ECLI:NL:RBNHO:2015:860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
9 februari 2015
Zaaknummer
15/800543-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtredingen van de Opiumwet met betrekking tot de productie en het bezit van amfetamine en heroïne

Op 6 februari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden en bevorderen van de productie van amfetamine en MDMA, alsook van het bezit van heroïne. De zaak kwam voort uit een onderzoek door het Team Criminele Inlichtingen van de Politie Eenheid Noord-Holland, dat op 21 oktober 2014 informatie ontving over een drugslaboratorium in Zaandam. Tijdens een doorzoeking van het pand werden diverse laboratoriumbenodigdheden en chemicaliën aangetroffen die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van stoffen die bestemd waren voor de productie van amfetamine en MDMA, alsook van het opzettelijk bezit van heroïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de aanwezigheid van laboratoriumapparatuur en chemicaliën in het pand als bewijs diende. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de drugsproductie en stelde dat de aangetroffen stoffen niet van hem waren. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig en kwam tot de conclusie dat hij verantwoordelijk was voor de productie van amfetamine. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden en wees een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800543-14 (+ TUL 23/001442-11 en TUL 23/000470-10) (P)
Uitspraakdatum: 6 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] , thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. B.A.F. van Drimmelen, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA zijnde amfetamine en/of MDMA, (telkens) (een) middelen(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- hardware/laboratoriumbenodigdheden (onder meer een hoeveelheid trechters en/of maatbekers en/of destillatie kelken en/of rondbodemkolven en/of plastic liter vaten en/of mengstaven), - welke voorwerp(en) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden/aanwezig gehad en/of (daartoe)
- ( een) stof(fen), te weten
a. a) een hoeveelheid (ruim 20 kg) APAAN (alfa fenylacetoacetonitril) bestemd voor de productie van BMK (benzylmethylkenton, 1-fenyl-2-propanon) voorhanden
gehad en/of opgeslagen en/of
b) een hoeveelheid, (20 jerrycans van in totaal 200 liter) bevattende geconcentreerd zwavelzuur voorhanden/aanwezig gehad en/of en/of
c) een hoeveelheid, (4 jerrycans met in totaal 82 liter) bevattende formamide voorhanden/aanwezig gehad en/of en/of
d) een hoeveelheid (circa 3 liter) mierenzuur voorhanden/aanwezig gehad en/of
e) een hoeveelheid (circa 2,5 liter) zoutzuur (voorhanden/aanwezig gehad en/of
f) een hoeveelheid caustic soda (natriumhydroxide) voorhanden/aanwezig gehad en/of
g) een hoeveelheid 3,4-methyleendioxyfenylacetonitril bestemd voor de produktie van PMK (piperonylmethylketon) en/of
- ( een) materia(a)l(en) bestemd voor het maken van een zogenaamde productieopstelling (voor de productie van BMK en/of PMK) aangeschaft en/of geassembleerd en/of opgebouwd in elk geval voorhanden/aanwezig gehad;
Feit 2:
hij op of omstreeks 21 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad amfetamine en/of amfetamineolie en/of amfetaminesulfaat, in elk geval (telkens) hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine, zijnde (telkens) amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
hij op of omstreeks 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 23,5 gram heroine, zijnde heroine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Op 21 oktober 2014 wordt door het Team Criminele Inlichtingen van de Politie Eenheid Noord-Holland de volgende info verstrekt:

In de [bedrijf] zit een drugslaboratorium. Onlangs was er in de [bedrijf] een sterke chemische lucht waarneembaar. De lucht was het sterkst waarneembaar in de buurt van een aldaar gevestigde keuken. Op de begane grond in de directe omgeving van die keuken is het drugslaboratorium gevestigd. De [bedrijf] is gevestigd op de [adres] . Eigenaar van de [bedrijf] is [verdachte].
