ECLI:NL:RBNHO:2015:7577

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 september 2015
Publicatiedatum
4 september 2015
Zaaknummer
15/710869-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met vrachtauto en fietsster; vrijspraak voor primair ten laste gelegd feit en bewezenverklaring subsidiair feit

Op 3 september 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 11 oktober 2012 in de gemeente Haarlemmermeer. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto, werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot een aanrijding met een fietsster, die daarbij ernstig gewond raakte en later overleed. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, maar de rechtbank oordeelde dat er geen schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 was. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte niet voldoende had geverifieerd of het fietspad vrij was van verkeer voordat hij afsloeg, wat resulteerde in de aanrijding. De rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit. De rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de impact van het ongeval op de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710869-12 (P)
Uitspraakdatum: 3 september 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Stolk-Hogeterp, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 11 oktober 2012 in de gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmede rijdende over de weg, de Venneperweg te Nieuw-Vennep, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt:
verdachte is op de kruising van de Venneperweg met de Sportlaan naar rechts afgeslagen, terwijl het uitzicht vanuit de cabine van die vrachtauto werd belemmerd en/of werd beperkt door diverse op en/of aan het dashboard en/of aan en/of tegen de voorruit geplaatste en/of bevestigde (niet noodzakelijke) voorwerpen (waaronder vaantjes en/of vlaggetjes) en/of
heeft hij, verdachte, zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat een parallel aan die Venneperweg gelegen fietspad vrij was van verkeer en/of
(daarbij) is hij, verdachte, voornoemd fietspad (gedeeltelijk) opgereden zonder voorrang te verlenen aan de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], die zich op voornoemd fietspad bevond en hem, verdachte, uit tegengestelde richting naderde,
tengevolge waarvan hij, verdachte, tegen die fietsster is aangereden of opgebost, waardoor die fietsster zwaar lichamelijk letsel (hersenletsel/schedelbasisfractuur) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, althans waardoor die fietsster werd
gedood, terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend;
subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2012 in de gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Venneperweg te Nieuw-Vennep, heeft gehandeld als volgt:
verdachte is op de kruising van de Venneperweg met de Sportlaan naar rechts afgeslagen, terwijl het uitzicht vanuit de cabine van die vrachtauto werd belemmerd en/of werd beperkt door diverse op en/of aan het dashboard en/of aan en/of tegen de voorruit geplaatste en/of bevestigde (niet noodzakelijke) voorwerpen (waaronder vaantjes en/of vlaggetjes) en/of
heeft hij, verdachte, zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat een parallel aan die Venneperweg gelegen fietspad vrij was van verkeer en/of
(daarbij) is hij, verdachte, voornoemd fietspad (gedeeltelijk) opgereden zonder voorrang te verlenen aan de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], die zich op voornoemd fietspad bevond en hem, verdachte, uit tegengestelde richting naderde,
tengevolge waarvan hij, verdachte, tegen die fietsster is aangereden of opgebost, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
3.2.
VrijspraakMet de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en acht daarmee niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Eveneens is de rechtbank voor wat betreft het subsidiair ten laste gelegde met de officier van justitie en de verdediging van mening dat niet is gebleken dat de vaantjes en vlaggetjes die boven het dashboard tegen de voorruit van de vrachtwagen hingen, het zicht op het slachtoffer vanuit de cabine van de vrachtauto zouden hebben belemmerd.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 11 oktober 2012 heeft op de Venneperweg te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, een ongeval plaatsgevonden tussen een vrachtauto en een fiets. De vrachtauto werd bestuurd door verdachte, die op dat moment op de kruising (zijnde een rotonde) van de Venneperweg met de Sportlaan naar rechts is afgeslagen. De fiets werd bestuurd door [slachtoffer]. Zij reed op dat moment op een parallel aan de Venneperweg gelegen fietspad en kwam voor verdachte van links en kruisend op de rotonde af. Schijff had voorrang op het kruispunt. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij gestopt is voor de haaientanden op de rotonde. Hij liet een van rechts komende fietser op het naast de rotonde gelegen fietspad voorgaan. Vervolgens heeft verdachte gekeken of het fietspad vrij van verkeer was. Verdachte trok met zijn vrachtauto op om zijn weg te vervolgen en hoorde kort daarna een tik. [3] De vrachtauto is tegen de fietsster aangereden. [4] Verdachte heeft verklaard dat hij de fietsster nooit heeft gezien. [5]
3.4.
Bewijsoverweging
Door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd dat verdachte alle handelingen die van hem als beroepschauffeur mogen worden verwacht heeft uitgevoerd en daarom geen concreet gevaar heeft veroorzaakt. Verdachte moet daarom ook worden vrijgesproken van het subsidiair aan hem gemaakte verwijt, aldus de raadsvrouw.
Om ter zake van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 tot een bewezenverklaring te kunnen komen is vereist dat de gedraging van verdachte zodanig is geweest dat daardoor het verkeer op de weg in gevaar is gebracht of dat het verkeer is gehinderd. Het artikel stelt als minimumeis een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Door met zijn vrachtauto op de rotonde rechts af te slaan en zich daarbij onvoldoende er van te vergewissen dat het fietspad vrij was van verkeer, en vervolgens de kruising op te rijden zonder voorrang te verlenen aan een fietsster heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank een concreet gevaar veroorzaakt. Dit gevaar heeft zich ook geconcretiseerd, nu dit handelen van verdachte tot een aanrijding met de fietsster heeft geleid. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij in al zijn spiegels waaronder de dodehoekspiegel aan de voorzijde van de vrachtauto heeft gekeken alvorens op te trekken, heeft hij ter zitting erkend dat de hoogte van het dashboard het moeilijk kan maken om te zien of de weg vrij is van verkeer. Desondanks heeft hij geen manoeuvre verricht –zoals het kort omhoog komen van zijn stoel om over het dashboard heen te kijken- om zich hiervan te vergewissen. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 11 oktober 2012 in de gemeente Haarlemmermeer als bestuurder van een vrachtauto, daarmee rijdende op de weg, de Venneperweg te Nieuw-Vennep, heeft gehandeld als volgt:
verdachte is op de kruising van de Venneperweg met de Sportlaan naar rechts afgeslagen, en
heeft zich er onvoldoende van vergewist dat een parallel aan die Venneperweg gelegen fietspad vrij was van verkeer en
daarbij is hij, verdachte, voornoemd fietspad (gedeeltelijk) opgereden zonder voorrang te verlenen aan de bestuurster van een fiets, genaamd [slachtoffer], die zich op voornoemd fietspad bevond en hem, verdachte, naderde,
ten gevolge waarvan hij, verdachte, tegen die fietsster is aangereden, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van twintig (20) uren, bij niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen voor tien (10) dagen hechtenis.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtauto gevaar op de weg veroorzaakt door op een naast een rotonde gelegen kruising met een fietspad een fietsster geen voorrang te verlenen en voor te laten gaan. Hierdoor is een ernstig ongeval veroorzaakt, waarbij de betrokken fietsster gewond is geraakt.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat verdachte van dit ongeval geen schuldverwijt kan worden gemaakt als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, is wel duidelijk dat de aanrijding ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer, dat enkele maanden na het ongeval is overleden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 juli 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld en
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 15 juni 2015 van Reclassering Nederland, waaruit blijkt dat de reclassering geen indicatie ziet voor enige bemoeienis vanuit de reclassering.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat de aanrijding ook op verdachte een grote impact heeft gehad. Na het ongeval heeft verdachte een tijdlang zijn beroep als vrachtautochauffeur niet kunnen uitoefenen. Verdachte gebruikte slaapmedicatie en heeft gesprekken gevoerd met slachtofferhulp. Inmiddels heeft verdachte zijn werkzaamheden als vrachtautochauffeur bij een andere werkgever opgepakt, maar rijdt hij enkel nog een bescheiden, vaste route met een lager salaris als gevolg. Bovendien heeft verdachte oprechte belangstelling getoond voor het slachtoffer en de nabestaanden.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is geëist, aanleiding om te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H. Lauryssen, voorzitter,
mr. M. Daalmeijer en mr. M.T.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 3 september 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Een proces-verbaal, inhoudende een Verkeers Ongevals Analyse (proces-verbaal nr. K2012105270), pagina 3 en het proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 11 oktober 2012 (dossierpagina 5-midden).
3.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 augustus 2015.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 11 oktober 2012 (dossierpagina 37-onder).
5.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 20 augustus 2015.