ECLI:NL:RBNHO:2015:654

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
15/810388-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van pinpas en geldbedragen door meerdere verdachten met emotionele schade voor slachtoffer

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders betrokken was bij de diefstal van een pinpas van een 85-jarige man in de Albert Heijn te Nieuw-Vennep. De verdachte en haar mededaders hebben niet alleen de pinpas gestolen, maar ook met deze pinpas drie geldbedragen van in totaal € 2.000,00 opgenomen bij verschillende geldautomaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, waarbij de emotionele schade voor het slachtoffer zwaar heeft meegewogen in de beoordeling. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de diefstal niet alleen materiële schade heeft veroorzaakt, maar ook emotionele schade, aangezien het slachtoffer zijn verjaardag niet meer kon vieren door de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij de eerdere veroordelingen van de verdachte voor diefstal zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de verdachte ten behoeve van het slachtoffer, die een vordering tot schadevergoeding had ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering tot schadevergoeding van € 150,00 toewijsbaar is, omdat deze rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810388-14 (P)
Uitspraakdatum: 2 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
19 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Italië),
volgens eigen opgave wonende te [adres] (Frankrijk),
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwolle, te Zwolle.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.C. Vos en van wat verdachte en haar raadsman, mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op of omstreeks 31 oktober 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin o.a. een pinpas van de ABN-AMRO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
feit 2 primair
zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 31 oktober 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer betaal- en/of pinautoma(a)t(en) (telkens) heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 2000 euro waaronder ook een groot bedrag aan muntgeld), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2 subsidiair
zij op of omstreeks 31 oktober 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer geldbedrag(en) (o.a. een groot bedrag aan muntgeld) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/deze geldbedrag(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de onder 1 en 2 primair en subsidiair aan verdachte ten laste gelegde feiten bepleit.
3.3. Bewijsmiddelverweer ex artikel 359a Sv
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat de aanhouding van verdachte (en haar medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook te noemen: [medeverdachte])) onrechtmatig is geweest, zodat al het nadien verkregen bewijs dient te worden uitgesloten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd, dat op het moment van aanhouden geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Immers was er op dat moment niet meer dan de aangifte van [slachtoffer] – die een relatief algemeen signalement opgaf – en de door twee andere verbalisanten opgetekende bevindingen met betrekking tot de signalementen van [verdachte] en [medeverdachte], hetgeen niet voldoende is voor het aannemen van een redelijk vermoeden van schuld. De camerabeelden van de Albert Heijn zijn pas op 1 november 2014 en de camerabeelden van de ABN AMRO zijn pas op 8 december 2014 uitgekeken, dus na de aanhouding van verdachte en [medeverdachte].
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het dossier en met name het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] leidt de rechtbank het volgende af. Op 31 oktober 2014 om 14.14 uur is verbalisant [verbalisant 1] naar zijn collega [verbalisant 2] gegaan, omdat deze verdachte en [medeverdachte] had staande gehouden wegens verdacht gedrag in en rondom het winkelcentrum De Symphonie te Nieuw-Vennep. Verdachte bleek gesignaleerd voor het betalen van een geldboete en een aanhouding buiten heterdaad op last van de officier van justitie. Op dezelfde dag om ongeveer 16.00 uur heeft [slachtoffer] bij verbalisant [verbalisant 3] aangifte gedaan van diefstal van zijn pinpas bij Albert Heijn. Tijdens de briefing is de staandehouding van verdachte en [medeverdachte] besproken, zodat [verbalisant 3] daarvan op de hoogte was. [verbalisant 3] heeft vervolgens het door [slachtoffer] gegeven signalement van de twee vrouwen waarvan [slachtoffer] dacht dat ze zijn pinpas uit zijn jas hadden gestolen, doorgegeven aan [verbalisant 1]. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] hadden vervolgens naar aanleiding van de signalementen het sterke vermoeden dat [verdachte] en [medeverdachte] betrokken waren bij de diefstal van de pinpas van [slachtoffer]. Hierop is verbalisant [verbalisant 1] tezamen met collega [verbalisant 4] naar de Albert Heijn waar volgens aangever de diefstal had plaatsgevonden, gegaan om de beelden uit te kijken. [verbalisant 1] constateerde dat de personen die op de camerabeelden te zien waren, overeenkwamen met de signalementen van [verdachte] en [medeverdachte]. Voorts zag [verbalisant 1] op deze beelden dat [verdachte] en [medeverdachte] dicht op [slachtoffer] gingen staan toen deze bezig was met het pinnen en dat dit nogmaals gebeurde toen [slachtoffer] bezig was met zijn boodschappen. Volgens het proces-verbaal heeft [verbalisant 1] “gezien het bovenstaande” contact gezocht met de dienstdoende hulpofficier van justitie. Deze heeft vervolgens met de officier van justitie gebeld, waarna toestemming is verleend tot aanhouding buiten heterdaad. Dit alles tezamen maakt naar het oordeel van de rechtbank dat niet sprake is van de enkele opgegeven signalementen van aangever en de verbalisanten. Immers zijn de camerabeelden al op 31 oktober 2014 in de Albert Heijn bekeken, zodat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer dient te worden verworpen.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 en 2 primair [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Door verbalisant [verbalisant 2] werden op 31 oktober 2014 omstreeks 14:10 uur twee vrouwen staande gehouden nabij een winkelcentrum te Nieuw-Vennep. Aan de hand van de legitimatiebewijzen bleken de dames te zijn genaamd [verdachte] en [medeverdachte].