Diezelfde dag wordt de [adres] (hierna ook: het pand) doorzocht en worden op verschillende plaatsen in het pand inderdaad apparatuur en stoffen aangetroffen die wijzen op de productie van synthetische drugs. Bovendien worden een volledig gevulde jerrycan met vermoedelijk amfetamineolie en een zakje met bruin poeder, vermoedelijk heroïne, aangetroffen.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidings- en bevorderingshandelingen gericht op het bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren en verstrekken van amfetamine en/of MDMA, alsmede aan het vervaardigen van amfetamine. Voorts dient beoordeeld te worden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van heroïne.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is algehele vrijspraak bepleit.
Verdachte heeft hiertoe verklaard dat de onder feiten 1 en 2 vermelde voorwerpen en stoffen die in het pand zijn aangetroffen niet aan hem toebehoorden maar aan een bekende van verdachte, aan wie verdachte ruim een half jaar voor 21 oktober 2014 op diens verzoek toestemming had gegeven spullen op te slaan in de door verdachte niet gebruikte, zogenoemde boxruimte van het pand. Volgens verdachte wilde hij slechts hulpvaardig zijn en heeft hij nooit geweten wat voor spullen er precies waren neergezet. Ten aanzien van de onder feit 3 vermelde heroïne heeft verdachte verklaard dat iemand dit zonder zijn medeweten moet hebben achtergelaten in de door verdachte niet gebruikte koelkast in de sportschool en dat hij, verdachte, niet wist dat het heroïne was.
De raadsvrouw van verdachte heeft vervolgens met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat, anders dan door de politie geverbaliseerd, geen sprake was van een draaiend drugslab voor het bereiden van BMK en/of amfetamine. Verdachte heeft slechts te goeder trouw een kennis willen helpen door opslagruimte ter beschikking te stellen, zonder dat hij wist om wat voor spullen het ging. Hierdoor heeft verdachte zich wellicht te goed van vertrouwen opgesteld, maar duidelijk is dat van (voorwaardelijk) opzet op het plegen van voorbereidingshandelingen bij verdachte geen sprake is. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen, dan is de raadsvrouw van mening dat slechts de medeplichtigheid van verdachte kan worden bewezen en dat de pleegperiode aanzienlijk moet worden beperkt, nu de brandweer in februari 2014 een controle heeft verricht en daarbij klaarblijkelijk de in de tenlastelegging vermelde goederen niet heeft aangetroffen. Ten slotte heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het gedachtestreepje dat melding maakt van PMK niet bewezen kan worden aangezien dit geen eindproduct maar een precursor zou betreffen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw van verdachte aangevoerd dat uit niets blijkt dat verdachte amfetamine heeft vervaardigd of dat hij bekend was met het feit dat hij amfetamine voorhanden had. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat slechts kan vastgesteld worden dat verdachte op 21 oktober 2014 een hoeveelheid amfetamine voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw van verdachte aangevoerd dat de aangetroffen heroïne niet van verdachte is en dat vanwege het door verdachte benoemde ‘buurthuiskarakter’ van de sportschool iedereen het bruine poeder bij hem achter de bar heeft kunnen neerleggen.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
met betrekking tot feit 1 en 2:
Uit het dossier kan worden afgeleid [2] dat naar aanleiding van de mededeling van het Team Criminele Inlichtingen van 21 oktober 2014, het pand waarin de [bedrijf] ”, is gevestigd aan de [adres] , ter inbeslagneming is doorzocht. Het pand bestaat uit een aantal ruimten waaronder een sportzaal, een ruimte bestemd voor een kinderdagverblijf, was- en kleedruimten, een keuken, een opberghok en een garage die vanuit het kinderdagverblijf te bereiken is. In de garage treft de politie voorwerpen en stoffen aan die zijn te relateren aan de productie van synthetische drugs. In een berghok worden tevens diverse vaten met chemische stoffen en een jerrycan met daarin vermoedelijk amfetamine-olie aangetroffen. In de ruimte die was bestemd als kinderdagverblijf worden nog meer goederen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met een drugslaboratorium. Vervolgens wordt de eigenaar van de [bedrijf] , te weten verdachte, aangehouden.
