Geschil9. In geschil is de omvang van de door eiseres verleende diensten alsmede, als gevolg hiervan, de hoogte van de bij eiseres te belasten vergoeding. Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat zij bemiddelt tussen de escortdame en de klant en dat zij uitsluitend omzetbelasting verschuldigd is over het aan haar toekomende bedrag voor de bemiddeling. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres een rechtsbetrekking aangaat met de klant en dat vanuit de modale consument bezien sprake is van één dienst, die eiseres aan de klant verleent. Eiseres is omzetbelasting verschuldigd over de totale met de klant voor de escortdienst afgesproken vergoeding.
Eiseres stelt zich subsidiair op het standpunt dat voor het jaar 2003 de naheffing niet in stand kan blijven, aangezien de op basis van dezelfde feiten opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting is vernietigd. Dat sprake zou zijn van een fout of vergissing, blijkt uit niets. Verweerder bestrijdt dit standpunt. De grondslag van de desbetreffende belastingaanslagen is anders en de navorderingsaanslag is zonder motivering vernietigd. Dit is een fout of vergissing geweest. In ieder geval is verweerder niet gebonden aan de beslissing over de inkomstenbelasting.
Eiseres stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat sprake is van gewekt vertrouwen, gelet op de website van de Belastingdienst. Verweerder bestrijdt dit standpunt. Aan deze informatie kan eiseres niet het te beschermen vertrouwen hebben ontleend dat haar handelwijze juist was.
Het bedrag van de naheffingsaanslag is niet langer in geschil.
10. Voorts is de boete in geschil. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van een pleitbaar standpunt. Ook is de boete onjuist gemotiveerd. De boete is opgelegd omdat eiseres niet zou hebben voldaan aan de administratieplicht. Dit geldt voor de periode
22 maart 2002 tot en met 30 juni 2003. Voor de periode daarna kan de boete niet in stand blijven. Verweerder bestrijdt dit standpunt. Het is aan grove schuld van eiseres te wijten dat de belasting niet (volledig) op aangifte is voldaan. Eiseres heeft zich niet gehouden aan de handelwijze die past bij het standpunt dat verweerder heeft ingenomen over de verschuldigdheid van omzetbelasting.
11. Tot slot is in geschil of eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding en op een immateriëleschadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Beoordeling van het geschil
12. Uit het geheel van de vaststaande feiten leidt de rechtbank af dat de rol van eiseres
aanzienlijk meer omvat dan het bij elkaar brengen van klant en escortdame. Rekening houdend met de door de klant kenbaar gemaakte verlangens en met de voorkeuren en de beschikbaarheid van de escortdames, bepaalt eiseres welke escortdame(s) voor de desbetreffende klant in aanmerking komt of komen. De omstandigheid dat het de aangezochte escortdame(s) vervolgens vrijstaat om naar aanleiding van een telefonisch verzoek tot escortverlening een klant te weigeren, doet er niet aan af dat indien wél met het door eiseres gedane verzoek wordt ingestemd, de overeenkomst van de klant met eiseres tot stand is gekomen en uitvoerbaar is.
13. Het is voldoende aannemelijk dat de in dit verband door eiseres met de klant gemaakte afspraken zijn gebaseerd op een door eiseres zelf vastgesteld standaarduurtarief (zie de onder 2 geciteerde advertenties die door eiseres zijn geplaatst in [D] en [E] ). De gang van zaken indien de klant kenbaar maakt de duur van de erotische dienstverlening verlengd te willen zien, toont aan dat de vaststelling van de daarvoor verschuldigde prijs evenzeer aan eiseres is. De wijze van de verslaglegging door eiseres van de ontvangen inkomsten, waarbij tevens het totale bedrag dat de klant heeft afgerekend is verantwoord, inclusief het aan de escortdame en de chauffeur toekomende gedeelte, geeft ook reeds een indicatie dat het volledige bedrag in eerste instantie aan eiseres toekomt. Eiseres spreekt de (basis)vergoeding immers met de klant af. Dat de klant tijdens het bezoek extra handelingen met de escortdame kan afspreken tegen een dan te bepalen vergoeding, doet aan het voorgaande niet af. Deze mogelijkheid laat onverlet dat het doel van het bezoek van de escortdame is uitvoering geven aan de overeenkomst tussen eiseres en de klant. Eventuele extra diensten die de escortdame met de klant afspreekt, vormen een aanvullende overeenkomst tussen de escortdame en de klant, maar hebben niet tot gevolg dat de oorspronkelijke overeenkomst tussen eiseres en de klant hierin opgaat.
