ECLI:NL:RBNHO:2015:675

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
3 februari 2015
Zaaknummer
15/810366-14 en 15/710411-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens ontuchtige handelingen en feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2015 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen en feitelijke aanrandingen van de eerbaarheid. De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan het betasten van vrouwen en het tonen van zijn ontblote geslachtsdeel in het openbaar, wat heeft geleid tot een gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn daden bekend, maar is weinig leerbaar gebleken, ondanks zijn verklaringen van spijt en begrip voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de feiten gekwalificeerd als feitelijke aanranding van de eerbaarheid en schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 86 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting bij de reclassering. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte onder feit 6 was ten laste gelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/810366-14 en 15/710411-14 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 22 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.C. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.P Holthuis, advocaat te
's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (onder parketnummer 15/810366-14), ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 13 februari 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zich aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] waardoor zijn sperma in haar haar en/of op haar jas is beland en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het achtervolgen van die [slachtoffer 1] en/of het onverhoeds over haar klaarkomen;
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 27 mei 2014 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), (telkens) heel dicht bij die [slachtoffer 2] is gaan staan en/of aan haar heeft gevraagd of hij haar aan mocht raken en/of zijn broek zo heeft gedragen dat zijn ontblote stijve penis (deels) zichtbaar was en/of zich heeft afgetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 mei 2014 te 's-Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte aan het Statenplein, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Feit 3:
hij op of omstreeks 27 mei 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van haar borst en/of het tonen van zijn ontblote penis en/of het zich aftrekken terwijl hij zich vlak voor die [slachtoffer 3] bevond en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds verrichten van voornoemde handelingen;
en/of zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Statenlaan en/of de Van Aersenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Feit 4:
hij op of omstreeks 23 juli 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, vastpakken en/of betasten van een/de borst(en) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, althans eenmaal, onverhoeds bij de schouders en/of het lichaam vastpakken van die [slachtoffer 4] en/of (vervolgens) het trachten die [slachtoffer 4] de bosjes in te trekken en/of het vastpakken en/of betasten van een/de borst(en) van die [slachtoffer 4];
Feit 5:
hij op of omstreeks 22 juli 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, althans eenmaal, vastpakken en/of betasten van de bil(len) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het achter die [slachtoffer 5] aanlopen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 5] en/of het (vervolgens) onverhoeds vastpakken en/of betasten van de bil(len) van die [slachtoffer 5];
Feit 6:
hij op of omstreeks 08 juli 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het knijpen in de vagina en/of betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 6] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het achter die [slachtoffer 6] aanlopen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 6] en/of het onverhoeds duwen van zijn hand tussen de benen van die [slachtoffer 6] en/of het onverhoeds knijpen en/of betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 6];
Feit 7:
hij op of omstreeks 14 juli 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 7] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten van de borst(en) en/of het betasten van de vagina, althans de schaamstreek, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het achter die [slachtoffer 7] aanfietsen en/of het achtervolgen van die [slachtoffer 7] en/of het onverhoeds knijpen in de borst(en) van die [slachtoffer 7] en/of het onverhoeds knijpen en/of betasten van de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer 7];
Feit 8:
hij op of omstreeks 08 juli 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het knijpen in/vastgrijpen van de bil(len) van die [slachtoffer 8] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het achter die [slachtoffer 8] aan lopen en/of achtervolgen van die [slachtoffer 8] en/of het onverhoeds grijpen van en/of knijpen in de bil(len) van die [slachtoffer 8] en/of het (met afgezakte broek en/of ontblote penis) voor die [slachtoffer 8] gaan staan en/of zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Laan van Clingendael, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.
Parketnummer 15/710411-14
hij op of omstreeks 04 maart 2014 te 's-Gravenhage op of aan de Ieplaan, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het met kracht vastpakken (met één of twee handen) van de billen van die [slachtoffer 9] en/of het met kracht knijpen in die billen en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds, van achteren, naderen van die [slachtoffer 9] en/of het onverhoeds vastpakken van en/of knijpen in die billen.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van feit 2 primair onder parketnummer 15/810366-14.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak van feit 2 en feit 5 tot en met 8 onder parketnummer 15/810366-14.
