoek betreffende openstelling busbaan Floriande Hoofddorp

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verkeersbesluit en een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De zaak betreft de openstelling van een busbaan in Floriande, Hoofddorp, die op werkdagen buiten de spitsuren toegankelijk zou worden gemaakt. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, had eerder besloten om de busbaan open te stellen op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur en van 19.00 uur tot 7.00 uur. Eisers, die bezwaar maakten tegen dit besluit, vroegen om openbaarmaking van onderliggende stukken van een rapport van I&O Research, maar verweerder gaf aan niet over deze stukken te beschikken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eisers betrekking heeft op zowel het verkeersbesluit als de afwijzing van hun Wob-verzoek. De rechtbank oordeelde dat verweerder de openstelling van de busbaan op basis van een evaluatie van een proef had omgezet in een definitieve situatie, waarbij de verkeersintensiteit en geluidseffecten binnen de geldende normen bleven. Eisers stelden dat de evaluatie niet aan de criteria voldeed, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had onderbouwd dat de openstelling niet in strijd was met de Wet geluidhinder.

Wat betreft het Wob-verzoek oordeelde de rechtbank dat de gevraagde documenten zich niet bij verweerder bevonden, maar bij I&O Research, dat niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder valt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de rechtbank de besluiten van verweerder heeft bevestigd en geen aanleiding zag voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2571

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 februari 2015 in de zaak tussen

[eisers], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. H. Martens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 oktober 2012 (het primaire besluit I) heeft verweerder besloten de busbaan gelegen ter hoogte van eiland 6 van Floriande in Hoofddorp open te stellen op werkdagen buiten de spits van 9.00 tot 17.00 uur en van 19.00 uur tot 7.00 uur.
Bij brief van 28 november 2012 hebben eisers verweerder met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om toezending van de onderliggende stukken van het rapport van I&O Research.
Bij besluit van 20 december 2012 (het primaire besluit II) heeft verweerder eisers de verkeerstellingen digitaal toegezonden en aangegeven verder niet over andere onderliggende stukken te beschikken. I&O Research heeft verweerder desgevraagd te kennen gegeven de andere gegevens zoals interviewgegevens niet te zullen verstrekken.
Bij besluit van 22 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren tegen de beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2014. Namens eisers is
[naam] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden J.L. Bijl en G.J. Beijer.
Nadat verweerder de rechtbank desgevraagd binnen een week na de zitting een nader stuk heeft toegezonden, zijn eisers in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Nadat partijen daartoe vervolgens toestemming hebben gegeven, heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak bij brief van 7 november 2014 gesloten.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd. Nadien is de termijn voor het doen van uitspraak nog eenmaal verlengd.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat het beroep van eisers betrekking heeft op het verkeersbesluit en de afwijzing van hun Wob-verzoek.
2. Het (verkeers)besluit van 10 oktober 2012 strekt ertoe:
- de bussluis op de Waddenweg/Deltaweg in Hoofddorp op werkdagen buiten de spits open te stellen door de bestaande borden C1 uit bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RVV) 1990 te voorzien van onderborden met de tekst ma t/m vrij 7-9 en 17-19 uur, uitgezonderd lijndiensten. Op feestdagen is de bussluis geopend.
- Bij de bussluis op de Waddenweg/Deltaweg in Hoofddorp door borden conform model F5 en F6 uit bijlage 1 van het RVV 1990 de voorrang te regelen als aangegeven op de bij dit besluit behorende tekening met nummer 2011-017-001;
- Aan de reeds bestaande borden D5r en D7 uit bijlage 1 van het RVV 1990, ter hoogte van de aansluiting Haringvliet op de Deltaweg, onderborden toe te voegen met de tekst ma t/m vrij 7-9 en 17-19 uur;
- op de busbaan bij de bussluis Waddenweg/Deltaweg het woord lijnbus te verwijderen.
3. Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) kunnen verkeersmaatregelen worden genomen die strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de WVW kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer.
