ECLI:NL:RBNHO:2015:7704

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
9 september 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2861
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete na juridische fusie en de gevolgen voor belastingplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de oplegging van een verzuimboete aan [X1] B.V. door de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een aanslag vennootschapsbelasting voor het boekjaar 1 juli 2010 tot 30 juni 2011, waarbij een verzuimboete van € 2.460 was opgelegd. Deze boete werd later verminderd tot € 1.000 na een uitspraak op bezwaar van 15 mei 2014. Eiseres, [X] B.V., als rechtsopvolger van [X1] B.V., heeft beroep ingesteld tegen de verzuimboete, stellende dat deze ten onrechte was opgelegd omdat [X1] B.V. op het moment van de aanslag al niet meer bestond door een juridische fusie die op 30 juni 2011 had plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de verzuimboete niet kon worden opgelegd aan [X1] B.V. omdat deze rechtspersoon op het moment van de uitnodiging tot het doen van aangifte al was opgeheven. De rechtbank stelde vast dat de registratie van [X1] B.V. in het handelsregister op 5 juli 2011 was beëindigd, wat betekende dat het voor derden kenbaar was dat [X1] B.V. niet meer bestond. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de boetebeschikking, waarbij ook een immateriële schadevergoeding van € 500 werd toegekend aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke beslistermijn. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.224, die door verweerder moesten worden vergoed.

De uitspraak benadrukt de gevolgen van een juridische fusie voor belastingplicht en de mogelijkheid om verzuimboetes op te leggen aan rechtspersonen die niet meer bestaan. De rechtbank heeft de belangen van de belastingplichtige gewogen tegen de handhaving van belastingwetgeving en de noodzaak om recht te doen aan de rechtszekerheid.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/2861

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 september 2015 in de zaak tussen

[X] B.V. als rechtsopvolger onder algemene titel van [X1] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres,
gemachtigde: mr. S.S. Baraban,
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Rotterdam, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan [X1] B.V. (hierna: [X1] BV) voor het boekjaar 1 juli 2010 – 30 juni 2011 een aanslag vennootschapsbelasting (vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 185 negatief. Tegelijk met de vaststelling van deze aanslag heeft verweerder bij beschikking een verzuimboete opgelegd ter grootte van € 2.460.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2014 de verzuimboete verminderd naar € 1.000.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2015. Namens eiseres zijn verschenen [A] en [B] . Namens verweerder zijn verschenen mr. J.B.H. Albers en C. Smit.
De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens gesloten.

Overwegingen

Feiten
1. [X1] BV is bij notariële akte van 29 juni 2011 middels een juridische fusie op 30 juni 2011 onder algemene titel opgegaan in [X] B.V. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister) is op 5 juli 2011 de registratie van [X1] BV beëindigd met ingang van 30 juni 2011.
2. Eind juli 2011 heeft verweerder ten name van [X1] BV – en naar het adres alwaar [X1] BV indertijd gevestigd was – een uitnodiging tot het doen van aangifte over het boekjaar 2010/2011 gezonden. Er is uitstel verleend voor het indienen van de aangifte tot 1 mei 2012. Met dagtekening 31 mei 2012 heeft verweerder een herinnering gestuurd om aangifte te doen voor 14 juni 2012. Hierna heeft verweerder [X1] BV op 4 juli 2012 aangemaand om alsnog, uiterlijk 18 juli 2012, aangifte te doen. In de aanmaning heeft verweerder [X1] BV erop gewezen dat een boete zal worden opgelegd als de aangifte niet vóór deze datum is ontvangen.
3. De namens [X1] BV ingediende aangifte is door verweerder op 6 augustus 2012 ontvangen.
4. Verweerder heeft met dagtekening 2 maart 2013 de aanslag vastgesteld (conform de ingediende aangifte naar een belastbaar bedrag van € 185 negatief). Gelijktijdig heeft verweerder aan [X1] BV een verzuimboete opgelegd ten bedrage van € 2.460 wegens het te laat doen van aangifte.
5. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot € 1.000.
Geschil1. In geschil is uitsluitend of de boete terecht is opgelegd en zo ja, of de boete na vermindering niet te hoog is.
2. Eiseres meent dat de boete ten onrechte, dan wel naar een te hoog bedrag is vastgesteld en concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de verzuimboete. Verweerder is van mening dat de boete terecht en tot een juist bedrag is opgelegd en concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
1. [X1] BV is op grond van artikel 2:311, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek als gevolg van de juridische fusie opgehouden te bestaan op 30 juni 2011. Dit betekent dat verweerder [X1] BV – middels toezending van het aangiftebiljet eind juli 2011 – heeft uitgenodigd tot het doen van aangifte voor het boekjaar 2010/2011 toen [X1] BV al niet meer bestond. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat – de verdwenen rechtspersoon – [X1] BV het in artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervatte verzuim heeft begaan.
2. Aan het oordeel van de rechtbank doet niet af dat verweerder ten tijde van toezending van het aangiftebiljet – kennelijk – niet ermee bekend was dat [X1] BV opgehouden was te bestaan. Van belang is dat de registratie daarvan in het handelsregister op 5 juli 2011 heeft plaatsgevonden, zodat het voor derden kenbaar was dat [X1] BV inmiddels was verdwenen als gevolg van de juridische fusie. Aan het oordeel doet in dit specifieke geval evenmin af dat de aangifte niet binnen de gestelde termijn is ingediend.
3. Uit het voorgaande volgt dat verweerder [X1] BV geen boete mocht opleggen. Dit brengt mee dat het beroep gegrond dient te worden verklaard.
4. Eiseres heeft verzocht om een immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke beslistermijn. Verweerder heeft ter zitting verklaard in verband met de overschrijding in de bezwaarfase akkoord te kunnen gaan met betaling van een bedrag van € 500. Aldus zal immateriëleschadevergoeding tot een bedrag van € 500 worden toegekend.
Proceskosten
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.224 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 244, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar alsmede de boetebeschikking;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.224;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres te vergoeden; en
- veroordeelt verweerder tot het betalen van immateriëleschadevergoeding aan eiseres ten bedrage van € 500.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, mr. A.A. Fase en
mr. A. van Dongen, leden, in aanwezigheid van mr. H.H. Ruis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 september 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.