ECLI:NL:RBNHO:2015:7860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
16 september 2015
Zaaknummer
C/15/230465 / HA RK 15/129
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 15 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. S.K.A. Efstratiades, de rechter in de hoofdzaak. Verzoekster had het verzoek tot wraking ingediend naar aanleiding van een zitting in een belastingrechtelijke zaak, waarin zij zich vertegenwoordigd liet door haar gemachtigde. In haar verzoek stelde verzoekster dat de rechter vooringenomen was, omdat het proces-verbaal van de zitting niet tijdig was toegestuurd en omdat de rechter tijdens de zitting haar ongeloof had geuit over de mogelijkheid van belastingaftrekken als ANBI-schenkingen.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor partijdigheid van de rechter objectief gerechtvaardigd maakten. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank concludeerde dat het uitblijven van het proces-verbaal niet kon leiden tot de conclusie dat de rechter vooringenomen was. Ook de uitlatingen van de rechter tijdens de zitting waren niet zodanig dat deze een vermoeden van vooringenomenheid konden rechtvaardigen.

De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en besloot dat het proces in de hoofdzaak voortgezet diende te worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C/15/230465 / HA RK 15/129
Beslissing van 15 september 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.K.A. Efstratiades
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft tijdens de zitting in de bij deze rechtbank, afdeling bestuur, sectie belastingrecht, aanhangige zaak met als zaaknummer HAA 15/929 (hierna te noemen: de hoofdzaak), op 17 juli 2015 verklaard dat [gemachtigde] (verder: de gemachtigde) als gemachtigde voor haar zou optreden, waarbij zij een postbusadres als correspondentieadres heeft opgegeven.
1.2.
Bij brief van de gemachtigde van 1 augustus 2015, door de rechtbank ontvangen op 3 augustus 2015, heeft verzoekster verzocht om wraking van de rechter in de hoofdzaak. In deze brief is het hiervoor genoemde correspondentieadres herhaald.
1.3.
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.4.
Verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 augustus 2015 naar het hiervoor genoemde correspondentieadres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 28 augustus 2015 op bedoeld adres is bezorgd.
1.5.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft plaatsgevonden op 2 september om 13.30 uur. Zonder bericht van verhindering is noch verzoekster, noch de gemachtigde verschenen. De rechter is wel verschenen. De wederpartij in de hoofdzaak heeft geen gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid te worden gehoord.
1.6.
In de brief van gemachtigde van 5 september 2015, door de rechtbank ontvangen op 7 september 2015, klaagt de gemachtigde dat hij de termijn van oproeping voor de zitting en de in de uitnodigingsbrief genoemde reactietermijn te kort vindt. Hij verzoekt om een nieuwe mondelinge behandeling. Uit niets blijkt dat de gemachtigde de uitnodiging niet voor de zitting heeft ontvangen. De gemachtigde heeft niet voor de zitting verzocht om een andere datum of tijdstip. Voorts geeft de gemachtigde in voornoemde brief geen klemmende reden(en) aan waarom hij niet vóór de zitting van 2 september 2015 in staat was te berichten dat hij niet aanwezig kon zijn en te verzoeken om verdaging van de zitting. Om die reden wijst de wrakingskamer het verzoek tot het houden van een nieuwe mondelinge behandeling af.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd:
Er zijn meer dan 14 dagen verstreken om uitvoering te geven aan het bepaalde in artikel 290 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in een zaak die handelde over het wel of niet verschoonbaar overschrijden van een wettelijke termijn. Het niet zo spoedig mogelijk doen toekomen van het proces-verbaal is niet verschoonbaar. Door het niet tijdig doen toekomen van het proces-verbaal, moet serieus gedacht worden aan vooringenomenheid van de rechter. Deze verdenking wordt vergroot doordat de rechter ter zitting haar ongeloof ter sprake heeft gebracht dat de overheid zou toestaan dat belastingafdrachten goedgekeurd zouden worden als aftrekbare ANBI-schenkingen.

3.Het standpunt van de rechter

3.1.
De rechter heeft in reactie op de grond van verzoekster schriftelijk aangegeven dat zij niet in de wraking berust en wel om de navolgende redenen:
Artikel 290 Rv is niet van toepassing op de bestuursrechtelijke procedure, zodat het verzoek tot wraking reeds hierom afgewezen dient te worden. Het – vooralsnog – uitblijven van een proces-verbaal kan niet tot de conclusie leiden dat van vooringenomenheid sprake is.
Het voorhouden van de vraag of de stelling van verzoeksters dat de Belastingdienst is aan te merken als een ANBI een vaststaand gegeven kan, aangezien de juistheid van deze stelling niet blijkt uit het verweerschrift van de inspecteur van de Belastingdienst, niet leiden tot de conclusie dat de onpartijdigheid in het gedrang komt.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (het subjectieve criterium). Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid (het objectieve criterium). Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
4.2.
De wrakingskamer is van oordeel dat de subjectieve toetst geen grond voor wraking oplevert. De wrakingskamer overweegt daartoe als volgt.
Ingevolge artikel 8:61 van de Algemene wet bestuursrecht kan een rechter, ambtshalve of op verzoek van een partij die daarbij belang heeft, bepalen dat de griffier van de zitting een proces-verbaal opmaakt. Aan het toesturen van het proces-verbaal aan partijen is geen termijn verbonden. In de hoofdzaak heeft de rechter bepaald dat een proces-verbaal opgesteld diende te worden. Zo al juist zou zijn dat dit proces-verbaal niet zo spoedig mogelijk aan partijen is toegestuurd, dan blijkt daaruit niet van vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster. De door de rechter ter zitting gedane uitlating kan evenmin leiden tot de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid van de rechter. Het is immers de taak van de rechter om tijdens het onderzoek ter zitting partijen de gelegenheid te bieden toelichting te geven op de schriftelijke stukken en vragen te stellen. Dit kunnen ook kritische vragen zijn. Verzoekster heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de uitlating van de rechter zodanig is, dat daaruit blijkt dat de rechter vooringenomen is.
4.3.
Verzoekster heeft evenmin feiten en omstandigheden gesteld die grond geven voor het oordeel dat vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets ook geen grond voor wraking oplevert.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
5.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
5.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.J. Baas, voorzitter en mrs. J.I. de Vreese-Rood en E.B. de Vries-van den Heuvel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Marinus, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.