ECLI:NL:RBNHO:2015:6029
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring invoer van cocaïne te Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 december 2014 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van aanhouding en deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, strafbaar is. De verdachte is schuldig bevonden aan de invoer van 2.606,1 gram cocaïne, een schadelijke stof die bestemd was voor verdere verspreiding. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere verslaving aan cocaïne en zijn poging om hiervan af te kicken. Ondanks de ernst van het feit heeft de rechtbank besloten om af te wijken van de gebruikelijke strafmaat, gezien de omstandigheden waaronder de verdachte tot zijn daad is gekomen.
Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft benadrukt dat de opgelegde straf in verhouding moet staan tot de ernst van het feit en de persoonlijke situatie van de verdachte.