[verdachte] voldeed bij staandehouding aan het volgende signalement:
vrouw, leeftijd tussen 20 en 25 jaar oud, lengte naar schatting tussen 160 en 170 cm, lang blond haar, los gedragen, blanke huidskleur, zwarte glimmende jas met bontkraag, zwarte rok tot aan de knieën met daaronder een zwartkleurige panty, halfhoge stofachtige zwarte laarzen.
[medeverdachte] voldeed bij staandehouding aan het volgende signalement:
vrouw, leeftijd tussen 20 en 25 jaar oud, lengte naar schatting tussen 150 en 160 cm, lang donker, zwart haar in een staart, getinte huidskleur, zwarte jas, zwarte rok, droeg onder rok een vleeskleurige panty, zwarte platte schoenen. [2]
Omdat [verdachte] gesignaleerd stond, zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] ter plaatse gekomen, waarna [verdachte] is overgebracht naar het politiebureau, terwijl [medeverdachte] haar weg heeft vervolgd.
Op 31 oktober 2014 deed [slachtoffer] (hierna: aangever) aangifte ter zake van diefstal van zijn pinpas, nadat hij omstreeks 13:10 uur boodschappen had gedaan bij de Albert Heijn aan het Handelplein te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer. Deze heeft hij met zijn pinpas afgerekend en hij is daarna naar huis gegaan. Aangever kon zich herinneren dat er in de Albert Heijn twee vrouwen achter hem stonden toen hij zijn boodschappen afrekende. Het betroffen twee vrouwen van tussen de 20 en 30 jaar, beiden slank. Eén van de vrouwen was blank/licht getint en had los, lang blond haar en droeg een lichte korte jas. De ander vrouw was licht getint, had donker/zwart krullend haar en droeg donkere kleding. Om 14:45 uur werd hij door een medewerker van de afdeling fraude van de ABN AMRO bank opgebeld, waarna hem werd medegedeeld dat er een groot bedrag van zijn rekening was afgeschreven. Op dat moment kwam aangever erachter dat hij niet meer in het bezit was van zijn pinpas. Verbalisant [verbalisant 3], die de aangifte heeft opgenomen, heeft vernomen van de ABN AMRO bank dat op 31 oktober 2014 om 13:14 uur een bedrag van € 250,00 is gepind bij een ING bank, om 13:23 uur een bedrag van € 750,00 is opgenomen bij de ABN AMRO op de Venneperstraat 1 in Nieuw-Vennep terminalnummer S1Y285, en er om 13:25 uur € 1.006,00 is betaald bij een muntgeldautomaat met nummer BC2P8J, zodat er in totaal € 2.006,00 van de rekening is geschreven. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] werd vervolgens gebeld door verbalisant [verbalisant 3] die de aangifte had opgenomen. Verbalisant [verbalisant 3] was op de hoogte van de staandehouding omdat dit was genoemd tijdens de briefing. Verbalisant [verbalisant 3] gaf de signalementen van de twee vrouwen zoals aangever deze had beschreven, waarop verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] het sterke vermoeden hadden dat [verdachte] en [medeverdachte] de pinpas van aangever hadden gestolen. Daarop zijn verbalisant [verbalisant 1] en zijn collega [verbalisant 5] naar de Albert Heijn aan het Handelplein te Nieuw-Vennep gereden om de camerabeelden van de Albert Heijn te bekijken. [4]
Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] en [medeverdachte] omstreeks 12.37 uur de Albert Heijn binnen kwamen. Omstreeks 12.57 uur begaf aangever zich tussen de gangpaden van de Albert Heijn. Hierbij liepen [verdachte] en [medeverdachte] op enkele meters achter aangever. Omstreeks 13.08 uur bevond aangever zich bij de kassa van de Albert Heijn. Toen aangever omstreeks 13.09 uur pinde bij genoemde kassa, bevond [medeverdachte] zich reeds voorbij deze kassa op ongeveer een meter afstand en kijkt hierbij in de richting van [slachtoffer]. [verdachte] bevond zich in de rij bij de kassa achter [slachtoffer]. Omstreeks 13.12 uur loopt [slachtoffer] richting de uitgang van de Albert Heijn. Ter hoogte van de informatiebalie lopen [verdachte] en [medeverdachte] op ongeveer een meter achter [slachtoffer]. De afstand tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] is korter. [5]
