ECLI:NL:RBNHO:2015:651

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2015
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
15/710164-14 en 15/760921-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en belaging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte heeft in de periode van 17 maart 2014 tot 19 april 2014 herhaaldelijk bedreigende e-mails en berichten gestuurd naar het slachtoffer, die op dat moment 14 jaar oud was. De bedreigingen waren van ernstige aard, waarbij de verdachte onder andere heeft geuit dat hij de hele familie van het slachtoffer zou doodschieten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bedreigingen grote mentale gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer en haar familie, wat heeft geleid tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van zestig uur. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer voor zowel materiële als immateriële schade, en zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en reclasseringstoezicht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de bedreigingen, de leeftijd van het slachtoffer, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de impact van bedreigingen op slachtoffers en de noodzaak van een passende straf en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/710164-14 en 15/760921-12 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 2 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
19 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.J.C. Vos en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Oass, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2014 tot en met 19 april 2014 te Heemskerk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in die periode
- veelvuldig, althans meermalen gebeld naar de mobiele telefoon van die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans meermalen e-mails met dreigende inhoud naar die [slachtoffer] gestuurd, waaronder (onder meer) de tekst(en):
"Ik schiet de hele familie dood" en/of
"Als je niet komt praten pak ik mijn gun" en/of
"Kom nu praten, anders ga ik naar je huis en anders naar je school" en/of
"Ik kom nu naar je huis, dan steek ik je dood" en/of
- veelvuldig, althans meermalen whatsappberichten naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- ( op 16 april 2014 om 06.16 uur) een whatsappbericht gestuurd naar een vriendin van die [slachtoffer] (genaamd [vriendin]) met de tekst: "Zeg ma tegen [slachtoffer] [vriendin] dat zij kapot is, iedereen gaat haar pakken voor life" en/of "Gasten sturen wajjjjoooooc, iedereen zoekt haar" en/of
"hahahahha" en/of
- ( op 18 april 2014) een whatsappbericht gestuurd naar de vriend van de tweelingzus van voornoemde [slachtoffer] met onder meer de dreigende tekst: "Ik hoop dat je gehoord heb wat der gebeurd is today grote vriend zeg ma tegen [slachtoffer] ja dat , als ze daar nog een keer komt dat ze kkkkr vies de lul is en als ze my nie beld moge dat dan anders ga oplossen" en/of
- ( in de nacht van 18 op 19 april 2014) voor/bij de woning van voornoemde [slachtoffer] heeft staan schreeuwen: "Kankerhoer, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair:
hij in of omstreeks 17 maart 2014 tot en met 19 april 2014 te Heemskerk [slachtoffer] en/of haar familie (middels e-mailberichten en/of whatsappberichten en/of telefonisch) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik schiet de hele familie dood" en/of
"Als je niet komt praten pak ik mijn gun" en/of
"Kom nu praten, anders ga ik naar je huis en anders naar je school" en/of
"Ik kom nu naar je huis, dan steek ik je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde .
3.2. Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is integrale vrijspraak van het hem ten laste gelegde bepleit.
3.3. Vrijspraak primair ten laste gelegde feit
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is, hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat het verhandelde ter terechtzitting en het onderhavige strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een stelstelmatige inbreuk door verdachte op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Immers blijkt uit het dossier dat zij 27 keer is gebeld, maar een aantal gesprekken daarvan zijn gevoerd met een afgeschermd nummer, zodat het daadwerkelijke van verdachte afkomstige aantal telefoontjes niet kan worden vastgesteld. Voorts zijn er in een periode van ongeveer één maand 78 e-mailberichten en een aantal Whatsapp-berichten naar [slachtoffer] gestuurd, maar het dossier biedt onvoldoende informatie over de feitelijke context waarin die berichten zijn verzonden zodat de voor belaging vereiste wederrechtelijkheid niet worden bewezen. Ook dit leidt ertoe dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden subsidiair ten laste gelegde feit [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de periode van maandag 17 maart 2014 tot 19 april 2014 ontvangt aangeefster
