ECLI:NL:RBNHO:2015:6160
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging van verdachte na eerdere beëindiging van de strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij het faciliteren van de toegang van een ander tot Nederland en andere landen. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het onderhouden van contacten, het boeken van vliegtickets en het optreden als tolk bij grenscontroles. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging, omdat de zaak eerder was aangehouden voor nader onderzoek en het lange tijdsverloop onduidelijkheid voor de verdachte met zich meebracht. De verdediging heeft dit standpunt ondersteund en benadrukt dat de rechtbank eerder de zaak had beëindigd op basis van artikel 36 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft het standpunt van de verdediging gevolgd en geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, aangezien de zaak eerder was beëindigd. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.