Op grond van artikel 15, eerste lid, van de WVW – voor zover hier van belang – geschiedt de plaatsing van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit. Op grond van artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) dienen verkeersbesluiten met redenen te zijn omkleed, waarbij in ieder geval wordt aangegeven welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij dient te worden aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
4. Bij het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit I heeft verweerder de proef, waarbij de bussluis, gelegen tussen de Deltaweg en de Waddenweg in Hoofddorp ter hoogte van eiland 6 van Floriande, tijdelijk gedeeltelijk is opengesteld, omgezet in een definitieve situatie. Daartoe is overgegaan omdat uit de evaluatie naar aanleiding van de proef is gebleken dat de gedeeltelijke openstelling van de bussluis goed is ontvangen en dat zich niet of nauwelijks negatieve effecten hebben voorgedaan. De verkeersintensiteit op de omliggende wegen is ruim binnen de normen die voorafgaand aan de proef zijn vastgesteld gebleven. Door de beperkte toename van het autoverkeer blijven ook de hoeveelheid geluid en de luchtkwaliteit binnen de daarvoor geldende normen. De effecten op het winkelgedrag als gevolg van de toename van de keuzevrijheid voor inwoners en bezoekers van de wijk Floriande zijn nog niet erg duidelijk, maar ondernemers geven aan wel positieve effecten te ervaren, vooral in relatie tot bereikbaarheid. Omdat de reacties van betrokkenen op de proef positief zijn of minimaal neutraal, heeft verweerder de proef omgezet in een definitieve situatie.
5. Voorop staat dat verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan verweerder om alle verschillende,, bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan in redelijkheid niet tot dat besluit is kunnen komen.
6.1
Eisers stellen dat niet is voldaan aan een van de criteria aan de hand waarvan de evaluatie heeft plaatsgevonden, te weten dat sprake is van een maximale stijging van 1,5 dB. Uit het uitgevoerd akoestisch onderzoek is namelijk gebleken dat de geluidsbelasting op bepaalde woningen met 9 dB is toegenomen. Verweerder kon de proefsituatie dan ook niet omzetten in een definitieve situatie. De omstandigheid dat een reconstructiebesluit en een besluit hogere grenswaarden zijn genomen maakt dat niet anders, omdat dit onverlet laat dat aan het criterium niet is voldaan.
6.2
De rechtbank stelt vast dat verweerder de evaluatie heeft verricht op basis van criteria die zien op de bereikbaarheid van Floriande, de ontwikkeling in de verkeersbewegingen, de verkeersveiligheid alsmede geluid en licht. Verweerder heeft – met betrekking tot het aspect geluid – overeenkomstig de Wet geluidhinder als criterium gesteld dat zolang de akoestische effecten van de aanpassing maximaal een stijging van 1,5 dB betreffen, dit voor verweerder acceptabel is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan het criterium niet die waarde dan wel uitleg hoeven geven die eisers daaraan geven. Door verweerder is, ook overeenkomstig het criterium, beoordeeld of het verkeersbesluit in strijd zou komen met wettelijke voorschriften, in dit geval de voorschriften opgenomen in de Wet geluidhinder. Verweerder heeft daartoe voorafgaand aan het primaire besluit I en naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank van 9 mei 2012 in zaak met nummer AWB 11/6790, onderzocht of de openstelling van de bussluis aan de Deltaweg moest leiden tot een reconstructiebesluit in de zin van de Wet geluidhinder. Omdat – zoals bleek uit het akoestisch onderzoek van M + P raadgevende ingenieurs van 28 juni 2012 – de openstelling van de busbaan heeft geleid tot een geluidstoename met 2 dB op de gevels van 6 woningen aan de Haringvliet en bij twee verdiepingen van het appartementencomplex aan de Vliehors, was daarvan sprake. Bij besluit van 11 september 2012 heeft verweerder het reconstructiebesluit genomen. Voorts is gebleken dat als gevolg van het toegenomen verkeer op de gereconstrueerde Deltaweg een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde optrad op de gevels van de hiervoor genoemde woningen. Bij besluit van 11 september 2012 heeft verweerder hogere grenswaarden vastgesteld voor de hiervoor genoemde woningen. Beide besluiten zijn onherroepelijk. Het verkeersbesluit is aldus genomen in overeenstemming met de Wet geluidhinder. Aan (de letterlijke bewoordingen van) het criterium komt derhalve niet de betekenis toe die eisers daaraan toekennen.
