ECLI:NL:RBNHO:2015:864

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
9 februari 2015
Zaaknummer
C-15-220146 - FA RK 15-35
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis zonder verhoor betrokkene

In deze Bopz-zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2015 een voorlopige machtiging verleend voor de opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer, waarbij betrokkene niet ter zitting verscheen. De advocaat van betrokkene, mr. P.J. van de Pol, had verzocht om aanhouding van de zaak, omdat betrokkene verplicht was om bijscholing te volgen als arts. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat betrokkene voldoende was opgeroepen en dat er geen reden was om de zitting aan te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychiatrische stoornis, waaronder een manische ontremming en de stoornis van Asperger. Er is sprake van gevaar voor zowel betrokkene zelf als voor anderen, onder andere door zijn grote schulden en het feit dat hij mogelijk nog als arts werkzaam is zonder bevoegdheid. De rechtbank concludeert dat betrokkene niet bereid is om zich vrijwillig in een psychiatrisch ziekenhuis te laten opnemen en dat het gevaar niet kan worden afgewend zonder opname. De voorlopige machtiging is verleend op basis van artikel 2 van de Wet Bopz, waarmee betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis kan worden opgenomen tot en met een bepaalde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
voorlopige machtiging
zaak-/rekestnr.: C/15/220146 / FA RK 15-35
beschikking van de enkelvoudige kamer van 29 januari 2015,
van de rechtbank Noord-Holland naar aanleiding van het door de officier van justitie
op 2 januari 2015 ingediende verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging om:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
hierna: betrokkene,
te doen opnemen en verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis.

1.Procedure

Bij het verzoek is overgelegd een geneeskundige verklaring.
Op 28 januari 2015 heeft de rechtbank een e-mail van advocaat mr. P.J. van de Pol ontvangen.
De rechtbank heeft op 29 januari 2015 de volgende personen gehoord:
- mr. P.J. van de Pol, advocaat van betrokkene,
- de heer [psychiater], psychiater,
- de heer [sociaal psychiatrisch verpleegkundige], sociaal psychiatrisch verpleegkundige,
- mevrouw [maatschappelijk werker], maatschappelijk werker.

2.Verzoek tot aanhouding

De rechtbank had in deze zaak aanvankelijk een huisbezoek gepland op maandag 26 januari
2015. Door de advocaat van betrokkene was aangegeven dat deze datum betrokkene niet
schikte en dat betrokkene er prijs op stelde dat zijn zaak in de rechtbank behandeld zou
worden. In overleg met de advocaat is de zitting daarom nader bepaald op donderdagmiddag
29 januari 2015 te 16.00 uur. Een tijdstip eerder op de dag was voor betrokkene en diens
advocaat niet mogelijk.
Betrokkene is ter zitting niet verschenen. De dag voorafgaand aan de zitting heeft betrokkene
middels zijn advocaat de rechtbank verzocht de datum van de zitting wederom te verzetten,
omdat hij niet in staat is op 29 januari 2005 ter zitting te verschijnen in verband met een
verplichte bijscholing voor zijn beroep als arts.
De rechtbank heeft de advocaat voorafgaand aan de zitting op de hoogte gesteld van het feit
dat de brief geen aanleiding vormde om de zaak aan te houden en dat op vrijdag, de dag dat
betrokkene wel gelegenheid zou hebben naar een zitting te komen, geen bopz-zittingen
plaats vinden. Vlak voor aanvang van de zitting heeft betrokkene telefonisch contact gehad
met de griffier. Betrokkene gaf aan dat hij van zijn advocaat gehoord had dat de rechtbank de
zitting niet wilde verplaatsen. Hij wilde telefonisch zijn zienswijze hierover aan de rechtbank
meedelen en vroeg alsnog uitstel van de behandeling van de zaak.
Betrokkene heeft toen aangegeven op alle dagen als arts in loondienst te werken,
behalve op vrijdag. De verplichte bijscholingscursus in Arhem, waar hij zich op dat moment
zou bevinden, was op een zeer laat moment gepland, zodat hij deze verhindering niet eerder
had kunnen doorgeven aan de advocaat en aan de rechtbank. Betrokkene vertelde de
oproepen voor de zittingen van 26 januari 2015, 29 januari 2015 en juli 2014 niet te hebben
ontvangen. Hij is door zijn advocaat op de hoogte gesteld van deze zittingen. Door de griffier
is aan betrokkene meegedeeld dat de zitting doorgang zou vinden, ook als betrokkene niet ter
zitting zou verschijnen.
Door de advocaat is ter zitting verzocht de behandeling van de zaak aan te houden op
verzoek van haar cliënt. Haar cliënt had haar gemeld niet in staat te zijn de terechtzitting bij
te kunnen wonen in verband met verplichte bijscholing als arts. Hij heeft haar verteld wel
bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te willen zijn.
Ter zitting is vastgesteld dat de rechtbank betrokkene (telkens) heeft opgeroepen op het adres
waar hij staat ingeschreven volgens de Basis Registratie Personen. Uit de stukken blijkt dat
betrokkene daar ook feitelijk verblijft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat betrokkene
genoegzaam is opgeroepen voor de zitting. Blijkens mededeling van betrokkene aan de
griffier was hij ook steeds op de hoogte van de zittingen, naar zijn zeggen doordat zijn
advocaat hem hiervan op de hoogte stelde.
Het is de rechtbank gebleken dat de inschrijving van betrokkene als arts in het BIG-register
met ingang van augustus 2014 is doorgehaald. Er is derhalve geen noodzaak tot het bijwonen
van een nascholing en is het strafbaar als betrokkene nog steeds zijn beroep als arts uitoefent.
De rechtbank ziet dan ook geen enkele aanleiding om rekening te houden met de werktijden
zoals die door betrokkene worden gesteld en zal de behandeling van de zaak niet
aanhouden.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek buiten aanwezigheid van betrokkene,
maar wel in aanwezigheid van zijn advocaat, behandeld.