Diezelfde dag wordt ook de woning van verdachte doorzocht waarbij onder meer een kluis in beslag wordt genomen. [3] In deze kluis treft de politie een papier aan met daarop de volgende tekst:
1. 100 k alfa x 300 zoud = totaal kooken 17 uur op 90 c en dan wasen met water;
2. voop+mierenzuur=kooken op 140c voor 2,5 uur wasen met water
3. 1 op B+Z 2 a 2,5 uur 100c loggen 10k+10 water 7 uur wachten.
Onder de tekst ziet de verbalisant dat diverse vaten zijn getekend met daarbij een beschrijving. Wanneer dit document aan een medewerker van de Landelijk Faciliteit Ontmantelen (LFO) wordt voorgelegd, hoort de verbalisant hem zeggen: “
Er staat een recept beschreven voor het maken van amfetamine. De situatie zoals getekend is ook door ons aangetroffen. De linker is een ketel met daarin een roermechanisme. Dit roermechanisme is aangetroffen in het kinderdagverblijf. De ketel is een roestvrijstalen ketel in de box”. [4]
De LFO [5] heeft ondersteuning verleend bij het onderzoek in het pand [adres] en is daarbij opgetreden als ervaringsdeskundige bij het aantreffen van vermoedelijke (synthetische) drugsproductieplaatsen. In de verschillende ruimtes van het pand worden voorwerpen, vloeistoffen en poeders aangetroffen die zijn te relateren aan de illegale vervaardiging van drugs. De voorwerpen, vloeistoffen en poeders zijn aangetroffen in een zogenoemde labruimte, werkruimte, opslagruimte, toiletgroep en hal.
In een lege ruimte van het pand, de zogenoemde ‘werkruimte’, treft verbalisant R.F. de Vrij van de LFO een stalen koeler en een stalen roerwerk aan, alsmede elektromotoren die worden herkend als behorend bij productieapparatuur bestemd voor de grootschalige vervaardiging van verdovende middelen. In de ruimte aangeduid als ‘labruimte’ wordt een sterke geur geroken die wordt herkend als die van amfetamine en/of BMK. In deze ruimte worden vervolgens allerhande voorwerpen en stoffen aangetroffen, te weten divers gebruikt laboratoriumglaswerk, zoals rondbodemkolven van 20 liter inhoud en glazen koelers, diverse klemdekselvaten, maatbekers met tweefasen vloeistof, diverse stalen koelers, een stalen kookketel en diverse gebruikte PVC-pijpconstructies, die gelet op de aantasting en gedeeltelijke vervorming kennelijk eerder gebruikt zijn bij de omzetting van APAAN naar BMK, vier stalen zogenoemde “au bien marie” (de rechtbank begrijpt: au bain marie) bakken, bestemd om een hierin geplaatst klemdekselvat van 220 liter te kunnen verwarmen soortgelijk als wordt gebruikt bij grootschalige productielocaties voor BMK vanuit APAAN. Ook worden in de labruimte gasbranders, een gasplaat, een voor ¾ gevulde gasfles een behangafstomer en een stoompijpje aangetroffen.
Van een groot aantal aangetroffen vloeistoffen en poeder heeft de LFO monsters genomen, welke zijn voorzien van een IBN-code en een SIN-nummer. Het gaat hierbij onder meer om de volgende goederen:
in de labruimte:
1. AADK3401NL IBNnr. L-1a Bemonstering uit 60 liter klemdekselvat gevuld met ca. 50 liter basische vleistof met drijflaag 10 cm;
2. AADK3402NL IBNnr. L-2a Bemonstering uit 5 liter jerrycan geheel gevuld met heldere vloeistof;
3. AADK3403NL IBNnr. L-3a Bemonstering uit 20 liter 3 hals rondbodemkolf gevuld met ca. 100 ml bruinkleurige vloeistof;
4. AADK3404NL IBNnr. L-4a Bemonstering uit 20 liter blauwe jerrycan gevuld met ca. 10 liter heldere vloeistof;
5. AADK3405NL IBNnr. L-5a Bemonstering uit 5 liter kunststof maatbeker gevuld met 3,4 liter vloeistof, waarvan 0,1 liter donkerkleurige drijflaag;
6. AADK3406NL IBNnr. L-8a Bemonstering uit blauw klemdekselvat van 200 liter met restanten lichtgele vloeistof plus aansluiting roermotor en rvs aansluiting;
7. AADK3407NL IBNnr. L-16a Bemonstering uit kunststof 5 liter maatbeker gevuld met 3,5 liter heldere vloeistof met hierop 1,7 liter olieachtige drijflaag;
8. AADK3408NL IBNnr. L-19a Bemonstering uit witte 5 liter jerrycan gevuld met ca. 3 liter vloeistof voorzien van etiket met opschrift mierenzuur;
9. AADK3409NL IBNnr. L-25a Bemonstering uit witte 25 liter jerrycan geheel gevuld met olieachtige vloeistof met drijflaag (neutraal);
10. AADK3410NL IBNnr. L-26a Bemonstering uit 25 liter jerrycan geheel gevuld met olieachtige drijflaag met wit bezinksel;
11. AAFG2154NL IBNnr. L-29a Bemonstering uit stalen cilindervormige ketel met aan de onderkant een aftap en aansluitingen bovenop met restant vloeistof;
12. AADK3411NL IBNnr. L-33a Bemonstering uit kunststofbak gevuld met ca. 0,5 kilo beigekleurig poeder;
13. AADK3412NL IBNnr. L-38a Bemonstering vanaf mengstaaf aan boormachine met restanten poeder;
14. AAFG1222NL IBNnr. L-46a Vacuümzak met daarin een sluitzak met inhoud van ca. 640 gr. beige poeder;
15. AADK3413NL IBNnr. L-56a Bemonstering uit partij van 3 x 25 liter jerrycan en 1 x 20 liter jerrycan in totaal inhoudende ca. 82 liter zwak basische vloeistof;
in de opslagruimte:
16. AAFF6779NL IBNnr. O-2a Bemonstering vanuit 10 liter jerrycan gevuld met lichtgele vloeistof;
17. AAFF6780NL IBNnr. O-3a Bemonstering uit blauwe 20 liter jerrycan gevuld met heldere vloeistof (zwavelzuur)
18. AAFF6781NL IBNnr. O-4a Bemonstering uit witte jerrycan gevuld met ca. 5,5 liter donkerkleurige vloeistof;
19. AAFF6782NL IBNnr. O-6a Bemonstering vanuit sealzak inhoudende een brok bruine substantie;
20. AAFF6783NL IBNnr. O-8a Bemonstering uit blauwe curverbox met restant wit poeder (swab);
21. AAFF6784NL IBNnr. O-9 Blanco methanol;
22. AAFF6785NL IBNnr. O-10a bemonstering uit zilverkleurige sealzak met ca. 20 kg beige kleurige poeder;
23. AAFF6792NL IBNnr. O-11a Bemonstering uit partij van 10 x 20 liter jerrycan gevuld met heldere vloeistof en voorzien van etiket “dichloormethaan”;
24. AAFF6788NL IBNnr. O-12a Bemonstering uit partij van 20 x 20 liter jerrycan gevuld met heldere vloeistof en voorzien van etiket “zwavelzuur”;
en in de werkruimte:
25. AAFF6789NL IBNnr. W-1a Bemonstering uit 1 kg verpakking voor Apaan.
Alle genomen monsters zijn voor analyse overgebracht naar de afdeling verdovende middelen van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag.
Aangetroffen in de labruimte, maar niet bemonsterd, is een gele tas met als inhoud 1 volle zak caustic soda en 1 lege verpakking.
In zijn rapport van 30 december 2014 houdende onderzoek aan materialen aangetroffen op de [adres] op 21 oktober 2014, [6] concludeert Dr. J.W. Hulshof, NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek, dat de samenstelling van een groot deel van het ontvangen onderzoeksmateriaal kenmerkend is voor de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode (als grondstof, tussenproduct, afval of eindproduct). Daarnaast is er APAAN en (meng)afval van de vervaardiging van BMK uit APAAN met zoutzuur aangetroffen. Onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen LFO van 22 oktober 2014 heeft de deskundige het onderzoeksmateriaal onderzocht met de volgende resultaten:
1.AADK3401NL IBNnr. L-1a bevat amfetamine en BMK;
2. AADK3402NL IBNnr. L-2a methanol
3. AADK3403NL IBNnr. L-3a bevat amfetamine en BMK in ethanol;
4. AADK3404NL IBNnr. L-4a bevat (geconcentreerd) zwavelzuur;
5. AADK3405NL IBNnr. L-5a bevat amfetamine;
6. AADK3406NL IBNnr. L-8a bevat een lage concentratie amfetamine;
7. AADK3407NL IBNnr. L-16a bevat
N-formylamfetamine;
8. AADK3408NL IBNnr. L-19a bevat mierenzuur;
9. AADK3409NL IBNnr. L-25a bevat
N-formylamfetamine;
10. AADK3410NL IBNnr. L-26a bevat BMK en
N-formylamfetamine;
11. AAFG2154NL IBNnr. L-29a bevat
N-formylamfetamine;
12. AADK3411NL IBNnr. L-33a APAAN;
13. AADK3412NL IBNnr. L-38a bevat amfetaminesulfaat;
14. AAFG1222NL IBNnr. L-46a bevat amfetaminesulfaat;
15. AADK3413NL IBNnr. L-56a formamide;
16. AAFF6779NL IBNnr. O-2a bevat amfetamine en BMK;
17. AAFF6780NL IBNnr. O-3a bevat zwavelzuur;
18. AAFF6781NL IBNnr. O-4a bevat
N-formylamfetamine en BMK;
19. AAFF6782NL IBNnr. O-6a bevat 3,4-methyleendioxyfenylacetnitril;
20. AAFF6783NL IBNnr. O-8a methanol
21. AAFF6784NL IBNnr. O-9 bevat een kleine hoeveel APAAN;
22. AAFF6785NL IBNnr. O-10a APAAN;
23. AAFF6792NL IBNnr. O-11a dichloormethaan
24. AAFF6788NL IBNnr. O-12a bevat zwavelzuur;
25. AAFF6789NL IBNnr. W-1a APAAN.
toelichting: Uit de aard van het onderzoeksmateriaal en de bijgeleverde foto’s kon worden afgeleid dat het kenmerk en de omschrijving van [AAFF6783NL] en [AAFF6784NL] zijn verwisseld. Dit is in dit rapport gecorrigeerd.
In het aanvullend rapport van 20 januari 2015 [7] verklaart Dr. J.W. Hulshof dat op de locatie [adres] vrijwel alle chemicaliën voor de vervaardiging van BMK uit APAAN en de vervaardiging van amfetamine uit BMK met de Leuckartmethode aanwezig waren. Daarbij heeft hij opgemerkt dat de grondstof BMK niet als zodanig werd aangetroffen, maar wel de benodigde chemicaliën en apparatuur om BMK te vervaardigen. Ook heeft hij opgemerkt dat de omzetting van
N-formylamfetamine in amfetamine in het algemeen wordt uitgevoerd met zoutzuur, maar dat deze stap ook kan worden uitgevoerd met zwavelzuur. Uit de verkregen informatie en de bijgeleverde foto’s volgt volgens Hulshof voorts dat alle benodigdheden en hulpmiddelen voor beide vervaardigingsprocessen zijn aangetroffen op de locatie. Op de locatie zijn ook meerdere materialen aangetroffen, waarvan bekend is dat deze gebruikt worden als gaswasser. In een gaswasser worden dampen en/of gassen die vrijkomen bij het proces afgevangen.
