ECLI:NL:RBNHO:2015:6373

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2015
Publicatiedatum
23 juli 2015
Zaaknummer
14/700041-12 (VI)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling wegens gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 32 maanden ondergaat, had recht op voorwaardelijke invrijheidstelling op 20 juli 2015. De officier van justitie had echter op 17 juni 2015 een schriftelijke vordering ingediend om deze invrijheidstelling met 90 dagen uit te stellen, onderbouwd door een reclasseringsrapport dat een hoog recidiverisico aangaf. Dit rapport stelde dat er onvoldoende duidelijkheid was over de huisvestingssituatie en de inzet van een COSA-kring, evenals over eventuele psychische problematiek.

Tijdens de openbare terechtzitting op 14 juli 2015 is de veroordeelde verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen. Een reclasseringswerker van GGZ Reclassering Palier heeft het reclasseringsrapport toegelicht en verklaard dat er inmiddels een plan van aanpak was opgesteld. De reclassering adviseerde om de veroordeelde in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, gezien de positieve ontwikkelingen in zijn situatie en de bereidheid van de veroordeelde om zich aan de voorwaarden te houden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vordering en dat de detentie van de veroordeelde op 9 november 2013 was aangevangen. Na beoordeling van de rapporten en de verklaringen van de getuige, heeft de rechtbank geconcludeerd dat de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet langer noodzakelijk was. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen en bepaald dat de veroordeelde op voorwaardelijke basis in vrijheid zal worden gesteld, onder de in het reclasseringsrapport geformuleerde bijzondere voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 14/700041-12 (VI)
V.I. zaaknummer: 99/000323-13
Uitspraakdatum: 14 juli 2015
Beslissing uitstel / afstel voorwaardelijke invrijheidstelling (ex artikel 15d Sr)
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland d.d. 3 mei 2013 is

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [adres 2] ,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan de tenuitvoerlegging met ingang van 9 november 2013 is aangevangen.
Gelet op de totale duur van de inmiddels ondergane vrijheidsontneming ter zake van bedoeld vonnis zal het moment waarop betrokkene krachtens het bepaalde in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht voorwaardelijk in vrijheid kan worden gesteld worden bereikt op 20 juli 2015.

De vordering

De schriftelijke vordering van de officier van justitie d.d. 17 juni 2015 strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling met een termijn van 90 (negentig) dagen zal uitstellen.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het opleggen van voorwaarden het recidiverisico voor het plegen van misdrijven onvoldoende inperkt, nu uit het reclasseringsrapport gedateerd 21 mei 2015 blijkt dat GGZ Reclassering Palier gelet op het zeer hoge recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden ten tijde van het opmaken van het rapport niet tot een plan van aanpak kan komen. De officier van justitie is van mening dat er eerst meer duidelijkheid dient te zijn over de huisvestingssituatie, de mogelijkheden voor de inzet van een COSA-kring en de eventuele aanwezigheid van psychische en/of psychiatrische problematiek, inclusief een behandeladvies. Daarnaast is er problematiek ten aanzien van middelengebruik en is er sprake van langdurige sociaal-maatschappelijke problematiek. Tijdens het uitstel zal er worden gewerkt aan een plan van aanpak en aan verdiepingsdiagnostiek. Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek zal de invulling van voorwaarden aangaande de voorwaardelijke invrijheidstelling plaatsvinden.

