ECLI:NL:RBNHO:2015:6540

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juli 2015
Publicatiedatum
29 juli 2015
Zaaknummer
C/15/228019/ FA RK 15-3608
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarigen afgewezen

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige kinderen van Alkmaar naar Hengelo. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. C. de Bie-Koopman, stelde dat zij en haar partner, die in Hengelo woont, plannen hadden om een geregistreerd partnerschap aan te gaan en samen een kind te krijgen. De vrouw voerde aan dat haar huidige woning te klein en te duur was en dat zij weinig kans had op een sociale woning in Alkmaar. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M. Koopman, verzet zich tegen de verhuizing en vraagt de rechtbank om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.

De rechtbank overweegt dat de vrouw toestemming van de man nodig heeft voor de verhuizing, aangezien zij gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. De rechtbank stelt vast dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat er een noodzaak is voor de verhuizing naar Hengelo. De argumenten van de vrouw, zoals de hoge huurprijs en de relatie met haar partner, zijn niet voldoende om de belangen van de minderjarigen en de man te negeren. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af en bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 2] bij de man zal zijn, met ingang van 1 september 2015. De zorgregeling wordt aangepast, zodat de kinderen een weekend in de veertien dagen bij de vrouw verblijven, en de vakanties en feestdagen worden gelijk verdeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
RvD
zaak-/rekestnr.: C/15/228019 / FA RK 15-3608
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 29 juli 2015
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. C. de Bie-Koopman, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[naam man],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.M. Koopman, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 17 juni 2015;
 het verweerschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 20 juli 2015.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 juli 2015 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. C. de Bie-Koopman, de man, bijgestaan door mr. A.M. Koopman en mevrouw [naam 1], namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben een relatie gehad. Hun samenlevingscontract is op 6 maart 2012 ontbonden.
2.2
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [FAMILIENAAM]:
 [ [kind 1], geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente Alkmaar en;
 [ [kind 2], geboren op [geboortedatum 2] in de gemeente Alkmaar.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarigen. [kind 1] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de man en [kind 2] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.3
Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012 de afspraken over de minderjarigen vastgelegd. Tussen partijen gold een co-ouderschapregeling. In artikel 23.5 van deze vaststellingsovereenkomst is het volgende opgenomen:
“(..) De ouders komen overeen dat zij woonachtig blijven in de nabijheid van school en in elk geval niet meer dan 10 kilometer van elkaar tot het moment waarop de kinderen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.”
2.4
Bij vaststellingsovereenkomst van 1 juli 2014 hebben partijen nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de zorg en de kosten van de minderjarigen. Volgens de huidige zorgregeling verblijven de minderjarigen eenmaal in de veertien dagen vanaf donderdag uit school 12.15 uur tot zondag 17.30 uur bij de man. Daarnaast verblijven de minderjarigen de helft van de vakanties en feestdagen bij de man (artikel 24 vaststellingsovereenkomst 8 juni 2012), alsmede maximaal zeven dagen per half kalenderjaar extra (pagina 3 vaststellingsovereenkomst 1 juli 2014). In laatstgenoemde vaststellingsovereenkomst is afgesproken dat partijen deze regeling uiterlijk op 1 augustus 2015 evalueren.
2.5
De vrouw heeft sinds medio 2012 een relatie met [naam 2], die in Hengelo woont.

