ECLI:NL:RBNHO:2015:6077
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne door verdachte op Schiphol met aanzienlijke persoonlijke omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 december 2014 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, werd aangehouden voor de opzettelijke invoer van cocaïne. De verdachte, afkomstig uit Suriname, arriveerde op de luchthaven met een rolkoffer waarin een gele plastic tas was verstopt met daarin een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Tijdens de controle van zijn bagage ontdekte de douane dat de tas drie zakken met bonbons bevatte, waarin een witte substantie zat die positief testte op cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft verklaard dat hij de tas op verzoek van een tante had meegenomen voor zijn ex-zwager, maar de rechtbank oordeelde dat hij zich willens en wetens blootstelde aan de kans dat de tas verdovende middelen bevatte. De rechtbank achtte het opzet van de verdachte in voorwaardelijke zin bewezen.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van dertig maanden geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zelfdoding van zijn vrouw, die de zorg voor hun kinderen op hem had gelegd. De rechtbank besloot uiteindelijk tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte een aanzienlijke afwijking van de gebruikelijke straf rechtvaardigden, gezien de ernst van het feit en de impact op zijn gezin.