ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
15/871690-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking en valse aangifte door koerier

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader mobiele telefoons en andere elektronica heeft verduisterd. De verdachte, werkzaam als koerier, heeft de goederen die hij onder zich had uit hoofde van zijn dienstbetrekking op een afgelegen plaats overgeladen in de auto van zijn mededader. Vervolgens deed hij aangifte van diefstal met geweld, terwijl hij wist dat hij en zijn mededader zich de goederen hadden toegeëigend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 juli 2014 in Badhoevedorp en Hoofddorp de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verduistering en het doen van een valse aangifte. De officier van justitie had een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk gaf van spijt en hulp zocht voor zijn problemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/871690-14 (P)
Uitspraakdatum: 3 september 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Oosten en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. E.D.B. Groeneweg, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 28 juli 2014 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk 25 smartphones en/of 5 Ipads mini en/of 1 notebook en/of ID-reader, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als koerier, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2
hij op of omstreeks 28 juli 2014 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], brigadier van politie eenheid Noord-Holland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld
en/of afpersing in vereniging.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
ten aanzien van feit 1
  • de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 20 augustus 2015 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [werknemer] namens [slachtoffer 1] B.V. d.d. 25 september 2014 (dossierpagina’s 151-157);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 september 2014 (dossierpagina’s 209-210);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking van de woning aan de [adres] d.d. 16 september 2014 (dossierpagina’s 78-85);
ten aanzien van feit 2
  • de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting van 20 augustus 2015 afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van verdachte d.d. 28 juli 2014 (dossierpagina’s 158-167).
3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1
hij op 28 juli 2014 te Badhoevedorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk 25 smartphones en 5 Ipads mini en 1 notebook en ID-reader, die toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als koerier onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2
hij op 28 juli 2014 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [verbalisant], brigadier van politie eenheid Noord-Holland, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van diefstal met geweld.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
ten aanzien van feit 2
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van honderdvijftig (150) uren, bij niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen door vijfenzeventig (75) dagen hechtenis alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, samen met zijn mededader, mobiele telefoons en andere elektronica die hij onder zich had uit hoofde van zijn dienstbetrekking als koerier , verduisterd door de lading op een afgelegen plaats over te laden in de auto van zijn mededader. Verdachte deed vervolgens aangifte bij politie van diefstal met geweld, om zodoende te verhullen dat hij en zijn mededader zich de goederen hadden toegeëigend. De goederen zijn vervolgens verkocht.
Door zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen van zijn werkgever en de werkgevers voor wie hij de goederen vervoerde. De door verdachte en zijn mededader buitgemaakte goederen vertegenwoordigen bovendien een aanzienlijke waarde, die geschat wordt op ongeveer 10.000 euro. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte komt op de rechtbank over als een schuldbewuste dader, die het kwalijke van zijn handelen inziet en oprecht spijt heeft. Verdachte heeft na zijn aanhouding zelfstandig hulp voor zijn problemen gezocht. Zo heeft hij begeleiding gezocht van een maatschappelijk werker en een psycholoog in verband met zijn alcoholprobleem en zijn omgang met verkeerde vrienden. Hij ervaart veel steun vanuit zijn familie om zijn nieuwe leven vorm te geven. Dit lijkt zijn vruchten reeds te hebben afgeworpen. Daarnaast heeft verdachte een betalingsregeling getroffen met zijn schuldeisers en is hij begonnen aan een nieuwe baan. Blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juli 2015 is verdachte niet eerder voor enig misdrijf veroordeeld. Deze omstandigheden heeft de rechtbank dan ook in positieve zin laten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf.
De door de officier van justitie gevorderde straf komt de rechtbank, rekening houdende met het bovenstaande, juist voor. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte wel aanleiding ten voordele van verdachte enigszins af te wijken van deze strafeis, door de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 188 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van
HONDERDVIJFTIG (150) URENtaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen door
VIJFENZEVENTIG (75) DAGENhechtenis;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ÉÉN (1) MAAND, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op TWEE (2) JAREN bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. P.H. Lauryssen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. de Vries,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 3 september 2015.