3.3.Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 5 oktober 2012 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van oplichting gepleegd door verdachte (hierna ook: [verdachte] ).Uit de aangifte blijkt dat [benadeelde] op 15 oktober 2011 is benaderd door [betrokkene] , de vriendin van verdachte. [benadeelde] kende [betrokkene] al langer als betrouwbare klant van zijn [bedrijf benadeelde] . [betrokkene] vertelde hem dat verdachte dringend geld nodig had en vroeg of [benadeelde] aan verdachte een bedrag van € 6.000,- wilde lenen. Verdachte zou een auto van het merk BMW voor deze lening in onderpand geven. Als vriendendienst aan [betrokkene] besloot [benadeelde] het gevraagde geld aan verdachte te lenen. [benadeelde] heeft vervolgens op 15 oktober 2011 € 6.000,- op het aan hem opgegeven rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [broer 1 verdachte] overgemaakt. Dezelfde middag belde verdachte naar [benadeelde] en zei hij dat
€ 6000,- niet genoeg was. Hij wilde nog € 3.000,- lenen. Gezien de in onderpand gegeven BMW ging [benadeelde] akkoord en maakte hij dezelfde dag nog € 3.000,- naar hetzelfde rekeningnummer over.
[benadeelde] verklaart vervolgens als volgt:
“Daarna was het bijna wekelijks dat ik werd bezocht door [verdachte] en [betrokkene] . [verdachte] hield steeds weer een heel aannemelijk en geloofwaardig verhaal dat zijn vader een stuk grond had verkocht en dat de opbrengst daarvan was overgemaakt op een Nederlandse bankrekening van de [bank] ten name van [broer 1 verdachte] . Vervolgens vertelde [verdachte] dat de opbrengst van deze grond onder de Nederlandse inkomstenbelasting viel en zijn vader daarover belasting moest betalen. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) gaf aan dat hij het geld er niet voor had en vroeg aan mij of ik hem hierbij wilde helpen. Hij zei dat als het geld niet vrij kwam hij mij het geleende geld ook niet terug kon betalen. Er werd mij steeds voorgehouden dat er bij de vader van [verdachte] veel geld zou vrij komen als de belasting zou worden betaald en dat ik dan mijn deel terug betaald zou krijgen. Na een aantal malen geldbedragen van € 10.000,- te hebben overgemaakt aan [verdachte] en mijn geld maar niet terug (de rechtbank begrijpt: kreeg), begon ik toch argwaan te krijgen en voelde mij steeds meer in het nauw gedreven. [verdachte] waarschuwde mij dat als ik niet nog meer geld aan hem zou overmaken het dan heel lang zou gaan duren voordat ik het geld terug zou krijgen, omdat dan het geld van zijn vader nooit vrij zou komen. Door alle mooie praatjes en beloftes van [verdachte] bleef ik geloven in het feit dat hij al het geld aan mij zou terug betalen. Telkens werd door [verdachte] beloofd dat het geld binnen een paar dagen zou worden overgemaakt. Het is zelfs een keer voorgekomen dat [verdachte] met zijn broer [broer 2 verdachte] een bezoek heeft gebracht aan het bedrijf waarbij hij zelfs dreigde dat als ik niet nog meer zou betalen de kans groot was dat ik nooit meer mijn geld zou terugkrijgen. Ik had eigenlijk geen andere keus dan maar te betalen, omdat mij werd gezegd dat ik anders naar mijn centen kon fluiten.