De behandeling ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 14 juli 2015.
Veroordeelde is ter terechtzitting verschenen en werd bijgestaan door zijn raadsman mr. A.W.J. van Galen, advocaat te Amsterdam.
Voorts is als getuige verschenen [naam] , als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Palier.
De getuige [naam] heeft bij de behandeling van de vordering het reclasseringsrapport d.d. 21 mei 2015 toegelicht en een aanvullend reclasseringsrapport d.d. 14 juli 2015 overgelegd. Zij heeft daarbij verklaard dat verdachte niet kan worden verweten dat het geïndiceerde persoonlijkheids- en intelligentieonderzoek niet heeft plaatsgevonden voorafgaand aan het moment van aanvraag van de voorwaardelijke invrijheidstelling, nu de verantwoordelijke instantie heeft nagelaten daarbij voldoende voortvarend te handelen. Gelet op het voorgaande is de reclassering in de tussenliggende periode zelf aan de slag gegaan en heeft met spoed het aanvullend rapport opgesteld, welk rapport - zakelijk weergegeven – onder meer het volgende inhoudt:
Het voorgenomen woonadres bij moeder is geschikt bevonden. Er zijn geen contra-indicaties voor de toepassing van elektronische controle geconstateerd. De elektronisch controle-expert van de Stichting Verslavingsreclassering GGZ geeft aan geen bezwaren te zien voor een aansluiting van elektronische controle op korte termijn, zoals bij aanvang van de voorwaardelijke invrijheidstelling op 20 juli aanstaande. Veroordeelde is gescreend in het kader van het vormen van een COSA-kring. De landelijk projectleider COSA zal hierover nog contact opnemen met GGZ reclassering Palier om het een en ander door te bespreken. COSA kan gelet op het feit dat dit een vrijwillig traject betreft echter niet worden opgelegd als verplichting binnen het reclasseringstoezicht door middel van een bijzondere voorwaarde.
Uit de verdiepingsdiagnostiek die inmiddels is afgerond is naar voren gekomen dat behandeling geïndiceerd is, gezien het feit dat er aanwijzingen zijn voor persoonlijkheidsproblematiek en problemen in de emotie- en agressieregulatie. Een aanmelding bij een Forensische Polikliniek wordt genoemd. Geadviseerd wordt om veroordeelde in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
De getuige [naam] heeft aan voornoemd rapport – zakelijk weergegeven – toegevoegd dat de reclassering een plan van aanpak heeft kunnen opstellen. Er wordt aan gedacht om veroordeelde aan te melden bij de Forensische Polikliniek De Waag. Daarnaast blijft de garantstelling bij PTC Haarlem voor een dagbesteding van minimaal 26 uren per week behouden. Gelet op het voorgaande is de reclassering van mening dat uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet langer noodzakelijk is.
Veroordeelde heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tevreden is met het feit dat de reclassering zo voortvarend heeft gehandeld bij het opstellen van het aanvullend rapport en dat hij bereid is zich aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden.
De raadsman van veroordeelde heeft de rechtbank onder verwijzing naar de inhoud van het aanvullend reclasseringsrapport verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen.
De officier van justitie heeft haar schriftelijke vordering tot uitstel ter terechtzitting gewijzigd in dier voege dat zij thans vordert dat die vordering zal worden afgewezen.
De beoordeling
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vordering, nu deze tijdig en op de bij de wet voorgeschreven wijze is ingediend en ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
De rechtbank stelt vast dat bij vonnis van 3 mei 2013 aan veroordeelde een gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden is opgelegd.
De rechtbank stelt voorts vast dat de detentie van veroordeelde op 9 november 2013 is aangevangen en dat ingevolge artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht de voorwaardelijke invrijheidstelling op 20 juli 2015 kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport ten behoeve van voorwaardelijke invrijheidstelling betreffende veroordeelde, gedateerd 21 mei 2015, eindigend in een advies de voorwaardelijke invrijheidstelling met een termijn van 90 (negentig) dagen uit te stellen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het adviesrapport voorwaardelijke invrijheidstelling betreffende veroordeelde, gedateerd 1 juni 2015 en opgemaakt door de (plaatsvervangend) vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting [adres 2] . In dit adviesrapport wordt geadviseerd om veroordeelde, gelet op het advies van de reclassering, niet in aanmerking te laten komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank heeft ten slotte kennisgenomen van het aanvullend reclasseringsrapport ten behoeve van voorwaardelijke invrijheidstelling betreffende veroordeelde, gedateerd 14 juli 2015 en opgemaakt door [naam] , als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Palier, alsmede de toelichting die [naam] ter zitting heeft gegeven.
De rechtbank overweegt dat de reclassering in het aanvullend rapport d.d. 14 juli 2015 een gedegen plan van aanpak heeft opgesteld en op goede gronden heeft geadviseerd om veroordeelde in aanmerking te laten voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Veroordeelde heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard de geadviseerde voorwaarden na te leven.
De rechtbank adviseert het Openbaar Ministerie om veroordeelde onder de in het reclasseringsrapport d.d. 14 juli 2015 geformuleerde bijzondere voorwaarden voorwaardelijk in vrijheid te stellen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het recidiverisico voor misdrijven voldoende ingeperkt met de oplegging van de voornoemde bijzondere voorwaarden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er termen zijn de schriftelijke vordering van de officier van justitie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen.

Toepasselijke wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 15d en 15f van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Wijst de vordering tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Bepaalt dat veroordeelde op
20 juli 2015voorwaardelijk in vrijheid zal worden gesteld.
Deze beslissing is genomen door mr. L.J. Saarloos, mr. A.S. van Leeuwen en mr. M.S. Lamboo, in tegenwoordigheid van S.D.M. Piet, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juli 2015.