De rechtbank herkent de ter terechtzitting verschenen [medeverdachte] en [verdachte] als de personen die zijn afgebeeld op de in het dossier gevoegde camerabeelden. [6]
Na overleg met de officier van justitie is besloten tot de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte] over te gaan. Bij de aanhouding van [medeverdachte] in de woning aan de [adres] te Amsterdam, waar zij volgens de basisadministratie persoonsgegevens was ingeschreven, stond in één van de slaapkamers een Hello Kitty tasje niet afgesloten op het bed. Verbalisanten zagen dat zich in het tasje een grote hoeveelheid twee (2) euro munten bevond. Voorts zagen zij benen onder het bed, waarna zij het bed hebben opgetild en aldaar [medeverdachte] en [mededader] aantroffen. [7] [medeverdachte] heeft verklaard dat [mededader] haar vriend is en dat zij zich heeft verstopt in de kamer van haar vriend. [8]
Na telling bleek het om € 1.000,00 aan twee (2) euro muntstukken te gaan. Uit onderzoek is gebleken dat het wisselen van € 1.000,00 naar twee euro muntstukken € 6,00 kost. [9]
Voorts blijkt uit de camerabeelden van de pinautomaat welke door de ABN AMRO bank zijn verstrekt dat een man die door verbalisant ambtshalve wordt herkend als [mededader] (onder meer naar aanleiding van een foto in het bedrijfssysteem van de politie) op 31 oktober 2014 om 13:25 uur bij de pinautomaat S1Y285 aan de Venneperstraat 1 te Nieuw-Vennep was en hij om 13:26 uur klaar was met de pintransactie. Pinautomaat BC2P8J heeft geen camerabewaking op de automaat, maar er zijn wel beelden van een persoon die zich richting de automaat begeeft, omdat de automaat zich in de ABN AMRO bank bevindt. Ook zijn er camerabeelden waarop te zien is dat [mededader] om 13:26 uur de ABN-AMRO bank binnen loopt en deze weer verlaat om 13:30 uur . [10]
3.5. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van de aan verdachte ten laste gelegde feiten bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd, dat verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd, zij op 31 oktober 2014 weliswaar tezamen met haar medeverdachte in Nieuw-Vennep, maar niet in de Albert Heijn is geweest en zij zichzelf niet herkent op de zich in het dossier bevindende camerabeelden.
Naar het oordeel van de rechtbank vindt het door de raadsman gevoerde verweer zijn weerlegging in de hiervoor onder 3.4. beschreven bewijsmiddelen. Daaruit blijkt immers dat aangever omstreeks 13:10 uur in de Albert Heijn te Nieuw-Vennep zijn boodschappen heeft afgerekend en hij de Albert Heijn omstreeks 13:12 uur verliet. Op de camerabeelden is voorts te zien dat [verdachte] en [medeverdachte], die voldeden aan de door aangever opgegeven signalementen en door meerdere verbalisanten zijn herkend, dicht in de buurt van aangever bij de kassa hebben gestaan en daarna kort achter hem liepen. Vervolgens worden kort na het laatste gebruik van de pinpas door aangever en in een zeer kort tijdsbestek, namelijk om 13:14 uur, 13:23 uur en 13:25 uur, van 13 minuten bij drie verschillende geldautomaten grote geldbedragen opgenomen, onder andere door de vriend van [medeverdachte]. Gelet op dat korte tijdsbestek kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [verdachte], [medeverdachte] en [mededader] zich op 31 oktober 2014 schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van de hen ten laste gelegde diefstallen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte zich op 31 oktober 2014 tezamen en in vereniging met haar mededaders in de Albert Heijn te Nieuw-Vennep schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een ABN AMRO pinpas waarmee zij zich vervolgens tezamen met haar mededaders heeft schuldig gemaakt aan diefstal door middel van een valse sleutel door met voornoemde pinpas bij drie geldautomaten een totaalbedrag € 2.006,00 op te nemen welke pinpas en geldbedragen toebehoorden aan [slachtoffer].