Uiteindelijk heb ik [betrokkene] te kennen gegeven dat ik [verdachte] niet nog meer geld wilde lenen, waarop [betrokkene] mij verzekerde en geruststelde dat het geld van zijn vader eerdaags vrij zou komen en al het geld dan aan mij zou worden terugbetaald. Toen [betrokkene] en [verdachte] wederom met hetzelfde geloofwaardige verhaal kwamen dat er snel belasting moest worden betaald, voordat het geld van zijn vader vrij zou komen, heeft [betrokkene] voorgesteld om het geld op haar rekening over te maken. Dat gaf mij in ieder geval een wat beter gevoel. In totaal heb ik
€ 49.000,- op de rekening van [betrokkene] overgemaakt. Uiteindelijk is het geleende geld opgelopen naar ruim € 85.000,-. Ik heb meermalen gevraagd om terugbetaling van mijn geld, maar telkens werd mij beloofd en toegezegd dat het binnen een paar dagen zou worden terugbetaald. Tot op heden heb ik nimmer één cent terug gehad.”
Verder heeft [benadeelde] verklaard dat hij op 14 december 2011 met verdachte naar de FIOD is geweest. Op de terechtzitting, als getuige gehoord, heeft [benadeelde] verklaard dat [verdachte] in het bijzijn van [benadeelde] bij de belastingdienst heeft nagevraagd hoeveel belasting hij moest betalen wanneer er een bedrag van € 800.000,- zou vrijkomen.
Zowel bij de politie als op de terechtzitting heeft [benadeelde] verklaard dat verdachte een schuldbekentenis heeft ondertekend, welke zich in het dossier bevindt.In deze schuldbekentenis is opgenomen dat verdachte uiterlijk op 9 december 2011 een bedrag van
€ 71.000,- zal storten op de rekening van [benadeelde] . Op de terechtzitting heeft [benadeelde] verklaard dat verdachte tevens zijn paspoort aan [benadeelde] had gegeven. [benadeelde] heeft hiervan een kopie gemaakt, deze aan de schuldbekentenis gehecht en heeft het paspoort vervolgens in zijn kluis bewaard. Bij de aangifte heeft [benadeelde] het paspoort aan de politie overhandigd. Op de terechtzitting heeft [benadeelde] een kopie van het paspoort van verdachte aan de rechtbank overgelegd. Deze kopie is aan het dossier toegevoegd.
[betrokkene] is door de politie op 25 augustus 2012 als getuige gehoord en heeft, onder meer, als volgt verklaard.
“Ik weet dat hij (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) van heel veel mensen geld leent en dat niet terug betaalt. Hij vertelt tegen iedereen een ander verhaal.”
Verder heeft [betrokkene] verklaard dat verdachte van [benadeelde] geld heeft geleend omdat zijn bankrekening zou zijn geblokkeerd. Een bedrag van € 40.000,- is in september 2011 via de bankrekening van [betrokkene] gegaan. Verdachte heeft toen een week de bankpas van [betrokkene] geleend en beschikte over haar pincode. [betrokkene] heeft verder verklaard dat verdachte een deel van het geld cash van de rekening heeft gehaald en een deel rechtstreeks aan casino’s heeft overgemaakt. Ook zou een deel van het geld zijn overgemaakt op de rekening van het broertje van verdachte.
Uit de zich in het dossier bevindende bankrekeningafschriften van [bedrijf benadeelde] blijkt dat in de periode van 5 november 2011 tot en met 20 november 2011 in totaal een bedrag van € 47.000,- is gestort op bankrekening [rekeningnummer] ten name van [betrokkene] .
In het dossier bevindt zich verder een uitdraai van de binnenkomende en uitgaande SMS-berichten van het mobiele nummer van [benadeelde] van en naar mobiel nummer [mobiel nummer] in de periode 5 november 2011 tot en met 5 december 2011 met, onder meer, de volgende binnenkomende teksten:
Op 5 november 2011:
“Hee [benadeelde] , als het goed is komt ie zo naar je toe, ik kan m alleen brengen als ik klaar ben met trainen mr hij wist niet zeker of de bank dan nog open is. (…) En mocht mijn rekening nodig zijn het nummer is [rekeningnummer] . (…) Groetjes, [betrokkene] ”
15 november 2011:
“He [benadeelde] , zijn vader belt straks hoelaat en wanneer hij het vliegtuig kan pakken dus ik zei tegen [verdachte] dat ie dat straks ook aan jou moet laten weten.”
22 november 2011:
“Hee [benadeelde] , zag net [verdachte] omdat ik even ene klein bedrag moest pinnen. Hij had eindelijk een ticket en zei dat hij jou ook had gebeld. Ik zag dat t geld er af was van de ticket dus ben al opgelucht. Hij vliegt morgenavond zegt ie.”
2 december 2011, 7:03:
Hee [benadeelde] . Ik heb me ouders verteld dat het broertje van [verdachte] 10.000 euro bij je heeft geleend en de auto in onderpand heeft staan. Dat zijn vader terug zou komen om te betalen en dat dat nog niet is gebeurd.”
2 december 2011, 12:35:
[benadeelde] je zou hem toch pas maandag 12 uur te koop zetten? Ik weet dat het heel erg kut is allemaal maar het is echt niet zo dat hij niet wilt betalen (..).”
2 december 2011, 12:54:
“En [benadeelde] , ik krijg ook geld van hem, (…) dus ik heb er net als jouw baat bij dat die vader zo snel mogelijk terug is en of die bank dat geld gaat vrijgeven.”
De rechtbank overweegt dat uit de inhoud van deze tekstberichten blijkt dat het [betrokkene] is geweest die deze tekstberichten heeft gestuurd. Tevens onderbouwt de inhoud van het SMS-bericht van 2 december 2011, 12:54, de aangifte van [benadeelde] met betrekking tot het door verdachte vertelde verhaal over zijn vader en het vrijkomen van geld en bevestigen de berichten ook dat er een auto in onderpand is gegeven.
Uit de bankafschriften van [bedrijf benadeelde] blijkt dat er in de periode van 22 oktober 2011 tot en met 24 december 2011 in totaal een bedrag van € 33.900,- is gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [broer 1 verdachte] .
[broer 1 verdachte] is de jongere broer van verdachte en is woonachtig op hetzelfde adres als verdachte.[broer 1 verdachte] heeft verklaard dat het bankrekeningnummer [rekeningnummer] inderdaad aan hem toebehoort. Hij maakt al geruime tijd geen gebruik van deze bankrekening omdat hij niet over een bankpas beschikt.
De politie heeft navraag gedaan bij de belastingdienst over een bezoek van [benadeelde] , vergezeld van een andere man, aan de belastingdienst. Dit bezoek werd door een medewerker van de belastingdienst bevestigd.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft volgens de aangifte [benadeelde] verteld dat zijn vader een stuk grond in Marokko had verkocht. De opbrengst van de verkoop zou op een rekening staan, welke geblokkeerd was omdat in Nederland eerst belasting over het bedrag moest worden betaald. De vader van verdachte zou niet beschikken over het geld om de belastingvordering te voldoen. Als [benadeelde] geld aan verdachte zou lenen, zou het geld vrijkomen en kon [benadeelde] worden terugbetaald. Bij het uitblijven van het terugbetalen aan [benadeelde] en het telkens weer vragen om meer geld, heeft verdachte [benadeelde] steeds weer voorgehouden dat het geld vrij zou komen zodra de belasting was betaald. Indien [benadeelde] niet meer geld zou betalen, zou het geld nooit vrijkomen.
De aangifte van [benadeelde] wordt op belangrijke onderdelen ondersteund door overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. Zo bevestigt de tekst van de SMS-berichten van [betrokkene] aan [benadeelde] dat er sprake is geweest van een geldlening en tevens dat hiervoor een auto, merk BMW, in onderpand is gegeven. Verder blijkt uit de berichten dat de vader van verdachte een rol speelde in het verhaal en dat een bank het geld diende vrij te geven.
