ECLI:NL:RBNHO:2015:789

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
14-004652
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen weigering rechter-commissaris tot het verrichten van onderzoekshandeling

Op 4 december 2014 is er een bezwaarschrift ingediend door mr. K.H. Zonneveld, advocaat van de verdachte, tegen de weigering van de rechter-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten. De rechter-commissaris had op 20 november 2014 een verzoek van de raadsvrouw om de aangeefster als getuige te horen afgewezen, met de motivering dat de vraag al beantwoord was en het verzoek onvoldoende specifiek was. Het bezwaarschrift werd tijdig ingediend, binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter-commissaris. Tijdens de behandeling in raadkamer op 2 februari 2015 was de verdachte niet aanwezig, maar de raadsvrouw en de officier van justitie waren wel aanwezig.

De rechtbank overwoog dat de rechter-commissaris het verzoek om onderzoekshandelingen kan afwijzen als deze niet kunnen bijdragen aan de beslissing in de zaak. De rechtbank concludeerde echter dat het belang van de verdediging bij het kunnen bevragen van de aangeefster niet kon worden genegeerd. Daarom werd het bezwaar gegrond verklaard en werd bepaald dat de rechter-commissaris de aangeefster als getuige moest horen.

De beslissing werd op 6 februari 2015 genomen door de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. Tegen deze beslissing staat voor zowel de verdachte als de officier van justitie geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 14-004652
Parketnummer: 15/800550-14
Uitspraakdatum: 6 februari 2015
Beschikking(ex art. 182 lid 6 Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 4 december 2014 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. K.H. Zonneveld, advocaat, ingediend bezwaarschrift, van
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsvrouw mr. K.H. Zonneveld voornoemd op het adres Westeinde 6 te Amsterdam (Postbus 10878, 1001 EW Amsterdam),
hierna verdachte.
Het bezwaarschrift is op 2 februari 2015 achter gesloten deuren in raadkamer behandeld. Hierbij waren aanwezig de raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld voornoemd, en de officier van justitie mr. M. Kattouw. Verdachte is niet verschenen.

2.De beoordeling

De raadsvrouw heeft namens verdachte op grond van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bij brief van 10 november 2014 de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank verzocht om onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit het horen van [aangeefster] als getuige. De rechter-commissaris heeft dit verzoek bij beschikking van 20 november 2014 afgewezen onder de motivering dat de concrete vraag die aan de getuige zou moeten worden voorgelegd al beantwoord was en voorts dat het verzoek tot het horen van de getuige onvoldoende specifiek was.
Op 4 december 2014 heeft de raadsvrouw tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
Het bezwaarschrift is, overeenkomstig de wettelijke voorschriften, binnen veertien dagen na de beslissing van de rechter-commissaris en dus tijdig ingediend.
De raadsvrouw heeft in raadkamer het bezwaarschrift toegelicht en het verzoek om de getuige te horen gehandhaafd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard aangezien de getuige reeds uitgebreid heeft verklaard, eventuele vragen over haar mogelijke zwangerschap reeds zijn beantwoord en de verdediging onvoldoende heeft aangegeven over welke punten nog nadere vragen gesteld zouden moeten worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor de inhoudelijke beoordeling van het bezwaar is in de eerste plaats van belang dat, zoals in de Memorie van Toelichting bij de Wet versterking positie rechter-commissaris in paragraaf 5.2.2 (Het verrichten van onderzoekshandelingen op verzoek van de verdachte) valt te lezen, de rechter-commissaris het in artikel 182 Sv bedoelde verzoek afwijst ‘indien de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing’.
Bij de beantwoording van de vraag of de rechter-commissaris in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen, dient de rechtbank uit te gaan van de gegevens die de rechter-commissaris op het moment dat zij haar beslissing nam ter beschikking stonden (toetsing ex tunc).
De rechtbank is van oordeel dat, gezien het belang van de verdediging bij het kunnen bevragen van de aangeefster, niet gezegd kan dat worden dat de gevraagde onderzoekshandeling niet kan bijdragen aan enige in de zaak te nemen beslissing. Derhalve zal de rechtbank het bezwaar gegrond verklaren en bepalen dat de rechter-commissaris [aangeefster] als getuige zal horen.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het bezwaar
gegrond;
bepaalt dat de rechter-commissaris als getuige zal horen: [aangeefster], aangeefster.

4.Samenstelling raadkamer

Deze beslissing is op 6 februari 2015 gegeven door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. J. van Beek en mr. M.L.M. van der Voet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier, uitgesproken op 6 februari 2015 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat voor zowel verdachte als de officier van justitie geen rechtsmiddel open.