14. In dit verband is mede van belang dat niet is gebleken dat de klant bij het maken van afspraken wordt ingelicht over het gedeelte van de te betalen prijs dat aan de escortdame ten goede komt. De door eiseres bedongen prijs is een all-in prijs voor het geheel van de door eiseres aangeboden diensten. Daartoe behoort tevens het voor de deur van de klant afleveren en weer ophalen van de escortdame, alsmede de wachttijd van de chauffeur (doorgaans de echtgenoot). De bedongen prijs dient in zijn geheel vooraf contant aan de escortdame te worden betaald.
15. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres in het kader van haar onderneming prestaties verricht die zich laten omschrijven als het tegen vergoeding gelegenheid geven tot seksuele omgang waarvan de verrichtingen van de escortdames deel uitmaken. Aannemelijk is dat de escortdame die op de hierboven beschreven wijze op verzoek van eiseres en overeenkomstig de onderling gemaakte afspraken als escortdame optreedt, daarmee uitvoering geeft aan de tussen eiseres en de klant bestaande rechtsverhouding. In dit verband is mede van belang dat een klant die een klacht heeft, zich tot eiseres wendt en dat eiseres, zoals zij heeft verklaard, zal proberen om de klacht naar tevredenheid van de klant op te lossen in de hoop dat zij de klant behoudt.
Dat de escortdame - zoals met eiseres overeengekomen - van de klant het bedongen bedrag in ontvangst neemt, kan in deze context moeilijk anders worden gezien dan dat zulks in naam en voor rekening van eiseres plaatsvindt. Het primaire standpunt van eiseres slaagt derhalve niet.
16. De rechtbank verwerpt het subsidiaire beroep op het vertrouwensbeginsel. Dat de navorderingsaanslag inkomstenbelasting voor 2003 is vernietigd, heeft bij eiseres in redelijkheid niet het vertrouwen kunnen wekken dat de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting zou worden vernietigd of verminderd, althans voor zover deze ziet op het jaar 2003. De omzetbelasting is een geheel andere belasting dan de inkomstenbelasting. Zo is de grondslag anders, en dit laatste verschil speelt een cruciale rol in de onderhavige procedure. Jegens derden verleende diensten en de daarmee behaalde omzet zoals te beoordelen op de voet van de Wet op de omzetbelasting 1968 zijn niet op één lijn te stellen met een, op de voet van de Wet IB 2001 te beoordelen, bron van inkomsten en het daarmee, eveneens op de voet van de Wet IB 2001 te berekenen, inkomen. Bovendien is niet gebleken dat verweerder de beslissing om de navorderingsaanslag inkomstenbelasting te vernietigen, heeft genomen na overleg met eiseres. Het is ook mogelijk dat, zoals verweerder stelt, deze beslissing is gebaseerd op een fout of vergissing. Eiseres heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat de vernietiging verstrekkender gevolgen heeft dan uitsluitend voor de inkomstenbelasting en specifiek voor het jaar 2003.
17. De webpagina waaraan eiseres het door haar meer subsidiair gestelde vertrouwen ontleent, is bedoeld als algemene voorlichting over de verschillende vormen van bemiddeling en de gevolgen daarvan voor de omzetbelasting. De rechtbank ziet in deze voorlichting geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat eiseres hieraan het vertrouwen mocht ontlenen dat zij uitsluitend omzetbelasting was verschuldigd over het aan haar toekomende deel van de vergoeding.