7.1
Eisers betogen verder dat verweerder niet tot een definitieve openstelling van de bussluis heeft kunnen komen omdat is gebleken dat de effecten op het winkelgedrag niet erg duidelijk zijn. De proef zou immers pas zijn geslaagd en voor omzetting in een definitieve situatie in aanmerking komen als sprake was van een verbetering van de keuzemogelijkheden voor de inwoners en de bezoekers.
7.2
Nog daargelaten de vraag of het aan de proef verbonden criterium bij de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verkeersbesluit van doorslaggevende betekenis kan zijn, overweegt de rechtbank dat, anders dan eisers stellen, het evaluatierapport blijk geeft van duidelijke aanwijzingen dat er een grotere keuzevrijheid is voor het winkelend publiek. Het betoog van eisers faalt dan ook.
8.1
Eisers stellen dat voor de negatieve effecten van de definitieve openstelling van de bussluis nog geen oplossing is gevonden. Het besluit waarbij desondanks al tot een definitieve openstelling van de bussluis is besloten is dan ook onzorgvuldig en kan niet in stand blijven.
8.2
Verweerder geeft aan zich rekenschap te hebben gegeven van de negatieve effecten van de definitieve gedeeltelijke openstelling van de bussluis zoals deze in het rapport zijn benoemd, maar geeft tevens aan dat uit het rapport ook volgt dat de negatieve effecten zich slechts in beperkte mate hebben voorgedaan, dat overwegend sprake is van positieve effecten en dat de meeste betrokkenen voorstander waren van een voortzetting van de gedeeltelijke openstelling van de bussluis. Naar het oordeel van de rechtbank kan aldus niet worden gezegd dat sprake is van een onevenwichtige afweging van de betrokken belangen, temeer nu wordt gezocht naar oplossingen om de negatieve effecten te neutraliseren, zoals het realiseren van een veilige oversteekplaats ter hoogte van eiland 7.
9. Concluderend ziet de rechtbank in hetgeen eisers naar voren hebben gebracht geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid het verkeersbesluit heeft kunnen nemen.
10. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
11.1
Eisers hebben op grond van de Wob verzocht om openbaarmaking van de onderliggende stukken van het rapport van I&O Research.
11.2
Bij het in bezwaar gehandhaafde primaire besluit II heeft verweerder eisers bericht dat hij naast de hen reeds toegezonden verkeerstellingen niet over onderliggende stukken beschikt. Verweerder heeft in het besluit aangegeven dat I&O Research hem desgevraagd te kennen heeft gegeven dat interviewgegevens niet zullen worden verstrekt.
12.1
Eisers stellen dat hen de gevraagde stukken ten onrechte zijn geweigerd. De omstandigheid dat de gevraagde documenten zich niet bij verweerder bevinden, speelt daarbij geen rol nu is gebleken dat deze zich bevinden bij een onder verweerders verantwoordelijkheid werkzame instelling.
12.2
De rechtbank stelt vast, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is, dat de gevraagde stukken zich niet bij verweerder maar bij I&O Research bevinden. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen, anders dan eisers stellen, de gevraagde stukken ook niet worden geacht te berusten onder verweerder. Daartoe is redengevend dat I&O Research niet kan worden aangemerkt als een bedrijf dat werkzaam is onder verantwoordelijkheid van verweerder. Het bedrijf is aan het bestuursorgaan niet hiërarchisch ondergeschikt. Nu sprake is van een bedrijf dat niet gelieerd is aan enig bestuursorgaan, biedt de Wob geen mogelijkheid om documenten van dit bedrijf openbaar te laten maken. Eisers kunnen in hun stelling dan ook niet worden gevolgd.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzitter, en mr. G. Guinau en
mr. L. Beijen, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.