Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/871739-14 en 15/700077-13 (tul)
Uitspraakdatum: 22 januari 2015
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Hulsel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.J. de Groot, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 17 september 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen Euro 190,-, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Domino's Pizza (gevestigd aan de Nice Passage 10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, en/of met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9], heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 190,-, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan Domino's Pizza (gevestigd aan de Nice Passage 10), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met een pistool, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, het pand van Domino's Pizza is/zijn binnengelopen en/of
- dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, meermalen heeft/hebben doorgeladen en/of dat pistool, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 2] en/of op die [slachtoffer 3] en/of op die [slachtoffer 4] en/of op die [slachtoffer 5] en/of op die [slachtoffer 6] en/of op die [slachtoffer 7] en/of op die [slachtoffer 8] en/of op die [slachtoffer 9] heeft/hebben gericht en/of
- ( daarbij) meermalen heeft/hebben gezegd: "Ik wil geld" en/of "I need money", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 september 2014 te Rotterdam en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, een semi automatisch pistool "Colt MK IV", voorhanden heeft gehad.
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding partieel nietig is, nu de in de tenlastelegging genoemde [slachtoffer 9] nergens in de stukken van het dossier voorkomt. Deze onduidelijkheid en onbegrijpelijkheid in de tenlastelegging brengt met zich dat de dagvaarding op dat onderdeel niet voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. Voor dit gedeelte verklaart de rechtbank de dagvaarding nietig.
Overigens heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten met uitzondering van het medeplegen onder feit 1.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen onder feit 1.
3.3. Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend is bewezen, nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Derhalve wordt verdachte voor dit gedeelte vrijgesproken.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens Domino’s Pizza d.d. 18 september 2014 (dossierpagina’s 47-49);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2014 (dossierpagina’s 84-98);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] d.d. 18 september 2014 (dossierpagina’s 120-122);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] d.d. 19 september 2014 (dossierpagina 125).
3.5. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2014 (dossierpagina’s 113-114).
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 17 september 2014 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig geldbedrag, toebehorende aan Domino's Pizza (gevestigd aan de Nice Passage 10), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- met een pistool het pand van Domino's Pizza is binnengelopen en
- dat pistool heeft doorgeladen en dat pistool op die [slachtoffer 1] en op die [slachtoffer 2] en op die [slachtoffer 3] heeft gericht en
- daarbij meermalen heeft gezegd: "Ik wil geld" en/of "I need money", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2:
hij in de periode van 1 februari 2014 tot en met 17 september 2014 te Rotterdam en/of Haarlem, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, een semi automatisch pistool "Colt MK IV", voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van het voorarrest waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar onder de bijzondere voorwaarden zoals in het reclasseringsrapport genoemd.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste 36 maanden.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland d.d. 22 december 2014 en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op de Domino’s Pizza. Hij had geld nodig. Daarom is hij eerst zijn wapen Colt MK IV op gaan halen. Hij had dat wapen al een tijdje verborgen in de opbergbox van zijn vriendin. Verdachte stapte weer op de eerder geleende fiets. Onderweg zag hij dat de Domino’s Pizza nog open was. Hij is daar toen naar binnengegaan, heeft het wapen doorgeladen en op daar aanwezige personen gericht en heeft aangegeven dat hij geld wilde hebben. Het plegen van een gewapende overval behoort tot een categorie van strafbare feiten die een ernstige inbreuk maakt op de rechtsorde en die gevoelens van grote onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaakt, meer in het bijzonder bij het slachtoffer. Slachtoffers van dit soort strafbare feiten plegen nog gedurende langere tijd de psychisch nadelige gevolgen te ondervinden van een dergelijke traumatische gebeurtenis. Dat dit feit een grote impact op de slachtoffers heeft gehad, blijkt uit de aangifte en de verklaringen van de personen die aangifte hebben gedaan en/of tegenover de politie een verklaring hebben afgelegd. De rechtbank rekent verdachte dit zeer zwaar aan. Daarbij komt dat het ongecontroleerde bezit van wapens gevoelens van onrust in de samenleving veroorzaakt.