Om het vertrouwen van [benadeelde] te wekken is een auto, merk BMW, in onderpand gegeven. Toen [benadeelde] toch zijn twijfels kreeg bij het verhaal van verdachte en verdachte steeds weer een beroep op [benadeelde] deed om meer geld te geven, is voorgesteld de bankrekening van [betrokkene] voor de overmaking van het geld te gebruiken. [benadeelde] kende [betrokkene] al langer en hij vertrouwde haar. [betrokkene] bevestigt ook hier de aangifte dat zij haar rekening ter beschikking heeft gesteld voor de ontvangst van geldbedragen, dat verdachte over haar pinpas en pincode beschikte en geldbedragen van haar rekening heeft opgenomen, dan wel heeft overgemaakt naar een ander/anderen.
Om zijn verhaal te ondersteunen, zou verdachte met [benadeelde] een bezoek hebben gebracht aan de belastingdienst. Dat [benadeelde] in aanwezigheid van een ander de belastingdienst heeft bezocht is bevestigd. Hoewel meer specifieke informatie over dit bezoek niet voorhanden is, acht de rechtbank de verklaring van [benadeelde] op dit punt ook aannemelijk.
Verder bevindt zich in het dossier een schuldverklaring ten bedrage van € 71.000,- gedateerd op 3 december 2011, met daaronder de namen van verdachte en [benadeelde] , alsmede twee handtekeningen. [benadeelde] heeft verklaard dat hij de schuldverklaring als schuldeiser heeft ondertekend en dat verdachte deze als schuldenaar van zijn handtekening heeft voorzien. Ook hiermee heeft verdachte bij hem het vertrouwen gewekt dat hij het geld zou terugbetalen.
De verklaring van verdachte dat hij nooit een schuldverklaring aan [benadeelde] heeft ondertekend en dat het niet zijn handtekening betreft, acht de rechtbank niet geloofwaardig. In het dossier bevinden zich twee handtekeningen van verdachte, welke door hem in het bijzijn van verbalisanten onder zijn verklaringen zijn geplaatst. Ook de ter terechtzitting aan het dossier toegevoegde kopie van het paspoort van verdachte bevat zijn handtekening. De rechtbank stelt vast dat deze handtekeningen sterke overeenkomsten vertonen met de handtekening onder de schuldverklaring.
Uit het sms-verkeer tussen [betrokkene] en [benadeelde] blijkt dat [betrokkene] [benadeelde] er op 2 december 2011 van heeft willen weerhouden de in onderpand gegeven auto te verkopen. [betrokkene] vraagt [benadeelde] dan in een bericht of hij niet tot maandag kan wachten en deelt tevens mee dat verdachte een afspraak heeft met de vrouw van [benadeelde] . Uit het sms-verkeer van de vrouw van [benadeelde] blijkt dat zij aan [betrokkene] heeft meegedeeld dat zij overwegen aangifte te doen wegens oplichting en dat [benadeelde] nu de auto gaat verkopen. [betrokkene] reageert dan als volgt: “Maar nee [benadeelde] zei maandag!! Er is nog kans dat die vader komt. Dit kan echt niet!!” De vrouw van [benadeelde] deelt [betrokkene] vervolgens mee dat zij wil dat verdachte bij haar langs komt om wat schriftelijk vast te leggen. [betrokkene] reageert hierop als volgt: “Ik zal [verdachte] zo bellen en vragen hoe laat hij kan komen.” Nu de schuldbekentenis dateert van 3 december 2011 ondersteunt naar het oordeel van de rechtbank ook de inhoud van deze sms-berichtende verklaring van [benadeelde] dat verdachte de schuldbekentenis heeft ondertekend en tevens dat dit rond 3 december 2011 heeft plaatsgevonden.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte na aanvankelijk op 15 oktober 2011 een bedrag van totaal € 9.000 te hebben geleend van [benadeelde] zich vervolgens heeft schuldig gemaakt aan oplichting van die [benadeelde] .