Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 22 februari 2012 voeren verbalisanten op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een controle uit op het vervoer van liquide middelen die de Europese Unie verlaten. Een voor hen onbekende mannelijke passagier geeft desgevraagd aan dat hij 20.000 euro bij zich heeft en dat hij hiervan geen aangifte heeft gedaan. Het blijkt te gaan om [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: verdachte).
De verbalisanten zien dat verdachte zenuwachtig is terwijl hij vertelt samen te reizen met zijn vrouw en dat de helft van het geld, 10.000 euro, van haar is. Verdachte toont het geld op verzoek van een verbalisant en haalt een stapel biljetten van 500 euro uit de binnenzak van een jack dat hij uit zijn handbagage haalt. Bij nader onderzoek voelt de verbalisant in diezelfde binnenzak een verdikking. Daar blijkt zich nog een stapel met biljetten van 500 euro te bevinden. In totaal betreft het geld dat uit de binnenzak van het jack komt een bedrag van 23.500 euro, bestaande uit 43 biljetten van 500 euro en 20 biljetten van 100 euro. Nadat verdachte eerst nogmaals verklaart met zijn vrouw te reizen, antwoordt hij dienaangaande op een vraag van verbalisanten, dat hij met zijn tante reist. Daarop besluiten verbalisanten de betreffende vrouw aan te spreken. Zij verklaart dat ze verdachte wel kent vanuit Marokko, maar dat zij niet zijn tante is en dat zij ook niet met hem samen reist. Daarmee geconfronteerd, bevestigt verdachte dat hij inderdaad niet met de vrouw reist en dat ze ook geen familie is.
Bij de fouillering wordt in de rechter achterbroekzak van verdachte nog eens een bedrag van 950 euro aangetroffen, bestaande uit 19 biljetten van 50 euro. Tenslotte wordt in zijn portemonnee een bedrag van 45 euro aangetroffen, bestaande uit een biljet van 20 euro, 2 biljetten van 10 euro en een biljet van 5 euro.Verdachte wist dat hij een aanzienlijk hoger bedrag, te weten 24.500 euro bij zich droeg dan de 20.000 euro die hij desgevraagd heeft opgegeven aan de douane. 1.000 euro bevond zich immers in zijn portemonnee en zijn achterzak. Het restant, 23.500 euro, bevond zich in de binnenzak van zijn jas. Desgevraagd verklaart hij bij de douane dat het slechts een bedrag van 20.000 euro betrof.