Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding
3.Inleiding
4.Bewijs
(de rechtbank begrijpt: [getuige 2] )in de kluis achter de bar is opgeborgen. Haar vader is met het overige geld naar achter gegaan, naar zijn kantoor. Later, toen de overval gaande was, hebben de daders de 100 euro uit de kleine kluis achter de bar gekregen en ze vroegen toen aan [getuige 2] waar de rest was. Eén van de daders riep: “Waar is die andere”. [getuige 1] had het idee dat zij daarmee haar vader bedoelden. Nadat haar vader naar het kantoor was gegaan, zat [getuige 1] aan een tafel in het restaurant. Op een gegeven moment hoorde zij roepen “Liggen, liggen”. Ze zag toen twee jongens in de keuken staan, die via de achterdeur moesten zijn binnengekomen. Aan hun houding te oordelen, waren het jonge jongens, tussen de 18 en 22 jaar die hun gezicht hadden bedekt. [getuige 1] is op de grond gaan liggen, bovenop haar broertje om hem te beschermen. Een van de daders had in zijn rechterhand een lang mes en in zijn linkerhand een pistool. Deze dader hield [getuige 1] , [zoon van slachtoffer] en [getuige 2] onder schot. De andere dader stond in de keuken en hield de daar aanwezige personeelsleden onder controle. Zij spraken met een buitenlands accent. Op een gegeven moment hoorde [getuige 1] roepen “Loesoe, loesoe”, wat volgens haar straattaal is voor: ‘weg’. Dit moest geroepen zijn door een derde dader. Hierna zijn de twee daders die zij kon zien, weggegaan via de achteruitgang van de keuken. Kort daarna is [getuige 1] naar het kantoor gelopen, waar zij haar vader aantrof, zittend op een stoel. Op zijn hoofd had hij een verschrikkelijke wond. [3]
(de rechtbank begrijpt: verdachte). In een door de heer [getuige 4] aan de politie overhandigd verslag van de groepsleiding staat vermeld dat [vriendin van verdachte] in de dagen na de overval overstuur was en aangaf dat ze bang was dat ze zelf als verdachte aangemerkt zou worden. [15]
A: ons geheimP: ja.Kort hierna, vanaf 11.13 uur, wordt het volgende gesprek in de woning afgeluisterd:
(de rechtbank begrijpt: [getuige 6] ). De samenvatting van het gesprek houdt onder meer het volgende in:
(verdachte)had gepraat en of het geweer goed was gedumpt. Vervolgens verscheen verdachte voor het raam op de eerste verdieping. De verbalisant vroeg ook hem of hij had gepraat en of het geweer goed gedumpt was. [28]
(de rechtbank begrijpt: verdachte)heeft gehoord dat die overval door hem samen met [bijnaam] was gepleegd en dat het uit de hand gelopen was. [bijnaam verdachte] zei dat hij per ongeluk iemand had neergeschoten, aldus de anonieme bedreigde getuige. In het proces-verbaal van het verhoor is aangetekend dat de getuige de vraag gedetailleerder heeft beantwoord, maar dat de rest van zijn antwoord niet in het proces-verbaal is opgenomen in verband met de afscherming van de getuige. De politie heeft de getuige meerdere foto’s laten zien en hij heeft de persoon met de naam [bijnaam verdachte] aangewezen. [34]
De door [vriendin van verdachte] gestelde andere gespreksinhoud is volstrekt onaannemelijk, zodat de rechtbank aan dat deel van haar verklaring voorbijgaat.
- [vriendin van verdachte] schreeuwt in de tuin van hun huis tegen verdachte: ‘Moordenaar’;
- het sms-bericht waarin [vriendin van verdachte] verdachte moordenaar noemt;
- [vriendin van verdachte] roept op straat tegen verdachte dat zij weet wie hij door zijn kop geschoten heeft;
- een OVC-gesprek waarin [vriendin van verdachte] spreekt over het ‘snitchen’ (verraden aan de politie) van verdachte en een OVC-gesprek waarin [vriendin van verdachte] zegt dat ze alle privé- dingen van verdachte gaat vertellen en de (kennelijk retorische) vraag stelt: “loop ik te zeggen dat jij diegene hebt vermoord tegen anderen?”.
Nadien bleek zulks onder omstandigheden ook bij een anonieme getuige mogelijk.
Ook het proces-verbaal sporenonderzoek van 5 november 2009 vormt hiertoe zeker geen bijdrage.
Op grond van de verklaring van de anonieme bedreigde getuigegaat de rechtbank ervan uit dat het dodelijke schot een ongeluk is geweest. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte door met een geladen en gebruiksklaar vuurwapen de confrontatie met de eigenaar van het restaurant aan te gaan bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een schot gelost zou worden, met dodelijke afloop. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet, in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sanctie
8.Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Hierdoor heeft de raadsman van verdachte zich ondanks de hem ter zitting toegestane tijd voor bestudering en bespreking slechts in algemene termen over de vordering uitgelaten.
€ 18.356,23(€ 3.160,23 + € 196,00 + € 15.000,00).
Hierdoor heeft de raadsman van verdachte zich ondanks de hem ter zitting toegestane tijd voor bestudering en bespreking slechts in algemene termen over de vordering uitgelaten.
€ 9.200,00(€ 700,00 + € 8.500,00).
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
12 (twaalf) jaren.
[benadeelde partij 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 18.356,23 (achttienduizend driehonderdzesenvijftig euro en drieëntwintig cent), bestaande uit € 3.356,23 voor de materiële en € 15.000,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[benadeelde partij 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 18.160,23 (achttienduizend honderdzestig euro en drieëntwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
126 (honderdzesentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
[benadeelde partij 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 9.200,00 (negenduizend tweehonderd euro), bestaande uit € 700,00 voor de materiële en € 8.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
[benadeelde partij 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 9.200,00 (negenduizend tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 oktober 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
81 (eenentachtig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum