Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van de procedure
2.De beoordeling
3.De beslissing
gegrond;
Rechtbank Noord-Holland
Op 12 december 2014 diende mr. T.G.M. Houben, advocaat van de verdachte, een bezwaarschrift in tegen de weigering van de rechter-commissaris om bepaalde getuigen te horen in een strafzaak. De rechter-commissaris had op 28 november 2014 het verzoek om de getuigen te horen afgewezen, omdat deze getuigen een verstandelijke beperking hebben en het horen van hen als belastend werd beschouwd. Het bezwaarschrift werd op 2 februari 2015 in raadkamer behandeld, waarbij de raadsman het verzoek om de getuigen te horen handhaafde. De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond was, gezien de omstandigheden van de getuigen.
De rechtbank Noord-Holland overwoog dat de gevraagde onderzoekshandelingen konden bijdragen aan de beslissing in de zaak. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het horen van de getuigen zodanig belastend zou zijn voor hun gezondheid en welzijn dat dit het ondervragingsrecht van de verdediging zou moeten beperken. De rechtbank besloot dat de getuigen alsnog gehoord moesten worden, waarbij de rechter-commissaris de wijze van horen zou bepalen en de raadsman in de gelegenheid zou worden gesteld om vragen te stellen.
De beslissing werd op 6 februari 2015 genomen door de meervoudige raadkamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters. Tegen deze beslissing stond voor zowel de verdachte als de officier van justitie geen rechtsmiddel open.