[slachtoffer], die woonachtig is te Heemskerk, 78 e-mails van de e-mailaccount van verdachte, eveneens woonachtig te Heemskerk, met onder meer als inhoud: “ik schiet de hele familie dood,” “als je niet komt praten, dan pak ik mijn gun,” “kom nu praten, anders ga ik naar je huis en anders naar je school.” [2] De zus van aangeefster heeft deze e-mails ook gelezen en haar hele familie is door alle bedreigingen bang geworden. [3] Verdachte was, naar eigen zeggen, toen een beetje van slag en had liefdesverdriet. [4]
Naast e-mails, ontvangt een vriendin van aangeefster in de genoemde periode tevens sms-berichten op haar telefoon, afkomstig van een mobiel nummer, te weten [telefoonnummer verdachte], dat zij heeft opgeslagen onder de naam van verdachte. Deze berichten hebben als inhoud een soortgelijke strekking als de e-mails die aangeefster heeft ontvangen. [5] Via het mobiele nummer [telefoonnummer verdachte] heeft de politie al in 2012 telefonisch contact met verdachte gezocht, waarbij verdachte zijn naam noemde en hij vervolgens op de daartoe gemaakte afspraak voor verhoor op het politiebureau is verschenen. [6]
3.5. Bewijsoverweging
De verdediging heeft vrijspraak van de subsidiair ten laste gelegde bedreigingen bepleit, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde bedreigende teksten naar aangeefster heeft gestuurd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat zich in het strafdossier naast de verklaringen van het slachtoffer en haar zus niets meer bevindt dan een proces-verbaal van bevindingen van een verbalisant die heeft opgetekend dat hij een USB-stick heeft ontvangen waarop hij 78 e-mailberichten heeft aangetroffen afkomstig van verdachte. Nu zowel de verdediging als de rechtbank niet over de daadwerkelijke e-mailberichten beschikken valt niet te controleren of die e-mailberichten daadwerkelijk door verdachte van zijn e-mailadres zijn gestuurd en wat de precieze inhoud van de berichten was, zodat verdachte, bij gebreke van zekerheid hierover dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.
De inhoud van de e-mails zoals weergegeven en bij de politie aangeleverd door aangeefster is bevestigd door getuige [getuige], zijnde de zus van aangeefster, en verbalisant [verbalisant]. Dat het verdachte is geweest, die deze bedreigende teksten naar aangeefster heeft gestuurd en niet iemand anders die zich als hem voordeed, stelt de rechtbank vast op grond van het volgende. Verdachte was naar eigen zeggen ten tijde van het tenlastegelegde van slag en had liefdesverdriet. Dit blijkt ook uit de sms-berichten die hij naar een vriendin van aangeefster over laatstgenoemde heeft gestuurd en die eenzelfde dreigende strekking hebben als de e-mails die hij aan aangeefster heeft gestuurd. Dat deze sms-berichten daadwerkelijk van verdachte afkomstig zijn en dat niet alleen een telefoonnummer met de naam van verdachte in de telefoon van de vriendin van aangeefster zijn opgeslagen, blijkt uit het feit dat het betreffende telefoonnummer ook te zien is en dat nummer (in 2012) bij verdachte in gebruik was; hij was immers op dat nummer te bereiken door de politie. De rechtbank stelt vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode kennelijk emotioneel was, dreigende teksten over aangeefster naar anderen heeft geuit en de hem verweten bedreiging van aangeefster weliswaar niet expliciet heeft bekend, maar kennelijk ook niet helemaal heeft willen uitsluiten, terwijl het door de verdediging aangevoerde scenario, dat niet verdachte, maar een ander de bedreigingen in de e-mails aan aangeefster heeft geuit, geen enkele steun vindt in het dossier.
Het verweer van de verdediging vindt dan ook zijn weerlegging in de hiervoor onder 3.4. weergegeven bewijsmiddelen en met name in verdachtes eigen verklaring tegenover de rechter-commissaris op 22 april 2014, kort na de ten laste gelegde periode. De rechtbank komt derhalve tot de volgende bewezenverklaring.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair
hij in de periode van 17 maart 2014 tot 19 april 2014 te Heemskerk [slachtoffer] en haar familie middels e-mailberichten heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
"Ik schiet de hele familie dood" en
"Als je niet komt praten pak ik mijn gun" en
"Kom nu praten, anders ga ik naar je huis en anders naar je school".
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden met een proeftijd van twee (2) jaren, met als bijzondere voorwaarden: reclasseringstoezicht, een meldplicht, ook indien deze inhoudt dat hij een CoVa-training volgt en een contactverbod ten aanzien van aangeefster [slachtoffer]. Ook dient verdachte, in geval zich een toevallige ontmoeting met aangeefster voordoet, zich te verwijderen. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van zestig (60) uren, subsidiair dertig (30) dagen hechtenis. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld, dat de vordering tot een bedrag van € 1.248,41 voor toewijzing vatbaar is (materiële schade € 498,41 en immateriële schade € 750,00).
