ECLI:NL:RBNHO:2015:6079
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte op Schiphol
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 17 december 2014 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, werd aangehouden. De verdachte, geboren in Polen en thans gedetineerd in Detentiecentrum Schiphol, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 5587,5 gram cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting werd de ontkennende verklaring van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld, vooral gezien de inconsistenties in zijn verklaringen en zijn zenuwachtige gedrag tijdens de controle van zijn bagage. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de koffer die hij had ingecheckt.
De rechtbank oordeelde dat het bewezenverklaarde feit, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wettig en overtuigend bewezen was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 39 maanden geëist, maar de rechtbank besloot, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank nam in overweging dat de verdachte in armoedige omstandigheden leefde en verantwoordelijk was voor zijn vrouw en twee kinderen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is gepubliceerd op Rechtspraak.nl.