3.Verzoek

3.1
De vrouw verzoekt de rechtbank om haar op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarige kinderen van partijen te verhuizen van Alkmaar naar Hengelo (Overijssel) en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
Ter onderbouwing van haar verzoek voert de vrouw aan dat zij en [naam 2] vergevorderde plannen hebben om een geregistreerd partnerschap aan te gaan en samen nog een kind te krijgen. De reden voor verhuizing is volgens de vrouw gelegen in het feit dat zij met de minderjarigen een te krappe huurwoning met een te hoge huurprijs bewoont. Zij heeft weinig kans op de sociale woningmarkt, aangezien zij nog maar relatief kort ingeschreven staat. De wachtlijst in Alkmaar kan oplopen tot 7 jaar. Het salaris van de vrouw biedt bovendien onvoldoende zekerheid ter voldoening van de huidige maandlasten. De vrouw zit “klem”. [naam 2] heeft daarentegen een ruime, geschikte, koopwoning in Hengelo. Het is geen optie dat [naam 2] richting Alkmaar verhuist, omdat hij voornemens is om een eigen timmerbedrijf te starten. Voor zijn klandizie is hij afhankelijk van de contacten die hij reeds in Hengelo heeft opgebouwd. [naam 2] ontvangt thans een UWV-uitkering van € 653,00 netto per maand, zodat geen bank met hem in zee zal gaan. De hypotheek van zijn huidige woning is laag en goed op te brengen.
De woning van [naam 2] is gelegen in een kinderrijke omgeving en de minderjarigen brengen daar nu al veel tijd door. De vrouw heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar diverse scholen. Aangezien [kind 1] hoogbegaafd is en ADHD heeft, vindt zij de Don Bosco school het meest geschikt. De minderjarigen kunnen ook hun sporten in Hengelo blijven beoefenen.
Het contact tussen de minderjarigen en de man zal na de verhuizing weliswaar anders worden, maar niet minder. Omdat de donderdagen komen te vervallen, wil de vrouw de man de mogelijk geven om een weekend per maand extra omgang te hebben. Daarnaast is de vrouw bereid om de minderjarigen gedurende de vakanties meer bij de man te laten zijn dan nu het geval is.
Voor de vrouw staat vast dat zij, ongeacht de uitkomst van de procedure, zal verhuizen naar Hengelo. De minderjarigen zullen in dat geval bij de man moeten gaan wonen. Gebleken is echter dat de man niet in staat is om de helft van de tijd voor de minderjarigen te zorgen. De belangen van de minderjarigen zijn daarom het meest gediend met verhuizing naar Hengelo, aldus de vrouw.
3.3
In aanvulling hierop heeft de vrouw ter zitting nog aangegeven dat zij, wanneer zij met de minderjarigen naar Hengelo mag verhuizen, in de drie weekenden dat de minderjarigen bij de man zijn, kan werken bij haar huidige werkgever in Alkmaar in een flexpoule op basis van een nul uren contract. Daarmee kan zij haar huidige salaris minimaal handhaven.

