ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 september 2015
Publicatiedatum
3 september 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 835
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor vervanging hekwerk met toegangspoort en beroep op overgangsrecht in bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 september 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de vervanging van een hekwerk met toegangspoort. Eiseres, die de eigendom van een villa en perceel grond in de gemeente Velsen heeft verworven, had een aanvraag ingediend voor de legalisatie van het hekwerk, dat een toegangspoort voor gemotoriseerd verkeer mogelijk maakt. De rechtbank oordeelde dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, ten onrechte had gesteld dat er een omgevingsvergunning nodig was voor de activiteit planologisch strijdig gebruik. De rechtbank overwoog dat het oude hekwerk, dat al lange tijd aanwezig was, op basis van overgangsbepalingen in het bestemmingsplan gedeeltelijk vernieuwd mocht worden, mits bestaande afwijkingen niet werden vergroot. De rechtbank concludeerde dat het nieuwe hekwerk, qua breedte en hoogte, niet omvangrijker was dan het oude hekwerk en dat de toevoeging van een toegangspoort voor gemotoriseerd verkeer niet leidde tot een vergroting van de bestaande afwijkingen van het bestemmingsplan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/835

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2015 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.C.W. van der Poel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, verweerder

(gemachtigde: W. Dooijes).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een omgevingsvergunning ter legalisatie van een hekwerk met toegangspoort (het hekwerk) aan de [adres 1] , afgewezen.
Bij besluit van 6 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar echtgenoot [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres en haar echtgenoot hebben in 2009 de eigendom verworven van de villa en het perceel grond aan de [adres 2] .
1.2
De perceelgrens aan de zijde van de [straatnaam] (de perceelgrens) is gelegen op het grondgebied van de gemeente Velsen en in het plangebied van het bestemmingsplan “Duingebied Velsen” (het bestemmingsplan). Op deze grond rust ingevolge het bestemmingsplan de bestemming ‘Verkeersdoeleinden’.
1.3
Parallel aan de [straatnaam] staat, in elk geval al voor het moment van de terinzagelegging van het bestemmingsplan in 2001, een hekwerk (het oude hekwerk). Dit oude hekwerk bestreek ook de gehele perceelgrens van eiseres. Ter hoogte van de perceelgrens was dit oude hekwerk circa 1,30 meter hoog. In het oude hekwerk bevond zich een toegangspoortje van ongeveer 1 meter breed, geschikt om vanaf de villa lopend of met de fiets de [straatnaam] te bereiken.
1.4
De [straatnaam] is een gemeentelijk monument als bedoeld in de Monumentenverordening Velsen 2010.
1.5
In verband met de bouwwerkzaamheden op Park Brederode in Bloemendaal is er vanaf de villa nog geen goede ontsluiting naar de openbare weg via de [adres 2] . Om die reden heeft verweerder eiseres een tijdelijke uitritvergunning verleend voor een ontsluiting op de [straatnaam] .
1.6
Eiseres heeft bij de uitrit aan de [straatnaam] , op de perceelgrens, een gedeelte van het oude hekwerk (met inbegrip van het toegangspoortje) verwijderd en daarvoor in de plaats het hekwerk met toegangspoort opgericht. Het hekwerk is ongeveer 1,30 meter hoog en 5 meter breed. Het bestaat uit twee delen: een klein toegangspoortje voor voetgangers en fietsers, vergelijkbaar met het vroegere toegangspoortje, en een langer schuifgedeelte dat geopend kan worden om gemotoriseerd verkeer te laten passeren.
1.7
Verweerder heeft aangekondigd handhavend te zullen optreden tegen het hekwerk. Daarop heeft eiseres, ter legalisatie daarvan, een omgevingsvergunning aangevraagd.
2. Bij de beoordeling staat voorop dat de aanvraag van eiseres betrekking heeft op een hekwerk wat de mogelijkheid biedt om de brede toegangspoort te verschuiven om gemotoriseerd verkeer te laten passeren, ook al heeft eiseres aangegeven dat zij in de beoogde eindsituatie de brede toegangspoort niet zal gaan gebruiken. Voor het oordeel dat sprake is van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een tijdelijk bouwwerk bestaat geen grond.