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
zij op 31 oktober 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een enig goed, toebehorende aan [slachtoffer];
feit 2 primair
zij op tijdstippen op 31 oktober 2014 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit betaal- en/of pinautomaten telkens heeft weggenomen geldbedragen van in totaal 2.000 euro waaronder ook een groot bedrag aan muntgeld, telkens toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en haar mededaders telkens de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) weken met aftrek van het ondergane voorarrest.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om de door de officier van justitie geëiste straf te matigen, aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden op te leggen, waarop het voorarrest in mindering wordt gebracht. Daarnaast kan een geheel voorwaardelijke straf worden opgelegd. Voorts heeft de raadsman met een beroep op artikel 67a lid 3 Sv verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met haar mededaders schuldig gemaakt aan de diefstal van een pinpas in de Albert Heijn te Nieuw-Vennep welke toebehoorde aan een man van 85 jaren oud. Direct na de diefstal hebben verdachte en haar mededaders zich eveneens schuldig gemaakt aan drie diefstallen door met de gestolen pinpas drie geldbedragen, met een totaal van € 2.000,00, bij pinautomaten in de nabije omgeving op te nemen. Diefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengt. Naast materiële schade heeft verdachte door het wegnemen van de pinpas en misbruik makend van diezelfde pinpas het slachtoffer ook emotionele schade berokkend. Immers blijkt uit de verklaring van het slachtoffer, zoals opgenomen als toelichting bij diens voegingsformulier benadeelde partij, dat hij net 85 jaar was geworden en op dat moment in de Albert Heijn boodschappen had gedaan voor het vieren van die verjaardag, maar dat hij door de diefstallen totaal geen zin meer had in het verjaardagsfeestje. Daar komt naar het oordeel van de rechtbank bij dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] het blijkens de camerabeelden van de Albert Heijn doelbewust op [slachtoffer], zijnde een persoon op leeftijd, lijken te hebben gemunt, hetgeen de rechtbank verdachte zeer zwaar aanrekent. In combinatie met het feit dat verdachte blijkens het haar betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 3 november 2014, in het verleden reeds eerder onherroepelijk ter zake van diefstal is veroordeeld tot een geldboete, ziet de rechtbank aanleiding om ten nadele van verdachte af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS.
Ten aanzien van strafbare feiten van de aard en ernst als de onderhavige acht de rechtbank dan ook slechts de oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en dat mede gelet op de persoon van verdachte geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van langere duur meebrengt dan door de officier van justitie is gevorderd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Gelet op de op te leggen straf heeft de rechtbank geen aanleiding gezien voor opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a lid 3 Sv.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
7.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat deze vordering geheel voor toewijzing vatbaar is met de hoofdelijkheidsclausule en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel eveneens met de hoofdelijkheidsclausule.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen nu hij integrale vrijspraak heeft bepleit, subsidiair heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.3. Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 150,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit het eigen risico dat de ABN AMRO bank in rekening heeft gebracht met betrekking tot schade als gevolg van gepleegd misbruik van een bankpas.
De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 primair bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 primair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstallen in vereniging met een valse sleutel) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre van die betalingsverplichting zal zijn bevrijd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.6. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIER (4) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 150,00, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 150,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door DRIE (3) DAGEN hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. I.A.M. Tel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van maandag 2 februari 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] d.d. 1 november 2014 (pagina 33-36).
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] d.d. 31 oktober 2014 (pagina 27-29).
4.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2014 (pagina 38-42.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 17 december 2014 (pagina 74-75) en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2014 (pagina 40).
6.Fotobijlage bij proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 17 december 2014 (pagina 76-88).
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] d.d. 13 december 2014 (pagina 41).
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] d.d. 1 november 2014 (pagina 59 en 61).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2014 (pagina 43-44).
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2014 (pagina 94-104).