4.Verweer met zelfstandige verzoeken

4.1
De man vraagt het verzoek van de vrouw af te wijzen, met een veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
Bij wege van zelfstandige verzoeken vraagt de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
 te bepalen dat de hoofdverblijfsplaats van de minderjarigen vanaf 1 september 2015 bij hem zal zijn;
 te bepalen dat, na wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, de volgende omgangsregeling zal gelden vanaf 1 september 2015:
Eén weekend in de veertien dagen vanaf vrijdagmiddag uit school tot en met zondag 19.00 uur, in die zin dat de minderjarigen op zondag 19.00 uur weer bij de man in Alkmaar arriveren. De vakantieregeling conform artikel 24 van de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012.
 de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure, thans begroot op € 1.250,00 te vermeerderen met de btw.
4.2
De man verzet zich tegen een verhuizing van de minderjarigen naar Hengelo, omdat dit een enorme impact op het leven van de minderjarigen en de man zal hebben. Partijen hebben in 2012 afgesproken dat zij woonachtig blijven in de nabijheid van school en in elk geval niet meer dan 10 kilometer van elkaar. Na verloop van twee jaar is de huidige zorgregeling op verzoek van de vrouw afgesproken voor de duur van een jaar. De bedoeling van de man is steeds geweest om na 1 augustus 2015 weer terug te gaan naar de co-ouderschapregeling. Hij heeft een koopwoning in Alkmaar in een kindvriendelijke, voor de minderjarigen vertrouwde, buurt. De man werkt veel vanuit huis en hij kan zijn tijd flexibel indelen. De man meent dat de vrouw best in aanmerking zou kunnen komen voor een ruimere woning in Alkmaar en dat de wachttijd maximaal vier jaar is. Het is een persoonlijke keuze van de vrouw om bij haar partner in te trekken. De vrouw ontvangt naast haar salaris nog kindgebonden budget en andere toeslagen. Daarnaast heeft zij inkomen uit het maken van schilderijen, foto’s en geboortekaartjes in opdracht.
De vrouw heeft de man niet betrokken bij haar onderzoek naar scholen. De man betwist dat er in Alkmaar onvoldoende hulpverlening zou zijn voor [kind 1]. Het is van groot belang dat [kind 1] op zijn huidige school blijft, omdat door deze school al veel tijd en energie is gestoken in het vinden van de juiste hulpverlening. De ouders hebben op school al vele gesprekken gehad met onderwijsdeskundigen en pedagogische medewerkers. Op dit moment loop [kind 1] ook nog bij de psychiatrische jeugdzorg.
Anders dan de vrouw betoogt, is het contact tussen de man en de minderjarigen niet gewaarborgd bij hun verhuizing. Het aantal uren dat de minderjarigen bij de man zijn worden minder en bovendien is de man niet bereid om de extra kosten van het halen en brengen te dragen.
De stelling van de vrouw, dat zij gaat verhuizen ongeacht of de rechtbank toestemming verleent om de minderjarigen mee te nemen, komt als egoïstisch op de man over. De man vraagt zich af of dit een verstandige beslissing van de vrouw is, maar hij kan haar niet tegenhouden. Hij acht het in het belang van de minderjarigen dat zij in dat geval bij hem komen wonen. Dat hij niet in staat is om fulltime de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen, wordt door de man uitdrukkelijk betwist.
4.3
Ter zitting heeft de man benadrukt dat bij een verhuizing naar Hengelo de reisafstand van 188 kilometer enkele reis, in combinatie met de schooltijden van de nog jonge minderjarigen en de intensieve zorgcontacten met de man, te belastend voor de minderjarigen zal zijn. Ondanks het aanbod van de vrouw om de minderjarigen drie weekenden per maand bij de man te laten verblijven, zal de verhuizing van de minderjarigen naar Hengelo ten koste gaan van het contact tussen de minderjarigen en de man.

