Uitspraak
[veroordeelde] ,
De vordering
De behandeling ter terechtzitting
Toepasselijke wetsartikelen
Beslissing
20 juli 2015voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 32 maanden ondergaat, had recht op voorwaardelijke invrijheidstelling op 20 juli 2015. De officier van justitie had echter op 17 juni 2015 een schriftelijke vordering ingediend om deze invrijheidstelling met 90 dagen uit te stellen, onderbouwd door een reclasseringsrapport dat een hoog recidiverisico aangaf. Dit rapport stelde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de huisvestingssituatie en de inzet van een COSA-kring, evenals over eventuele psychische problematiek.
Tijdens de openbare terechtzitting op 14 juli 2015 is de veroordeelde verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen. Een reclasseringswerker van GGZ Reclassering Palier heeft het reclasseringsrapport toegelicht en verklaard dat er inmiddels een plan van aanpak was opgesteld. De reclassering adviseerde om de veroordeelde in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, gezien de positieve ontwikkelingen in zijn situatie en de bereidheid van de veroordeelde om zich aan de voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vordering en dat de detentie van de veroordeelde op 9 november 2013 was aangevangen. Na beoordeling van de rapporten en de verklaringen van de getuige, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet langer noodzakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en bepaald dat de veroordeelde op voorwaardelijke basis in vrijheid zal worden gesteld, onder de in het reclasseringsrapport geformuleerde bijzondere voorwaarden.