3.Beoordeling

Door de psychiater is ter zitting naar voren gebracht dat er bij betrokkene sprake is van een psychiatrische stoornis. Betrokkene is gediagnostiseerd met de stoornis van Asperger. Hiernaast lijdt hij aan een bipolaire stoornis. Betrokkene houdt de schijn op dat hij werkend arts is en dat het goed met hem gaat. Hij kan dat overtuigend vertellen. Er is bij betrokkene echter sprake van grote schulden, omdat hij aankopen doet die hij niet kan betalen, zoals reizen en een huis. Daarnaast is er een schuld bij het CJIB rond de € 3.000 in verband met snelheidsovertredingen. De schuld van betrokkene wordt op dit moment geschat rond de
€ 40.000. Betrokkene is kort geleden onder curatele gesteld. De schulden die betrokkene maakt wijzen op een manie. Het is zeer zorgelijk dat betrokkene zegt werkzaam te zijn als arts. Onduidelijk is of dat werkelijk zo is, maar indien het klopt wat hij zegt, is dat gevaarlijk. Het is niet gelukt om betrokkene op ambulante basis in behandeling te krijgen. Alleen de maatschappelijk werkster heeft regelmatig contact met hem. Zij geeft ter zitting aan dat zijn familie ten einde raad is. Betrokkene zet zijn hoogbejaarde moeder onder druk om geld van haar los te krijgen.
De advocaat brengt ter zitting naar voren dat betrokkene de aanwezigheid van een psychiatrische stoornis en het gevaar stellig betwist.
In de geneeskundige verklaring en het verhoor is voldoende aannemelijk gemaakt dat betrokkene lijdt aan een stoornis van de geestvermogens, te weten een manische ontremming in het kader van mogelijk een bipolaire stoornis en de stoornis van Asperger.
Ook is vast komen te staan dat deze stoornis betrokkene gevaar doet veroorzaken voor zichzelf en voor anderen:
  • het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen,
  • het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat,
  • het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen,
  • het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen,
  • het gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen,
  • het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander.
Het gevaar blijkt met name uit de schulden die betrokkene blijft maken en de mogelijkheid dat betrokkene daadwerkelijk werkzaam is als arts, terwijl hij daartoe geen bevoegdheid meer heeft en uit het feit dat betrokkene boetes heeft gekregen voor snelheidsovertredingen, onder meer binnen de bebouwde kom. Daarnaast heeft betrokkene de huur van zijn woning opgezegd, hetgeen zou kunnen leiden tot een hernieuwd bestaan als dakloze en verdere maatschappelijke teloorgang.
Gebleken is voorts dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Het is niet gelukt om betrokkene op ambulante basis in behandeling te krijgen.
Betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid zich in een psychiatrisch ziekenhuis te doen opnemen.
Het verzoek zal dan ook worden toegewezen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verleent een voorlopige machtiging als bedoeld in artikel 2 Wet Bopz, welke machtiging de bevoegdheid geeft om betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis te doen verblijven tot en met
29 juli 2015.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.J. Olie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2015.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.