Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.HET VERLOOP VAN HET GEDING
2.DE UITGANGSPUNTEN
3.DE VORDERING EN DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
4.DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
5.DE BESLISSING
30 juni 2015in tegenwoordigheid van
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de naamloze vennootschap SRLEV N.V. (hierna: Reaal) en een gedaagde partij. Reaal vorderde schorsing van de executie van een eerder vonnis van de kantonrechter, dat op 13 mei 2015 was gewezen. Dit vonnis verplichtte Reaal om een bedrag van € 13.236,52 aan de gedaagde te betalen. Reaal was het niet eens met dit vonnis en had aangekondigd hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.
De voorzieningenrechter oordeelde dat Reaal voldoende aannemelijk had gemaakt dat het vonnis van de kantonrechter berustte op een kennelijke juridische misslag. De kantonrechter had in plaats van een vonnis in het vrijwaringsincident te wijzen, een eindvonnis in de hoofdzaak gewezen, terwijl Reaal niet in de gelegenheid was gesteld om van antwoord te dienen. Dit was in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gedaagde misbruik maakte van zijn executierecht door de executie van het vonnis voort te zetten.
De voorzieningenrechter schorste daarom de executie van het vonnis totdat het gerechtshof te Amsterdam in hoger beroep eindarrest zal hebben gewezen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het vonnis al geldende werking heeft zolang er geen beslissing is genomen op het (eventuele) beroep.