Ter terechtzitting is door de officier van justitie een zestal foto’s getoond, waaronder een foto van het aanzicht van de boxruimte en een detailfoto van een PVC-buisconstructie. Op deze foto’s heeft de rechtbank ter terechtzitting waargenomen dat er onder meer kannen, die niet waren voorzien van een deksel, stonden die, soms voor (meer dan) de helft en in een geval zelfs voor 4/5, waren gevuld met een vloeistof, alsmede dat de PVC-buisconstructie aan het uiteinde was aangetast. [8]
Tegenover de rechter-commissaris verklaart verdachte [9] dat de in het pand aan de [adres] aangetroffen spullen, waaronder volle jerrycans, daar al meer dan een jaar stonden. Ter zitting op 23 januari 2015 heeft verdachte verklaard dat hij als enige beschikte over sleutels van het pand.
Nadere bewijsoverweging
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat in het gehele pand, waarvan alleen verdachte een sleutel bezat, hardware en stoffen, waaronder zwavelzuur, BMK, APAAN, mierenzuur en formamide, aanwezig waren die benodigd zijn voor het produceren van amfetamine en/of MDMA. De aan de illegale vervaardiging van drugs gerelateerde spullen stonden her en der door het pand.
Hoewel de aanwezige apparatuur niet was opgesteld en/of aangesloten en dus niet direct gereed was voor productie, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat op het adres [adres] niet alleen voorbereidingshandelingen zijn getroffen voor de vervaardiging van amfetamine en/of MDMA, maar tevens amfetamine is vervaardigd. Een groot deel van de goederen was niet op voor vervoer en bewaring geschikte wijze neergezet en uit het NFI rapport van Dr. J.W. Hulshof blijkt dat alle benodigdheden en hulpmiddelen voor de vervaardiging van amfetamine aanwezig waren. Naast grondstoffen voor het productieproces zijn ook restanten, afval en producten van tussenstappen in het productieproces van amfetamine met de Leuckartmethode aangetroffen. De rechtbank heeft op de door de officier van justitie ter terechtzitting getoonde foto’s van de situatie in de boxruimte waargenomen dat een aantal kannen voor meer dan de helft of zelfs 4/5 deel gevuld was met bemonsterde vloeistoffen. Dergelijk met vloeistoffen gevuld glaswerk kan moeilijk, zo niet onmogelijk vervoerd worden, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat die kannen ter plaatsen zijn gevuld. Ten slotte is in de kluis in de woning van verdachte de receptuur voor het vervaardigen van amfetamine aangetroffen, met daarop tevens een tekening van de situatie zoals aangetroffen in de boxruimte. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders zijn dan dat op de locatie [adres] amfetamine is vervaardigd en dat verdachte hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden.
Dat er geen water en geen elektra in de opslagruimte aanwezig was, doet aan het voorgaande niet af, omdat water en elektra ook uit andere ruimten in het pand betrokken kan worden.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangevoerd dat een vriend van hem opslagruimte zocht en dat hij hem daarbij wilde helpen door opslagruimte ter beschikking te stellen. Hij wist niet wat de vriend wilde opslaan en heeft daar ook geen navraag naar gedaan.
Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Nu verdachte de naam van zijn vriend niet kenbaar heeft willen maken, is zijn verklaring niet verifieerbaar en houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte degene is geweest, die de in zijn pand aangetroffen amfetamine heeft vervaardigd.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat weliswaar uit het schrijven van de gemeente Zaanstad van 13 maart 2014 blijkt dat de brandweer op 20 februari 2014 een hercontrole heeft uitgevoerd, doch uit het schrijven blijkt niet welke ruimten van het pand de brandweer heeft gecontroleerd. Niet uitgesloten kan worden dat de brandweer slechts eerder geconstateerde gebreken in [bedrijf] heeft nagelopen. Gelet op de verklaring van verdachte dat de spullen er al meer dan een jaar in de boxruimte stonden, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde periode.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
met betrekking tot feit 3:
In de sportschool, achter de bar in de koelkast, is tevens een zakje bruin poeder aangetroffen en inbeslaggenomen. [10] Van dit poeder, met een netto gewicht van 23,5 gram, [11] wordt vastgesteld dat het heroïne betreft. [12] Verdachte wist van de aanwezigheid van dit zakje [13] .
Bewijsoverweging
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het om heroïne ging. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op de weg van verdachte om zich ervan te vergewissen dat dit zakje geen verboden stof bevatte. Verdachte heeft dit willens en wetens nagelaten en daarmee de aanmerkelijke kans bewust aanvaard dat het hier om een verdovend middel ging. Daarom heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijke bezit van harddrugs.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 21 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, immers heeft hij
- hardware/laboratoriumbenodigdheden, onder meer een hoeveelheid trechters en maatbekers en destillatie kelken en rondbodemkolven en plastic liter vaten en mengstaven, welke voorwerpen kunnen worden gebruikt, bij de bereiding en/of vervaardiging van amfetamine en/of MDMA, voorhanden gehad en
- stoffen, te weten
a. a) een hoeveelheid (ruim 20 kg) APAAN (alfa fenylacetoacetonitril) bestemd
voor de productie van BMK (benzylmethylkenton, 1-fenyl-2-propanon) voorhanden
gehad en
b) een hoeveelheid, (20 jerrycans ) bevattende geconcentreerd zwavelzuur voorhanden gehad en
c) een hoeveelheid, (4 jerrycans met in totaal 82 liter) bevattende formamide voorhanden gehad en
d) een hoeveelheid (circa 3 liter) mierenzuur voorhanden gehad en
f) een hoeveelheid caustic soda (natriumhydroxide) voorhanden gehad en
g) een hoeveelheid 3,4-methyleendioxyfenylacetonitril bestemd voor de productie van PMK (piperonylmethylketon) voorhanden gehad en
- materialen bestemd voor het maken van een zogenaamde productieopstelling voor de productie van BMK voorhanden gehad;
Feit 2:
hij in de periode van 21 oktober 2013 tot en met 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk heeft vervaardigd hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine;
Feit 3:
hij op 21 oktober 2014 te Zaandam, gemeente Zaanstad opzettelijk aanwezig heeft gehad 23,5 gram heroïne.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten:

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod.
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Door deze feiten is verdachte reeds zijn bedrijf en zijn kinderen kwijtgeraakt.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij in het pand waarin zijn [bedrijf] was gevestigd, welk pand in de nabijheid van een woonwijk lag, amfetamine heeft vervaardigd en gedurende lange tijd (gevaarzettende) apparatuur en stoffen aanwezig heeft gehad. Van de inname van amfetamine is bekend dat het de weerstand van het lichaam negatief beïnvloedt en dat lichaamsfuncties kunnen worden aangetast. Niet alleen voor de gebruikers van synthetische drugs, maar ook voor anderen brengt de productie hiervan risico’s met zich mee. De rechtbank wijst daarbij op de reële kans van ontploffingsgevaar, dat kan optreden door de vaak ondeskundige en onverantwoorde wijze waarop de diverse chemicaliën in een illegaal drugslaboratorium worden verwerkt. Dit levert met name een aanzienlijk gevaar op voor de direct omwonenden of omliggende bedrijven. Veelvuldig wordt ook schade aan het milieu veroorzaakt doordat de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen in het riool of in open wateren worden geloosd.
