ECLI:NL:RBNHO:2015:6074
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Strafzaak tegen verdachte voor de invoer van cocaïne via Schiphol met bijzondere aandacht voor jeugdige leeftijd en naïviteit
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 14 december 2014 op Schiphol werd aangehouden met ongeveer 2724,9 gram cocaïne. De verdachte, een jonge vrouw uit Venezuela, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van deze verdovende middelen in Nederland. Tijdens de zitting op 25 maart 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. R. Hagemeier, gehoord, evenals de verdediging door haar advocaat, mr. M.H. Aalmoes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft verklaard dat zij niet op de hoogte was van de inhoud van de pakketten die om haar middel waren bevestigd, maar de rechtbank oordeelde dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat het om cocaïne ging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en heeft haar een gevangenisstraf van vijftien maanden opgelegd, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, rekening houdend met haar jeugdige leeftijd en persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een traject gericht op scholing en werk.