Ten nadele neemt de rechtbank in haar oordeel mee dat verdachte het feit in zijn proeftijd heeft gepleegd en flinke recidive heeft, ook voor dezelfde soort feiten. De rechtbank benadrukt zeer bezorgd te zijn over het feit dat verdachte zich zo door zijn geldzorgen heeft laten leiden dat hij tot dit soort impulsief, gevaarzettend en schokkend gedrag is gekomen.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte volledige openheid van zaken heeft gegeven en de verantwoordelijkheid voor zijn handelen neemt. Tevens komt verdachte oprecht over wanneer hij spijt betuigt en heeft hij authentiek verklaard over het weggooien van de buit en de overige spullen waarmee hij de overval heeft gepleegd.
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte gebaat is bij hulp. Verdachte wil graag hulp en staat hier voor open. Welke hulp aangewezen is, kan het beste worden geïndiceerd bij het VI-traject. Getuige [getuige] heeft ter terechtzitting verklaard dat een uitstroom via Exodus in het kader van de VI in de rede ligt. Derhalve acht de rechtbank het passender om een onvoorwaardelijke straf op te leggen, zodat bij (de voorbereiding van) het VI-traject kan worden bekeken wat nodig is aan hulp.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij Domino’s Pizza heeft een vordering tot schadevergoeding van € 518,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit €78,- voor de kassalade, €90,- voor het weggenomen geld, €100 personeelstraining en €250,- voor de uren die het personeel kwijt is geweest aan het onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 178,- (kassalade en personeelstraining) voortvloeit uit het onder feit 1 bewezen verklaarde feit en in redelijkheid gemaakte kosten zijn. De kassalade maakte immers voorwerp uit van technisch onderzoek en er moest onmiddellijk worden voorzien in een andere kassalade. De extra kosten personeelstraining na het soort overval als thans bewezen verklaard, lijken alleszins redelijk. De vordering zal derhalve in zoverre worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Het weggenomen geld is door de politie teruggevonden en is in hun bezit. Dit geldbedrag dient door de politie te worden teruggegeven aan de benadeelde partij en niet door verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat de overige gestelde schadepost (uren onderzoek van personeel) het rechtstreeks gevolg is van het hiervoor in de rubriek bewezen verklaring bewezen verklaarde feit. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan dat deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: gewapende overval] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 25 april 2013 in de zaak met parketnummer 15/700077-13 heeft de meervoudige kamer te Haarlem verdachte ter zake van diefstal in vereniging (meermalen gepleegd) en diefstal door middel van verbreking veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op drie jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 12 juni 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 14 mei 2013 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd. De raadsvrouw verzoekt de proeftijd te verlengen met één jaar en de voorwaarden te wijzigen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de proeftijd dient te worden verlengd met één jaar, aangezien het de rechtbank niet opportuun voorkomt om thans de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 3 maanden te gelasten. De rechtbank zal bepalen dat de daarbij gestelde bijzondere voorwaarden gewijzigd worden, in die zin dat verdachte zich houdt aan de voorwaarden en aanwijzingen door of namens de reclassering te geven, ook indien zulks inhoudt het volgen van een dagbehandeling en het medewerking verlenen aan alcohol- en drugscontroles zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 57, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig zoals hiervoor onder 2. weergegeven.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij Domino’s Pizza geleden schade tot een bedrag van € 178, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer Domino’s Pizza de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 178, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verlengt de bij vonnis van de meervoudige kamer in de zaak met parketnummer 15/700077-13 opgelegde proeftijd, verbonden aan de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met één jaar. Wijzigt de in voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarden in die zin dat verdachte zich houdt aan de voorwaarden en aanwijzingen door of namens de reclassering te geven, ook indien zulks inhoudt het volgen van een dagbehandeling en het medewerking verlenen aan alcohol- en drugscontroles zover en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. B.E.P. Myjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2015.
Mr. B.E.P. Myjer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.