3. Volgens verweerder is het plaatsen van het hekwerk met een toegangspoort strijdig met het bestemmingsplan, nu op de betreffende grond de bestemming Verkeersdoeleinden rust. Een afwijking van het bestemmingsplan is mogelijk op de voet van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, in samenhang gelezen met artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 4, derde lid, van Bijlage II bij het Bor, maar past niet in het beleid zoals neergelegd in het ‘Wabo afwijkingenbeleid Velsen 2012’, aldus verweerder. Omdat er volgens verweerder een weigeringsgrond is voor de activiteit planologisch strijdig gebruik wordt de omgevingsvergunning geweigerd en behoeft niet te worden getoetst of er een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de activiteiten bouwen en/of handelen met gevolgen voor beschermde monumenten.
4. De rechtbank ziet zich bij de beoordeling voor de vraag gesteld of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er voor de activiteit planologisch strijdig gebruik een omgevingsvergunning nodig is en, zo ja, of hij daarvoor in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren.
5.1
Eiseres heeft aangevoerd dat het hekwerk op basis van de overgangsbepalingen in de bestemmingsplanvoorschriften aanwezig mag zijn. Er was altijd al een hekwerk met toegangspoort en het bestaande gebruik dient te worden gerespecteerd, aldus eiseres.
5.2
Ingevolge artikel 30, eerste lid, onder a, van de bestemmingsplanvoorschriften mag een bouwwerk, dat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan afwijkt van het plan en dat is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, mits bestaande afwijkingen niet worden vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd.
5.3
Tussen partijen is niet in geschil dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan op de plaats van het hekwerk het onder 1.3 beschreven oude hekwerk stond. Verweerder heeft daarover ter zitting verklaard dat het oude hekwerk (met inbegrip van het toegangspoortje) daar al circa vijftig jaar stond. Wat verweerder betreft, zo verklaarde hij, mag op die plaats wel een hekwerk worden gebouwd, maar is het problematisch dat er een uitrit wordt gecreëerd voor gemotoriseerd verkeer. Dat is in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus verweerder. Volgens verweerder wordt door de bouw van het hekwerk de bestaande afwijking van het bestemmingsplan vergroot.
5.4
De rechtbank overweegt als volgt. Geen onderwerp van debat is dat het oude hekwerk op de perceelgrens was toegestaan. Derhalve mag dat oude hekwerk op de voet van het bouwovergangsrecht in het bestemmingsplan gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijkingen niet worden vergroot. Het hekwerk is qua breedte en hoogte niet omvangrijker dan het oude hekwerk. Het enige mogelijke relevante verschil is dat in het hekwerk een brede, verschuifbare, toegangspoort is gemaakt, geschikt om gemotoriseerd verkeer toegang te verschaffen. Deze toegangspoort vergroot weliswaar de gebruiksmogelijkheden van het hekwerk, maar naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee niet worden gezegd dat de bestaande afwijkingen van het bestemmingsplan worden vergroot. Op de grond waarop het hekwerk staat rust immers de bestemming Verkeersdoeleinden en niet in te zien valt waarom het hekwerk met de toegangspoort waardoor gemotoriseerd verkeer kan passeren meer afwijkt van deze bestemming dan het oude hekwerk. Dat verweerder een uitrit aan de [straatnaam] ongewenst vindt en in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening, speelt geen rol bij de beantwoording van de vraag of de bouw van het hekwerk de bestaande afwijkingen van het bestemmingsplan vergroot.
5.5
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen mocht het hekwerk op grond van het bouwovergangsrecht in het bestemmingsplan worden opgericht. Derhalve is er geen omgevingsvergunning vereist voor de activiteit planologisch strijdig gebruik. Verweerder heeft dat miskend. De weigering van de omgevingsvergunning is dus ondeugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.
6. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is in strijd met het bepaalde in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. Gelet op het voorgaande kunnen de overige beroepsgronden onbesproken blijven. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor toepassing van artikel 8:51a van de Awb, omdat de uitkomst van de nieuwe bestuurlijke heroverweging ongewis is, mede omdat verweerder in het bestreden besluit niet heeft getoetst of de omgevingsvergunning kon worden verleend voor de activiteiten bouwen en handelen met gevolgen voor beschermde monumenten. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
8. De rechtbank zal bepalen dat verweerder de door eiseres gemaakte proceskosten aan eiseres vergoedt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,-- en een wegingsfactor 1).
9. De rechtbank zal verweerder gelasten het door eiseres voor het beroep betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep tot een bedrag van € 980,--;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,-- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Poggemeier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.