3.3. Vrijspraak ten aanzien van feit 2 primair en feit 5 tot en met 8 van parketnummer 15/810366-14
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair, en feit 5 tot en met 8 van parketnummer 15/810366-14 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorhanden bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2, primair, geen begin van uitvoering van een aanranding zoals bedoeld in artikel 246 Sr kan worden afgeleid.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de feiten 5 tot en met 8 als volgt. Hoewel er zeker aanwijzingen zijn die in de richting van verdachte wijzen, is de rechtbank niet op grond van wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging kunnen komen dat het telkens verdachte is geweest die als dader van bovengenoemde feiten moet worden aangemerkt. Verdachte wordt door aangever [slachtoffer 6] bij gelegenheid van een spiegelconfrontatie pertinent niet herkend als de persoon die haar heeft aangerand en de resultaten van het forensisch onderzoek door het NFI op de bemonsterde biologische sporen geven geen uitsluitsel over de mate van waarschijnlijkheid dat het verdachte is geweest die deze sporen bij de beweerde aanrandingen heeft achtergelaten. Ook de rugzak en de fiets, die onder verdachte zijn inbeslaggenomen, voor zover deze al specifiek genoeg zijn om bij te kunnen dragen aan het bewijs, worden door aangeefsters niet herkend als de fiets en de rugzak die de aanrander bij zich had.
Derhalve wordt verdachte vrijgesproken van feit 2 primair en feit 5 tot en met 8 van parketnummer 15/810366-14.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1, 3, 4 onder parketnummer 15/810366-14 en het feit onder parketnummer 15/710411-14
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4 onder parketnummer 15/810366 en de onder parketnummer 15/710411-14 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1 onder parketnummer 15/810366-14
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 8 maart 2014 (dossierpagina‘s 22-25);
Feit 3 onder parketnummer 15/810366-14
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 28 mei 2014 (dossierpagina’s 83-85);
Feit 4 onder parketnummer 15/810366-14
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 4] d.d. 23 juli 2014 (dossierpagina’s 30-33);
Parketnummer 15/710411-14
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] d.d. 5 maart 2014.
3.5. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair onder parketnummer 15/810366-14 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 27 mei 2014 was verdachte bij de bushalte aan het Statenplein in ’s-Gravenhage. Daar heeft hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek gehaald en aan [slachtoffer 2] getoond. [2]
3.6. Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het bewijsminimum voor feit 2 onder parketnummer 15/810366-14 niet is gehaald, nu verdachte zijn geslachtsdeel niet heeft getoond. Derhalve dient hij hiervan te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt hiertoe als volgt. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft verklaard zijn geslachtsdeel niet te hebben getoond aan [slachtoffer 2], heeft hij in zijn verklaring van 16 juni 2014 op pagina 63 van het dossier gezegd dat hij zich schaamt dat hij twee keer op de avond van 27 mei 2014 oneerbaar heeft gehandeld. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich wel degelijk met ontbloot geslachtsdeel bij de bushalte aan het Statenplein heeft bevonden zoals van [slachtoffer 2] in haar aangifte heeft verklaard. Derhalve kan het subsidiair ten laste gelegde onder feit 2 van parketnummer 15/810366-14 naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden verklaard.
3.7. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 tot en met 4 van parketnummer 15/810366-14 en onder parketnummer 15/710411-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 13 februari 2014 te 's-Gravenhage, door feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zich aftrekken in de nabijheid van die [slachtoffer 1] waardoor zijn sperma in haar haar en op haar jas is beland en bestaande die feitelijkheden uit het achtervolgen van die [slachtoffer 1] en het onverhoeds over haar klaarkomen;
Feit 2:
Subsidiair
hij op 27 mei 2014 te 's-Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de bushalte aan het Statenplein, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Feit 3:
hij op 27 mei 2014 te 's-Gravenhage, door feitelijkheden [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van haar borst en het zich aftrekken terwijl hij zich vlak voor die [slachtoffer 3] bevond en die feitelijkheden bestaande uit het onverhoeds verrichten van voornoemde handelingen
en
hij op 27 mei 2014 te ’s Gravenhage zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de Statenlaan en/of de Van Aersenstraat, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
Feit 4:
hij op 23 juli 2014 te 's-Gravenhage, door feitelijkheden [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het vastpakken van een borst en bestaande die feitelijkheid uit het onverhoeds vastpakken van een borst van die [slachtoffer 4];
Parketnummer 15/710411-14
hij op 4 maart 2014 te 's-Gravenhage op of aan de Ieplaan, door feitelijkheden [slachtoffer 9] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het met kracht vastpakken van de billen van die [slachtoffer 9] en het met kracht knijpen in die billen en bestaande die feitelijkheden uit het onverhoeds, van achteren, naderen van die [slachtoffer 9] en het onverhoeds vastpakken van en knijpen in die billen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 onder parketnummer 15/810366-14: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Feit 2 onder parketnummer 15/810366-14: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
Feit 3 onder parketnummer 15/810366-14: feitelijke aanranding van de eerbaarheid én schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
Feit 4 onder parketnummer 15/810366-14: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
