ECLI:NL:RBNHO:2015:6114
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde na recidive
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 juli 2015 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De vordering is ingediend door de officier van justitie op 2 april 2015, omdat de veroordeelde zich binnen de proeftijd van 365 dagen opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die op 26 november 2014 voorwaardelijk in vrijheid was gesteld, zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie toegewezen en de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 280 dagen gelast.
Tijdens de openbare terechtzitting op 19 juni 2015 heeft de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Lans, zijn standpunt toegelicht. De verdediging heeft verzocht om de herroeping af te wijzen, zodat de veroordeelde na zijn detentie in de hoofdzaak met parketnummer 820318-15 terug kan keren naar Suriname. De officier van justitie heeft echter volhard in de vordering tot herroeping, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beoordeling.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende redenen zijn om de vordering toe te wijzen, gezien de recidive van de veroordeelde kort na zijn vrijlating. De rechtbank heeft daarbij artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 juli 2015. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping toegewezen en gelast dat de veroordeelde de resterende 280 dagen van zijn straf moet ondergaan.