In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 4 februari 2015 uitspraak gedaan over de ontkenning van het vaderschap door een meerderjarig kind, hierna aangeduid als Kayra. De rechtbank had eerder op 17 september 2014 een DNA-onderzoek gelast om vast te stellen of de man de biologische vader van Kayra was. De resultaten van het DNA-onderzoek toonden aan dat de man niet de biologische vader was. De moeder van Kayra trok haar verweer in en stemde in met de ontkenning van het vaderschap. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 1:200 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek het door huwelijk ontstane vaderschap kan worden ontkend als de man niet de biologische vader is. De rechtbank wees het verzoek van Kayra tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap toe.
Daarnaast vroeg Kayra om haar geslachtsnaam te behouden. De rechtbank oordeelde dat de ontkenning van het vaderschap terugwerkt tot de geboorte, wat betekent dat Kayra na de uitspraak alleen in een familierechtelijke betrekking staat tot haar moeder. De rechtbank nam in overweging dat Kayra altijd de geslachtsnaam [geslachtsnaam] heeft gedragen en dat zij een goede band heeft met de man, die zij als haar vader beschouwt. De rechtbank concludeerde dat een naamswijziging in dit geval strijdig zou zijn met de belangen van Kayra, en besloot dat zij haar geslachtsnaam zou behouden.
De rechtbank bepaalde ook dat de kosten van het DNA-onderzoek, die € 550,00 bedroegen, door Kayra en de man ieder voor de helft gedragen zouden worden. De beschikking werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2015, en tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.