5.Beoordeling

5.1
Omdat partijen gezamenlijk zijn belast met het gezag over de minderjarigen, heeft de vrouw toestemming van de man nodig om naar Hengelo te verhuizen. Nu de man weigert in te stemmen, heeft zij de rechtbank verzocht om vervangende toestemming.
5.2
Voorop staat dat in artikel 253a, Boek 1 BW is opgenomen dat de rechter een zodanige beslissing neemt als deze in het belang van het kind wenselijk voor komt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer ook het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
5.3
Vast staat dat de vrouw belang heeft bij verhuizing naar Hengelo, omdat zij daar met [naam 2] een nieuw leven wenst op te bouwen. Deze enkele subjectieve reden vormt echter onvoldoende grond voor toewijzing van het verzoek. De rechtbank zal bij deze beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. De criteria die een rol spelen bij de beoordeling zijn in de jurisprudentie nader uitgewerkt. De rechtbank zal deze criteria bij de beoordeling hanteren.
5.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken. Partijen hebben vanaf 1999 tot eind 2011 een relatie gehad. De beëindiging van hun samenleving hebben zij geregeld met behulp van een mediator. In de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012 hebben partijen uitdrukkelijk afgesproken dat zij woonachtig blijven in de nabijheid van school en in elk geval niet meer dan 10 kilometer van elkaar tot het moment dat de minderjarigen de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt. Conform deze afspraak zijn beide partijen na het feitelijk uiteengaan in Alkmaar blijven wonen en werken. De minderjarigen gaan in Alkmaar naar school. Gedurende ruim twee jaar hebben partijen een co-ouderschapregeling uitgevoerd. In 2014 zijn partijen opnieuw bij de mediator geweest. De afspraken omtrent de zorgregeling zijn toen gewijzigd, in die zin dat het voornaamste deel van de zorg voor de minderjarigen bij de vrouw kwam te liggen. Deze regeling zou uiterlijk op 1 augustus 2015 geëvalueerd worden. Medio 2012 is de vrouw via haar werk in contact gekomen met [naam 2]. De vrouw en [naam 2] hebben thans circa drie jaar een relatie.
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw allereerst onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een noodzaak is om naar Hengelo te verhuizen. Zij stelt zich, naar de rechtbank begrijpt, op het standpunt dat de noodzaak tot verhuizing is gelegen in het feit dat zij een te kleine en te dure woning bewoont. Nog los van de vraag of deze woning daadwerkelijk te klein en te duur is, heeft de vrouw op geen enkele wijze aangetoond dat zij heeft gepoogd om een andere woning toegewezen te krijgen. Ook heeft zij geen stukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat zij de komende jaren niet in aanmerking komt voor een ruimere en/of goedkopere woning in Alkmaar (of in de omgeving van Alkmaar).
Dat [naam 2] wat betreft huisvesting en werk gebonden is aan Hengelo en dat zij daarom genoodzaakt zou zijn om naar Hengelo te verhuizen, heeft de vrouw evenmin onderbouwd. De rechtbank heeft geen inzicht in het arbeidsperspectief en de inkomens- en vermogenspositie van [naam 2], zodat niet aangenomen kan worden dat hij voor zijn te starten timmerbedrijf afhankelijk is van zijn contacten in Hengelo en dat hij thans geen huur- of koopwoning in (de buurt van) Alkmaar kan krijgen. De vrouw heeft derhalve niet aangetoond waarom de belangen van [naam 2] zouden moeten prevaleren boven de belangen van de minderjarigen en de man.
5.6
Met betrekking tot de voorbereiding van de verhuizing ziet het ernaar uit dat de vrouw een school voor de minderjarigen heeft uitgezocht. Zij heeft echter nagelaten om stukken te overleggen waaruit blijkt dat de minderjarigen daadwerkelijk op deze school terecht kunnen en te concretiseren op welke wijze deze school tegemoet kan komen aan de extra aandacht die [kind 1] nodig heeft, terwijl het waarborgen van deze hulpverlening van groot belang is voor [kind 1]. Zijdens de man is daarentegen onweersproken aangevoerd dat de huidige hulpverlening met veel tijd en moeite tot stand is gekomen.
Voorts heeft de vrouw niets gezegd over haar mogelijkheden tot het vinden van een baan in Hengelo. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat zij in Alkmaar in een flexpoule kan gaan werken, waarmee zij minimaal haar huidige salaris kan behouden. Nog los van het feit dat de vrouw deze stelling niet heeft onderbouwd, betekent dit dat de vrouw, in ieder geval voorlopig nog, afhankelijk is van inkomen dat zij in Alkmaar genereert. [naam 2] ontvangt een UWV-uitkering van ruim € 600,00 per maand, waarvan niet met een gezin geleefd kan worden. Daar komt bij dat wanneer de vrouw gaat samenwonen haar kindgebonden budget aanzienlijk zal verminderen en haar toeslagen komen te vervallen. Door met [naam 2] te willen samenwonen in Hengelo brengt de vrouw zichzelf en de minderjarigen in een kwetsbare en onzekere positie. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat de vrouw de verhuizing onvoldoende heeft doordacht en voorbereid.