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft matiging bepleit van de door de officier van justitie gevorderde straf, door het niet opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf en voorts door beperking van de taakstraf tot dertig (30) uren. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld, dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van het omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 3 juli 2014 van [reclasseringswerker], als reclasserings-werkster verbonden aan Reclassering Nederland te Haarlem, is gebleken. Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de brief van [jeugdreclasseerder] van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland d.d. 29 december 2014.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer een maand schuldig gemaakt aan bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht. Door de via e-mailberichten geuite woorden dat hij aangeefster dood zou steken en haar hele familie dood zou schieten hebben aangeefster en haar familieleden zich zeer bedreigd gevoeld. Het uiten van dergelijke bedreigingen veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving en bij de slachtoffers zelf. De rechtbank rekent dit verdachte aan, temeer nu aangeefster ten tijde van de bedreiging 14 jaar oud was en verdachte de bedreigingen niet alleen jegens haar, maar ook jegens of ten aanzien van haar familie heeft geuit. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, welke ter terechtzitting door aangeefster is voorgelezen, is de rechtbank gebleken dat de bedreigingen mentaal grote gevolgen voor haar hebben gehad en nog steeds hebben.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 16 december 2014, in het verleden reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld en in een proeftijd liep ten tijde van het ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee (2) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Tevens dient aan verdachte een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren te worden opgelegd.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door Reclassering Nederland noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Tevens acht de rechtbank een contactverbod met slachtoffer [slachtoffer] noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal eveneens als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Het door de officier van justitie geëiste gebod om zich te verwijderen zal de rechtbank niet opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt door het op te leggen contactverbod reeds voldoende gewaarborgd dat verdachte geen contact met aangeefster heeft, hetgeen de rechtbank in de onderhavige situatie voldoende acht.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.498,41 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- kosten aanschaf nieuwe telefoon € 181,05;
- kosten aanvraag nieuw mobiel nummer € 17,36;
- verminderde inkomsten (verplaatste schade) vader € 300,00 en
- smartengeld (immateriële schade) € 2.000,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag een bedrag van € 198,41 (aanschaf nieuwe mobiele telefoon en kosten aanvraag nieuw mobiel nummer) rechtstreeks voortvloeit uit het onder subsidiair bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 750,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij kan niet in haar vordering worden ontvangen voor zover deze ziet op de door haar vader gederfde inkomsten. Het gaat hier immers niet om schade van de benadeelde partij zelf maar om schade die haar vader heeft geleden dan wel om kosten die hij voor zijn dochter heeft gemaakt en die als zogenaamde verplaatste schade voor vergoeding in aanmerking zouden kunnen komen. In dit strafproces komt hem echter geen vordering toe omdat hij in deze zaak niet geldt als slachtoffer in de zin van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder subsidiair bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf
Bij vonnis van 11 december 2012 in de zaak met parketnummer 15/760921-12 heeft de kinderrechter te Haarlem verdachte ter zake van poging tot afpersing veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één (1) maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee (2) jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering juncto artikel 77bb van het Wetboek van Strafrecht is aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 28 december 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd, met dien verstande dat deze wordt omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, maar zal daarbij bepalen dat de opgelegde gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van na te noemen aantal uren.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het onder 3.6. bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE (2) MAANDEN, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich zal houden aan een meldplicht, inhoudende dat hij zich gedurende de proeftijd van twee (2) jaren meldt bij Reclassering Nederland, adviesunit 2, regio Noord-West op het adres (2015 BJ) Haarlem, Zijlweg 148c en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij de reclassering zo frequent en zolang als deze dit noodzakelijk acht;
- zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-RN Cognitieve Vaardigheden, aangeboden door Reclassering Nederland, of een soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven;
- zich zal houden aan een contactverbod, inhoudende dat hij gedurende de proeftijd van twee (2) jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem noodzakelijk oordeelt;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van ZESTIG (60) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door DERTIG (30) DAGEN hechtenis;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee (2) uren taakstraf, subsidiair één (1) dag hechtenis, in mindering worden gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 948,41, bestaande uit € 198,41 voor de materiële schade en
€ 750,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 948,41, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door negentien (19) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting niet opheft;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15/760921-12:
wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/760921-12, met dien verstande dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie voor de duur van één (1) maand, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Haarlem d.d. 11 december 2012, wordt opgelegd een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van ZESTIG (60) UREN, subsidiair DERTIG (30) DAGEN hechtenis;
heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. I.A.M. Tel en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van maandag 2 februari 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 19 april 2014 (pagina 23 onderaan) en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 15 augustus 2014 (losse dossierbijlage).
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 19 april 2014 (pagina 32) en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 19 april 2014, pagina 24 laatste zin en 25 bovenaan).
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] bij de RC d.d. 22 april 2014 (los opgenomen).
5.De bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 19 april 2014 (pagina 29).
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] (pagina 76).