In deze zaak heeft eiseres, de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Leiden, een beroep ingesteld tegen de heffing van overdrachtsbelasting die is opgelegd bij de aankoop van een gebouw waarin een hospice is gevestigd. Eiseres heeft op aangifte € 93.000 aan overdrachtsbelasting voldaan, maar de Belastingdienst heeft bij uitspraak op bezwaar geen vermindering verleend. De rechtbank heeft op 23 juli 2015 te Haarlem de zaak behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele betrokkenen van de hospice. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebouw, dat is bestemd voor de opvang van terminale patiënten, niet kan worden aangemerkt als een woning in de zin van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV). De rechtbank heeft overwogen dat het verblijf in een hospice niet als een verblijf van duurzame aard kan worden beschouwd, en dat de wetgever het verlaagde tarief van 2% voor woningen niet van toepassing acht voor dergelijke instellingen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de heffing van overdrachtsbelasting door de Belastingdienst rechtmatig was. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.