Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Stichting Epilepsie Instellingen Nederland,
verder te noemen: de werkgever
1.Het procesverloop
2.De feiten
verteld wat haar ervaring is geweest. Ze vertelde dat in haar geval er tot tweemaal toe een incident is geweest met een mannelijke collega namelijk Dhr. [verweerder] . Het eerste incident had plaats in juni in de auto. Mw.[zwarte streep]
is met Dhr. [verweerder] in de auto naar de supermarkt geweest in Vijfhuizen, ze was haar brood vergeten en hij bood aan om haar met de auto te brengen. Op de weg terug reed dhr. [verweerder] tot verbazing van mw.[zwarte streep]
niet rechtstreeks terug naar de Cruquiushoeve maar reed een parkeerplaats op die achteraf gelegen was. Op haar vraag waarom hij hier stopte reageerde hij dat hij wel vaker daar zijn brood at. Daar parkeerde hij zijn auto en werd hij handtastelijk, begon met zijn hand over haar been te wrijven. Mevrouw gaf duidelijk aan dat ze hier niet gediend van was en dit echt niet wilde. Ondanks dat ze herhaaldelijk aangaf dat ze dit niet wilde bleef hij doorgaan en kwam dicht bij haar zitten. Toen ze dreigde dat ze dit echt niet wilde en hier melding van zou maken lachte hierom. Vervolgens probeerde ze de auto uit te komen maar toen bleek dat dhr. [verweerder] de deur op slot had gedaan. Uiteindelijk na meerdere dreigementen had mw.[zwarte streep]
de indruk dat het tot dhr. [verweerder] doordrong dat hij moest stoppen en stopte hij dan ook met zijn toenaderingspogingen en zijn ze uiteindelijk teruggereden naar de Cruquiushoeve. Het tweede incident vond plaats in juli binnen de dagbestedingslocatie zelf. Mw.[zwarte streep]
moest materialen halen uit de afgesloten schuur bij het gebouw. Terwijl ze in de schuur bezig was kwam dhr. [verweerder] binnen en deed de deur achter zich dicht en ging voor de deur staan. Hij werd opnieuw handtastelijk en probeerde haar te knuffelen. Ze heeft hem afgeweerd en is erg boos geworden en heeft hem gedreigd dat dit zijn baan zou kosten waarop hij gestopt is. De redenen dat ze deze voorvallen niet gemeld heeft was angst voor haar stage en angst dat ze weggestuurd zou worden en het gevolgen zou hebben voor haar diploma en tevens dat ze het vooruitzicht op een vakantiebaantje bij SEIN zou kwijt raken. Daarnaast speelde schuldgevoel en schaamte een rol. Ze durfde dit niet te vertellen aan haar ouders.
haar verhaal verteld. De betreffende incidenten hebben zich inmiddels enkele jaren terug afgespeeld, tijdens haar stage periode op het DAC. Ook deze incidenten hadden betrekking op dhr. [verweerder] . Het eerste incident met dhr. [verweerder] speelde zich af op de dagbestedingsgroep “de octopus”. Vanwege ziekte was er personeel tekort waardoor mw.[zwarte streep]
alleen op de groep stond. Dhr. [verweerder] stond alleen op de daarnaast gelegen groep “de orka”. Tijdens het afsluiten aan het eind van de werkdag wilde mw.[zwarte streep]
naar het licht in het toilet kijken omdat deze lamp het niet goed deed. Terwijl ze bezig was duwde dhr. [verweerder] haar het toilet in en heeft hij haar, tegen haar wil, geprobeerd te zoenen, wat hem uiteindelijk ook gelukt is. Mw. [zwarte streep] heeft duidelijk aangegeven dat ze dit niet wilde. Hij vond dit zelf allemaal erg grappig en gaf haar de schuld omdat zij volgens hem verkeerde signalen had afgegeven. Hij zij dat ze gezien haar positie als stagiaire voorzichtig moest doen anderen er niet over moest vertellen. Ze heeft er toen ook nooit met iemand over gesproken. De periode daarna heeft hij haar steeds telefonisch lastig gevallen met onfatsoenlijke en seksueel getinte uitspraken en opmerkingen ook tijdens het werk. Dit heeft ongeveer twee tot drie maanden geduurd. Vervolgens heeft mw.[zwarte streep]
zelf het initiatief genomen om te proberen met dhr. [verweerder] hierover in gesprek te komen. Ze kon nergens anders over praten en heeft het gesprek toen maar in zijn auto plaatsgevonden. Achteraf realiseert mw.[zwarte streep]
zich dat ze daarmee een risico liep. Tijdens het rijden stopte dhr. [verweerder] bij het recreatiepark “de groene weelde” om een blowtje te roken. Waar hij vervolgens opnieuw geprobeerd heeft handtastelijk te zijn. Doordat ze toen heel lelijk tegen hem heeft gedaan koelde hij af en stopte hij uiteindelijk. Ze voelt zich daar nogal schuldig over omdat ze wist dat ze een risico liep. Hierna is mw.[zwarte streep]
steeds erg op haar hoede geweest in de buurt van dhr. [verweerder] . Ze heeft altijd geprobeerd niet met hem alleen te zijn en niet te dicht bij hem te gaan staan. Waar mw.[zwarte streep]
indertijd heel erg tegen aan liep was twijfel hoe ze dit moest melden. De reden dat ze dat indertijd niet gedaan heeft en er nu pas mee komt heeft te maken met angst. Naast schaamte was ze ook erg bang was haar stage kwijt te raken. Dhr. [verweerder] had haar indertijd ook onderdruk gezet om er vooral niet over te praten omdat ze dan het risico liep haar stageplaats kwijt te raken. Recentelijk heeft mw.[zwarte streep]
haar ervaring met dhr. [verweerder] verteld aan mw.[zwarte streep].
Haar reactie was toen: “toch niet weer hè.” Vervolgens heeft ze aan mw.[zwarte streep]
verteld dat haar dit ook overkomen was toen ze nog stagiaire was. Gezamenlijk hebben ze dit vervolgens aan een collega verteld die omdat ze hier erg van geschrokken was op haar beurt aan [medewerkster 2] heeft verteld. De laatste heeft toen initiatief genomen om contact te zoeken met de vertrouwenspersoon, zoals hiervoor beschreven en is uiteindelijk met mij in gesprek geraakt. Beide medewerksters hebben in het gesprek aangegeven dat ze bang zijn dat nu ze er melding van maken, [verweerder] er achter komt dat ze deze incidenten hebben gemeld hij dan verhaal komt halen bij ze. Dat ze ondanks hun angst voor dhr. [verweerder] het toch melden heeft te maken met het feit dat ze allebei van belangrijk vinden dat toekomstige kwetsbare medewerksters hiervoor behoed worden.(…)
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
6.De beslissing
- laat de werkgever toe te bewijzen dat [verweerder] ontoelaatbaar gedrag heeft vertoond jegens medewerksters van de werkgever, bestaande uit ongewenste fysieke contacten, onfatsoenlijke seksueel getinte bejegening en seksuele intimidatie;
- geeft de werkgever de gelegenheid om voor 10 november 2015 bij brief aan te geven of zij bewijs, door middel van getuigen wil leveren, en op te geven de naam/namen van de getuige(n) en de verhinderdata van de werkgever zelf en de getuige(n);
- geeft [verweerder] de gelegenheid tot 10 november 2015 bij brief zijn verhinderdata door te geven over de maanden december 2015 en januari 2016;
- houdt iedere verdere beslissing aan.