De rechtbank heeft de advocaat voorafgaand aan de zitting op de hoogte gesteld van het feit
dat de brief geen aanleiding vormde om de zaak aan te houden en dat op vrijdag, de dag dat
betrokkene wel gelegenheid zou hebben naar een zitting te komen, geen bopz-zittingen
plaats vinden. Vlak voor aanvang van de zitting heeft betrokkene telefonisch contact gehad
met de griffier. Betrokkene gaf aan dat hij van zijn advocaat gehoord had dat de rechtbank de
zitting niet wilde verplaatsen. Hij wilde telefonisch zijn zienswijze hierover aan de rechtbank
meedelen en vroeg alsnog uitstel van de behandeling van de zaak.
Betrokkene heeft toen aangegeven op alle dagen als arts in loondienst te werken,
behalve op vrijdag. De verplichte bijscholingscursus in Arhem, waar hij zich op dat moment
zou bevinden, was op een zeer laat moment gepland, zodat hij deze verhindering niet eerder
had kunnen doorgeven aan de advocaat en aan de rechtbank. Betrokkene vertelde de
oproepen voor de zittingen van 26 januari 2015, 29 januari 2015 en juli 2014 niet te hebben
ontvangen. Hij is door zijn advocaat op de hoogte gesteld van deze zittingen. Door de griffier
is aan betrokkene meegedeeld dat de zitting doorgang zou vinden, ook als betrokkene niet ter
zitting zou verschijnen.