Parketnummer 15/710411-14: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte volgens het volwassenstrafrecht zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 271 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en een behandelverplichting. Daarbij vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden. Tevens vordert de officier van justitie een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om de toepassing van het jeugdstrafrecht en pleit voor een combinatie van een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering en met een proeftijd niet langer dan 3 jaar en met oplegging van een taakstraf van een lager aantal uren dan door de officier van justitie gevorderd.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit de rapporten van de psycholoog [psycholoog] d.d. 22 september 2014 en van de Reclassering Nederland d.d. 13 oktober 2014 en de aanvulling hierop van 5 januari 2015 en hetgeen op 8 januari 2015 uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen onverhoeds betasten van borsten en billen van vrouwen, het tonen van zijn, al dan niet stijve, ontblote penis alsmede het onverhoeds klaarkomen over een vrouw. Hij heeft deze feiten gepleegd, terwijl deze vrouwen op de bus stonden te wachten of over straat of in de duinen liepen. Door zo te handelen heeft verdachte een groot gevoel van onveiligheid bij de slachtoffers gecreëerd. Hun dagelijkse routine in de publieke ruimte is verstoord doordat verdachte zijn lustgevoelens niet in toom wist te houden en de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens heeft laten prevaleren boven de belangen van de slachtoffers. Verdachte is hierin weinig leerbaar gebleken. Hij is hier mee doorgegaan zelfs nadat hij al een keer was aangehouden en ook nog toen hij al in een schorsing van de bewaring liep, waaraan (bijzondere) voorwaarden waren verbonden.
Verdachte heeft steeds aangegeven spijt van zijn handelen te hebben, toonde begrip voor zijn slachtoffers en gaf aan er mee te zullen stoppen, maar hij verviel toch weer in soortgelijk handelen. Als feit van algemene bekendheid geldt dat slachtoffers van dit soort delicten vaak nog lang nadelige psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
De psycholoog is in het voornoemde rapport tot de conclusie gekomen dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, omdat verdachte ten tijde van de bewezen verklaarde feiten leed aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Daardoor is verdachte meer vatbaar voor het ontwikkelen van dwangmatige gedachten of gedragingen en kan dan impulsief gedrag vertonen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank ziet aanleiding om, met toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht toe te passen, hoewel verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten de leeftijd van 18 jaar reeds had bereikt. De psycholoog heeft weliswaar in haar advies geconcludeerd dat het volwassenstrafrecht zou moeten worden toegepast, maar ze heeft tevens gesteld dat er geen contra-indicaties zijn om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft ook geadviseerd om het volwassenstrafrecht toe te passen. Dit echter enkel omdat de geadviseerde behandelverplichting anders niet voor vergoeding in aanmerking zou komen. Wanneer de reclassering het wegingsmodel op deze casus loslaat, komt rapporteur echter uit op toepasselijkheid van het jeugdstrafrecht. Gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de persoonlijkheid en het ontwikkelingsniveau van verdachte, zoals uit de rapportages is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat het jeugdstrafrecht van toepassing is in deze zaak. Voornoemde aanname voor wat betreft de vergoeding van een behandeling - indien al juist - kan geen reden zijn om hiervan af te wijken.
De rechtbank acht derhalve, gelet op het bovenstaande, op grond van de persoonlijkheid van de verdachte toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen.
Nu de rechtbank minder feiten bewezen heeft verklaard dan de officier van justitie, komt zij ook tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en verplichte begeleiding door Reclassering Nederland en een behandelverplichting noodzakelijk.
Verdachte erkent zelf ook hulp nodig te hebben en geeft blijk van zijn wil tot verandering.
De rechtbank acht het daarom van belang dat de ingezette behandeling bij de Waag, waarbij ook het gezinssysteem wordt betrokken, wordt voortgezet, te meer nu verdachte een goede behandelrelatie lijkt te ontwikkelen met zijn behandelaar aldaar.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat tevens een taakstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 540,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële en materiële schade die zij als gevolg van het onder feit 6 van parketnummer 15/810366-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 6 van parketnummer 15/810366-14 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 239, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair en feit 5 tot en met 8 van parketnummer 15/810366-14 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 van parketnummer 15/810366-14 en onder parketnummer 15/710411-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.7. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1, feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 4 van parketnummer 15/810366-14 en onder parketnummer 15/710411-14 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat van deze detentie een gedeelte, groot 86 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland op de Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal laten behandelen bij de forensisch psychiatrische polikliniek de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77 aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 100 (honderd) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.Th. Goossens, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 januari 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] d.d. 28 mei 2014, dossierpagina 71 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 juni 2014, dossierpagina 63.