Wat betreft de omvang van de productie neemt de rechtbank in aanmerking dat de reeds vervaardigde amfetaminebase omstreeks tien liter bedroeg, naast een hoeveelheid amfetaminesulfaat, terwijl de voorbereidingshandeling zagen op een grotere hoeveelheid.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van heroïne. Heroïne is een stof die zeer schadelijk is voor de gebruikers ervan. Het gebruik van en de handel in een dergelijk verdovende middel leidt bovendien direct en indirect tot vele andere vormen van criminaliteit en vormt aldus een bron van overlast voor de samenleving.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten en een opiumwetdelict onherroepelijk is veroordeeld.
Deze veroordelingen alsmede de proeftijden waarin verdachte liep hebben hem er klaarblijkelijk niet van weerhouden te recidiveren.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij de bepaling van deze straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Daarom valt de straf enigszins lager uit dan door de officier van justitie gevorderd.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 23 november 2012 in de zaak met parketnummer 23/001442-11 heeft het Gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van geweldsdelicten veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 16 januari 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 december 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen, mede gelet op het gegeven dat voormelde voorwaardelijke gevangenisstraf terzake andersoortig delicten aan verdachte is opgelegd. De rechtbank neemt hierbij de pleegdatum van deze delicten in aanmerking.
De rechtbank acht het thans niet meer opportuun om de tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog te gelasten.
8.2
Bij arrest van 23 december 2013 in de zaak met parketnummer 23.000470.10 heeft het Gerechtshof te Amsterdam verdachte ter zake van een opiumdelict veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 19 februari 2014 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 7 januari 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, met dien verstande dat de werkstraf direct omgezet dient te worden naar hechtenis voor de duur van 30 dagen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Vanwege het ontbreken van enige wettelijke grond daarvoor zal de rechtbank de werkstraf echter niet direct omzetten naar de vervangende hechtenis.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam d.d. 23 november 2012 in de zaak met parketnummer 23/001442-11 opgelegde voorwaardelijke straf.
 Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/000470-10 en gelast de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 uur, opgelegd bij arrest van het Gerechtshof d.d. 23 december 2013.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.I.A.C. Angenent-Bakker, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. P. de Mos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2015.
Mr. P. de Mos is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal met nummer PL1100-2014206742-12 van 22 oktober 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , (doorgenummerde) pagina’s 44 en 45.
3.Proces-verbaal met nummer PL1100-2014206742-10 van 22 oktober 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , (doorgenummerde) pagina’s 54 en 55;
4.Proces-verbaal met nummer PL1100-2014206742-20 van 22 oktober 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , (doorgenummerde) pagina 60 en kopie van het bewuste papier op pagina 61;
5.Proces-verbaal van bevindingen ondersteuning LFO PVnummer: 2014206742 van 22 oktober 2014 van verbalisant [verbalisant 3] (doorgenummerde) pagina’s 62 tot en met 79;
6.rapport van 30 december 2014 van de deskundige dr. J.W. Hulshof, als NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek, verbonden aan het NFI te Den Haag.
7.aanvullend rapport van 20 januari 2015 van de deskundige dr. J.W. Hulshof, als NFI-deskundige Forensisch drugsonderzoek, verbonden aan het NFI te Den Haag.
8.eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting van 23 januari 2015.
9.verklaring van verdachte afgelegd tegenover de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken d.d. 24 oktober 2014.
10.Proces-verbaal met nummer PL1100-2014206742-12 van 22 oktober 2014 inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] (doorgenummerde) pagina 45 3e alinea;
11.Proces-verbaal met nummer PL1100-2014206742-36 van 25 november 2014 inhoudende onderzoek verdovende middelen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , (doorgenummerde) pagina’s 80 en 81.
12.rapport van 15 december 2014 van de deskundige Ing. A.G.A. Sprong, als NFI-deskundige Forensisch drugsanalyse, verbonden aan het NFI te Den Haag.
13.proces-verbaal van verhoor PL 1100-2014206742-13 d.d. 22 oktober 2014 inhoudende de verklaring van verdachte tegenover de verbalisant [verbalisant 6] pagina 26.