5.7
De vrouw heeft de man aangeboden om een weekend per maand extra omgang te hebben wanneer zij naar Hengelo verhuizen. Dit betekent dat de minderjarigen drie van de vier weekenden per maand bij de man zullen zijn. Met de man is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke regeling, gelet op de reisafstand van 188 kilometer enkele reis, de schooltijden en de leeftijd van de minderjarigen, te belastend is voor de minderjarigen. Daar komt bij dat de minderjarigen bij de door de vrouw voorgestelde regeling nauwelijks mogelijkheden hebben om hun sociale- en sportactiviteiten, die doorgaans in het weekend plaatsvinden, in Hengelo te ontplooien. Het aanbod van de vrouw om de minderjarigen in plaats van een extra weekend tijdens de vakanties langer bij de man te laten verblijven, kan de man niet accepteren, omdat hij daar niet voldoende vakantiedagen voor heeft. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de man de co-ouderschapregeling die partijen ruim twee jaar hebben uitgevoerd, wenst te hervatten, hetgeen in overeenstemming is met het wettelijk uitgangspunt dat de zorg zoveel als mogelijk gelijkwaardig tussen de ouders wordt verdeeld. Ter zitting heeft de man herhaald dat hij met het oog daarop in januari jl. van baan is gewisseld. Een gelijkwaardige zorgregeling past ook bij de afspraak die partijen in 2012 hebben gemaakt over het verhuizen. De vrouw heeft niet aannemelijk gemaakt dat de man niet in staat zou zijn de oorspronkelijke co-ouderschapregeling te hervatten. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het contact tussen de minderjarigen en de man bij een verhuizing naar Hengelo onvoldoende gewaarborgd is.
5.8
Al het voorgaande in aanmerking nemende en de belangen van de vrouw, de man en de minderjarigen tegen elkaar afwegend, is de rechtbank van oordeel verzoek van de vrouw tot het verlenen van toestemming om met de minderjarigen naar Hengelo te verhuizen dient te worden afgewezen.
5.9
Nu de vrouw te kennen heeft gegeven dat zij naar Hengelo zal verhuizen, ook in het geval haar geen toestemming wordt verleend om de minderjarigen mee te nemen, zal de rechtbank bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [kind 2] met ingang van 1 september 2015 bij de man zal zijn. Op grond van de afspraak van partijen in de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012 heeft [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats reeds bij de man. Niet gebleken dat de man niet in staat zou zijn om het overgrote deel van de zorg voor de minderjarigen voor zijn rekening te nemen.
In het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal de rechtbank, conform het verzoek van de man, bepalen dat de minderjarigen een weekend in de veertien dagen vanaf vrijdagmiddag uit school tot en met zondag 19.00 uur bij de vrouw verblijven, in die zin dat de minderjarigen op zondag 19.00 uur weer bij de man in Alkmaar arriveren. De vakanties en de feestdagen dienen bij helfte tussen partijen te worden gedeeld op de wijze zoals vastgelegd in artikel 24 van de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012.
5.1
Gelet op de aard van de procedure zal het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure worden afgewezen. Dit betekent dat de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder der partijen zijn/haar eigen kosten draagt.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
bepaalt, met wijziging van de vaststellingsovereenkomst van partijen van 8 juni 2012 in zoverre, dat de hoofdverblijfplaats van [kind 2] met ingang van 1 september 2015 bij de man zal zijn;
6.2
bepaalt, met wijziging van de vaststellingsovereenkomsten van partijen van 8 juni 2012 en 1 juli 2014 in zoverre, dat de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van 1 september 2015 een weekend in de veertien dagen vanaf vrijdagmiddag uit school tot en met zondag 19.00 uur bij de vrouw verblijven, in die zin dat de minderjarigen op zondag 19.00 uur weer bij de man in Alkmaar arriveren. Als regeling voor de vakanties en feestdagen heeft te gelden de regeling zoals deze is opgenomen in artikel 24 van de vaststellingsovereenkomst van 8 juni 2012;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.