18. Aan eiseres is op de voet van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd. Ingevolge dit artikel kan aan een belastingplichtige een vergrijpboete worden opgelegd indien het aan diens opzet of grove schuld is te wijten dat belasting welke op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn is betaald. In de uitspraak op bezwaar is de boete om te beginnen verminderd naar 25% van de nageheven belasting wegens wijziging van de schuldgradatie van (voorwaardelijk) opzet naar grove schuld. Vervolgens is de boete wegens overschrijding van de redelijke termijn met 20% verminderd.
19. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het aan grove schuld van eiseres is te wijten dat te weinig omzetbelasting is betaald. Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Daarbij kan worden gedacht aan laakbare slordigheid of aan ernstige nalatigheid. Bij grove schuld had eiseres redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat haar gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven of betaald. De bewijslast dat sprake is van grove schuld rust op verweerder.
20. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat schending van de administratieplicht geen reden is om de vergrijpboete te handhaven. Verweerder verwijt eiseres in wezen dat zij niet vanaf de aanvang van haar onderneming heeft gehandeld in overeenstemming met het door verweerder ingenomen standpunt over de heffing van omzetbelasting. Voorts heeft eiseres er niet op toegezien dat de escortdames en de chauffeurs aan hun verplichtingen hebben voldaan, zoals het uitreiken van correcte facturen en het voldoen van omzetbelasting. Verweerder heeft met deze toelichting niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Eiseres heeft consequent verklaard dat in haar ogen sprake is van een bemiddelingsdienst en dat zij met zelfstandige ondernemers van doen had. Eiseres heeft hiernaar gehandeld. Dat deze rechtsopvatting naar het oordeel van de rechtbank niet juist is, maakt nog niet dat eiseres laakbaar slordig heeft gehandeld. Uit de visie van eiseres vloeit voort dat zij niet heeft toegezien op de naleving van de administratieve verplichtingen door de escortdames en de chauffeurs. Bovendien heeft eiseres ter zitting onweersproken verklaard dat zij heeft gehandeld na overleg met haar boekhouder. Verweerder heeft niet bewezen dat sprake is van grove schuld aan de zijde van eiseres. De rechtbank zal de vergrijpboete daarom vernietigen.
21. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade in verband met overschrijding van de redelijke termijn. Sedert de aanvang van de redelijke termijn (volgens partijen op 26 februari 2008) en het tijdstip waarop de rechtbank uitspraak doet (op 31 augustus 2015) zijn ruim zeven jaren en zes maanden verstreken. Na aftrek van de redelijke termijn voor de behandeling in bezwaar en in eerste aanleg resteert een overschrijding van ruim vijf jaren en zes maanden. Tussen partijen is niet in geschil dat de vertraging tussen
11 september 2012 en 3 januari 2013 buiten beschouwing kan blijven. Eiseres vordert een bedrag van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen derhalve neerkomt op een bedrag van in totaal (11 x € 500 =) € 5.500.
22. De rechtbank verwerpt de standpunten van verweerder die neerkomen op matiging van de immateriëleschadevergoeding. Verweerder heeft desgevraagd bevestigd niet aannemelijk te kunnen maken dat (de toenmalige gemachtigde van) eiseres op een eerder moment dan 11 september 2012 heeft ingestemd met aanhouding van het bezwaar. De omstandigheid dat in de onder 8 genoemde uitspraak een immateriëleschadevergoeding is toegekend van € 1.500 maakt niet dat aan de door eiseres in de onderhavige procedure ervaren spanning en frustratie genoegdoening is gedaan. De onderhavige procedure kent een andere grondslag, er staan een aanzienlijke naheffingsaanslag en vergrijpboete op het spel en de bezwaarprocedure heeft om redenen die verweerder niet duidelijk heeft kunnen maken, heel lang geduurd. De rechtbank ziet gelet op deze omstandigheden geen aanleiding om het onder 21 berekende bedrag te matigen.
23. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.713 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van de conclusie van repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). De reeds aan eiseres toegekende proceskostenvergoeding van € 322 dient met dit bedrag te worden verrekend. De extra proceskostenvergoeding is dan € 1.391.